| |
| |
| |
Rembrandt, ‘Man in oosterse kledij’, 1635, hout, 72 x 54,5 cm., Rijksmuseum, Amsterdam.
| |
| |
| |
Nieuwe moslims in Nederlandse steden
Karel Steenbrink
werd geboren in 1942 te Breda. Studeerde theologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en aan het Darus-Salam College te Gontor, Indonesië. Hij doceerde over Islam en Christendom in Jakarta, Yogyakarta, Montreal en Leiden en is nu verbonden aan het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica (IIMO) te Utrecht. Adres: Fien de la Marlaan 84, 3584 ZX Utrecht
De religieuze beweging die nu door aanhangers en buitenstaanders ‘Islam’ wordt genoemd, ontstond tussen 600-632 in de stad Mekka. Anders dan bij de funderende documenten van christendom of boeddhisme, komt er in de basistekst van de islam, de koran, geen zaaiende boer, geen herder op zoek naar zijn schapen, of een eenvoudige beschouwer van de leliën des velds voor. Het zevenregelige gebed, dat het eerste hoofdstuk van de koran is (Al Fatiha, ‘de opening’, in hoog tempo zeventien maal per dag gezegd door iedereen die zich strikt houdt aan de regels van het rituele vijfmaal daagse gebed), bevat een bede tot ‘de erbarmer, de barmhartige, de heerser op de oordeelsdag’ om de juiste leiding te krijgen ‘op de weg van hen aan wie U genade geschonken hebt’. Op meerdere plaatsen wordt die dreigende dag ook wel ‘dag van de afrekening’ genoemd, maar de mens hoeft daarop niet te wachten want ‘God is snel met de afrekening’ (koran 2:202). De taal van de koran is de taal van de stad, met name die van de boekhouder. De ongelovigen lijden verlies en diegenen die het goed doen, krijgen hun winst hier op aarde en in de hemel.
De boekhoudkundige, nogal financieel gerichte terminologie van de koran wordt wel verklaard uit het feit, dat de koran is neergezonden in een opkomende handelsstad, waar de collectieve ethiek van de Arabische stammen geen antwoord kon geven op het individualisme van de opkomende rijken, die hun winsten niet mochten besteden aan arme clan- en familieleden, maar moesten investeren in hun handelshuis. De theorie van Weber en zijn Amerikaanse protestanten toegepast op het succes van de nieuwe religie in de Arabische woestijn. Weduwen en wezen, die in het oude bestel door het clanhoofd werden opgevangen en verzorgd, kregen nu een eigen recht op erfenis en een deel van de nieuwe belastingopbrengst. Mohammed voerde een indi-
| |
| |
vidueel uit te voeren vroomheid in: het gebed dat vijfmaal daags gezegd moet worden in huis, op straat, op de werkplek. Slechts eenmaal per week worden de mannen tot een gezamenlijk gebed aangespoord. De ethische aansporingen van de koran zijn sterk gericht op individuele verantwoordelijkheid: de eenzame positie voor Gods rechterstoel, zonder advocaat of voorspraak, moet het individu verantwoordelijkheidsgevoel geven. De scheppingspsalmen in de koran lopen vaak niet uit op het bezingen van Gods lof, maar beklemtonen, dat de mens alles slechts tijdelijk is toevertrouwd en dat hij als beheerder later verantwoording af moet leggen.
Het succes van het islamitische recept voor een verstedelijkte en individualistische maatschappij hoeven we niet alleen toe te passen op de vroegere tijden: de stadsgodsdienst van de islam lijkt het in deze tijden van industrie en secularisatie beter te doen dan het christendom. In de westerse steden worden de kerken omgebouwd tot warenhuizen, appartementsgebouwen, of nogal eens tot moskeeën. Deze bijdrage wil in een kort bestek de vraag van de verhouding tussen de islam en de moderne Nederlandse stad ietwat preciseren.
| |
Vele gezichten
De islamitische beweging kende een vliegende start: Mohammed stierf in 632 en honderd jaar later waren er al islamitische heersers in een gebied, dat zich uitstrekte van het huidige Pakistan tot aan het zuiden van Spanje. De Belgische historicus Henri Pirenne zag in de opkomst van de islam dan ook de belangrijkste oorzaak voor een eeuwenlange depressie en stagnatie in Europa. Europa zou zijn afgesloten van de toegang tot Afrika en Azië. Zijn thesis heeft wel niet stand gehouden, omdat culturen ingewikkelder in elkaar zitten, maar tekent wel de reputatie van ‘ontwikkelde wereld’ die de moslims lange tijd hebben uitgestraald. Thomas van Aquino citeerde vol bewondering Averroës. Rembrandt en collega's uit zijn tijd hadden een set met luxe Turkse kleren in voorraad voor klanten die via een portret graag wilden imponeren. De Nederlandse reizende arts en tekenaar Nicolaus de Graaf maakte in 1641 een begrafenis mee van de sultan van Atjeh, waarbij hij verbaasd was over de pracht en praal van dit oosterse hof, waar een ‘Moorschen Bisschop’ net zoveel macht en rijkdom kon vergaren als Richelieu in het Frankrijk van die dagen.
In die tijd was ‘de islam’ al uitgegroeid tot een veelkleurige gemeenschap van landen en culturen, waarbinnen het ethisch reveil en de religieuze visioenen van Mohammed nauwelijks meer echt kracht uitstraalden. De Alevitische spirituele leiders of dede uit Turkije hebben met de Marokkaanse marabout vooral gemeenschappelijk, dat beide aan een rand van de ‘islamitische orthodoxie’ staan. Ze zijn belangrijke leiders in lokale vormen van islam, die onderling even sterk verschillen als de statige pracht van de Russische ortho-
| |
| |
De begrafenis van de Sultan van Atjeh in 1641, uit het boek van Nicolaus de Graaf.
doxe kerk zich onderscheidt van de directe bevlogenheid van een zwarte baptistenkerk uit het zuiden van de Verenigde Staten.
| |
Missionarissen, gastarbeiders, migranten en asielzoekers
De moslims die de laatste dertig jaar vanuit Turkije, Marokko, Hindoestaans en Javaans Suriname en recentelijk vooral uit Afghanistan, Iran en Somalië naar Nederland zijn gekomen, hebben meer dan de naam gemeen: zij kunnen gezamenlijk deelnemen aan het islamitische rituele gebed, dat gelijk is voor soennieten en sjiieten. Hierdoor kent de islamitische wereld gelukkig geen
| |
| |
probleem van verdeeldheid en intercommunie-debat, zoals hun christelijke zusters en broeders. Zij kunnen ook allen deelnemen aan de hadj-bedevaart, die eenmaal per jaar in Mekka plaatsvindt, op voorwaarde dat zij niet tot de Ahmadiyya-beweging behoren. Deze laatste groep (die de eerste moskee in Den Haag stichtte in 1955) gebruikt dezelfde koran, verricht op gelijke wijze het rituele gebed, de vasten en de andere verplichtingen. Maar haar grote verering voor de eigen stichter Mirza Ghulam Ahmad (1853-1908), die profeet wordt genoemd, nog naast en na Mohammed, blokkeert contacten met anderen. Individuele moslims, die niet via de grote organisaties naar Mekka reizen, dienen bij een Haagse organisatie een niet-Ahmadiyyah verklaring te ondertekenen, voor zij een Saoedisch visum krijgen. Overigens wordt er wereldwijd wel enigszins ambigu tegen de Ahmadi's aangekeken. Zij zijn zeer actief als verkondigers van de islam in de westerse wereld en stuurden niet alleen hun zendelingen naar Londen, Den Haag en New York, maar publiceren ook een stortvloed aan anti-christelijke literatuur en verspreiden pamfletten om de overeenstemming van de islam met de moderne wetenschap te verdedigen. Met name deze laatste worden door andere moslims in hun zelfbepaling tegenover christenen of ongelovige westerlingen graag gebruikt. Geschat wordt dat de van oorsprong veelal Pakistaanse Ahmadi's en hun Nederlandse bekeerlingen het getal van vijfhonderd nog niet bereiken.
De overgrote meerderheid van de Nederlandse moslims is afkomstig van de mensen die sinds 1970 eerst als gastarbeiders, toen als migrant of allochtoon naar Nederland kwamen: vooral de Turken, die nu ong. 45% van de ruim 600.000 Nederlandse moslims uitmaken met ong. 270.000, de Marokkanen met ruim 35% of 210.000, waarnaast de ‘Surinaamse moslims’, een grootste groep van Hindoestaanse en de kleinere van Javaanse afkomst met 6% of 36.000. Daarnaast zijn er veel kleinere groepen: zo'n 3% van de 50.000 Molukkers in Nederland zijn ‘Ambonese moslims’, die dank zij een geprivilegieerde positie van erg ongelukkig afgedankte militairen twee parels van moskeeën kregen (Waalwijk en Ridderkerk). Uit allerlei islamitische probleemlanden van Somalië, Sudan tot Iran en Afghanistan zijn vooral einde jaren '80 en later veel moslims in ons land gekomen. Zij vormen een kleurrijk mozaïek, dat niet gemakkelijk onder één noemer te vangen valt.
| |
Moskeeën als informele circuits
Het grootste deel van de koran weerspiegelt een minderheidsbeweging, die in een periode van onderdrukking tegen Arabisch heidendom en uitbuiterij een sociaal-ethisch monotheïsme preekte. Maar nog sneller dan het christendom, dat pas na het edict van Constantijn in 313 geleidelijk aan een staats- en volksgodsdienst werd, is de islam een staats- en volksreligie van uiteenlopende rijken en culturen geworden. In het spreken over de nieuwe moslims domine-
| |
| |
Kaart, uitgegeven door de Turkse moskee van Zaandam, waar op twee nevenafbeeldingen het stadskarakter en de Hollandse molens zijn benadrukt.
ren verschillende perspectieven het debat: termen als gastarbeider of asielzoeker benadrukken een economische en juridische status; moslim een religieuze affiniteit, terwijl Turks of Marokkaans op een etnische oorsprong en een culturele identiteit wijst. De zaak ligt vaak nog gecompliceerder: nietgearabiseerde Berbers uit dorpjes in het Rif-gebergte komen hier wat onwennig als ‘Marokkanen’, Alevitische of anderszins niet zo erg religieus actieve Koerden kunnen hier als moslim-Turken apart gezet worden. In een stad als Utrecht, waar 10% van de bevolking een moslimachtergrond geeft, zijn 16 moskeeën. Hiervan hebben er zes een overwegend Turkse, zeven een Marokkaanse en drie een ‘Surinaamse’ achterban, die overigens onderling nog in meerdere stromingen uiteenvalt. De meer mystieke Süleimanli's en ook de fel nationalistische en strikter Milli Görüs houden gepaste afstand van de ‘regerings-Turken’ die een door de regeringsinstantie Diyanet betaalde imam hebben. Naast koffiehuizen en slagerswinkels werden de moskeeën in de Nederlandse steden tot centra voor netwerken, die niet alleen met geloof, maar ook met instandhouding van eetgewoonten en andere culturele vertrouwdheden te maken hebben. Veel meer dan in de landen van oorsprong zien we zo in de Nederlandse moskeeën een veelheid van functies.
Er is zeker niet één groot islamitisch netwerk. Bij de opening van de charmante Molukse moskee in Waalwijk vroegen Turkse moslims aan het moskeebestuur, hoe zij ook regeringssubsidie zouden kunnen krijgen voor de bouw van een gebedsruimte. ‘Jullie zijn gastarbeiders, maar wij hebben al lang een Nederlands paspoort’ was het trotse antwoord van de oud-KNIL-
| |
| |
militair, vertegenwoordiger van de laatste generatie inlandse soldaten in het Nederlandse koloniale leger. In Den Haag werd nog net op tijd, in september 1996, dank zij een gift van 1,2 miljoen van Soeharto's halfbroer, de Gereformeerde kerk aan het Erasmusplein overgenomen door de Indonesische moslims. Volgens de moskeeleider had de wijk daar helemaal geen bezwaar tegen gehad, omdat zij geen gastarbeiders waren, ‘zoals de Marokkanen, die eerder een poging tot overname zagen mislukken’.
Moslims en anderen in hun gevolg zeggen nogal eens, dat de islam geen scheiding kent van religie en politiek, dat de islam alle aspecten van het leven omvat. Dat is voor een groot deel eerder een islamitische droom dan werkelijkheid: in heel wat landen met een moslim-meerderheid bestaat toch een min of meer sterk doorgevoerde scheiding van religie en staat, van gewone rechtbank en religieuze rechtspraak, van ‘islamitisch’ bankieren en ‘gewoon’, dus mét rente. En tussen de verplichte, maar in feite zeer vrijwillige en vaak nagelaten aalmoes der zakat en de gewone belasting is het onderscheid ook meteen duidelijk. Juist in het nieuwe buitenland kan de religie en de moskee een vrijplaats worden om de oude cultuur in haar vele en niet noodzakelijk samenhangende aspecten, nog eens op te halen en te beleven. De godsdienst kan dan in de moderne westerse stad ook een overlevingsstrategie bieden voor migranten, die zich ontheemd voelen, als in het geval van die Turkse arbeider, die hier eerst een vriendin had, tot jaren later zijn vrouw uit Turkije kwam en bij hem ging wonen. De relatie met zijn vrouw werd nooit meer echt goed, de kinderen groeiden van hem weg en hij ‘wóónt zo'n beetje in de moskee’ (uit een van de prachtige portretten in Mar Oomen en Jos Palm, En de goden verhuisden mee, blz. 36).
| |
Verzuiling als redmiddel?
De nieuwe moslims zijn niet alleen migranten. Er zijn nogal wat gemengde huwelijken, vooral Nederlandse vrouwen die met moslim-mannen trouwen. Deze trouwen soms liever geen vrouw uit hun eigen cultuur, die immers vaak een lagere opleiding en een minder zelfstandige positie in het leven heeft. Die bekeerlingen hebben een eigen belangenvereniging met maandblad, Al Nisa (De Vrouwen, ook de naam van het vierde hoofdstuk van de koran).
De bekendste Nederlandse bekeerling is wel Abdulwahid van Bommel: rond 1970 op zoek naar spirituele ervaringen terecht gekomen bij een degelijke opleiding in Turkije, de Süleimanli's, die een warme vorm van islam boden. Hij trouwde met een Moluks moslim meisje en kwam via haar in een kring van weer andere open en tolerante moslims terecht. Van Bommel was een tijdlang directeur van het Moslim Informatie Centrum in Den Haag, waar hij in 1989 positie nam tegen het fatwa van Khomeiny in de zaak van Salman Rushdie. Dat beëindigde de subsidie van de Saoedi's voor het centrum,
| |
| |
Cartoon van tekenaar Frans Kalb in het tijdschrift ‘Begrip Moslims-Christenen’.
maar Van Bommel ging door met het verkondigen van een tolerante vorm van islam. Hij werd directeur van de Nederlandse Moslim Omroep, waar hij enkele jaren overleefde temidden van de vele islam-culturen, maar uiteindelijk toch weg moest. Nu is hij ziekenhuispastor, imam geheten, in Den Haag.
Van Bommel constateerde ooit, dat de moslims net een 25 jaar te laat in Nederland gekomen waren. Toen zij moskeeën begonnen te bouwen, werd de subsidieregeling voor kerken juist afgeschaft. Omdat de christenen alleen maar kerken sloten en er toch geen of nauwelijks nieuwe bouwden, of omdat de scheiding van religie en staat zich doorzet? Hoe het ook zij: nog maar een enkele moskee heeft formeel staats-subsidie gekregen. Ook voor islamitische scholen is inmiddels de stichtingsnorm verhoogd. Met veel moeite zijn er 28 islamitische basisscholen gekomen. Er zijn er nog enkele in voorbereiding, maar voor middelbare scholen is het nog niet gelukt om de eigen zuil door te zetten. Er is al wel een ISBO: Islamitische Bond voor Ouderen, maar slechts één islamitisch bejaardenhuis, en dat is eigenlijk lokaal toeval, omdat een stel oudere Javaans-Surinaamse migranten bijeen zaten in een groot gebouw dat in Sint-Michielsgestel afbrandde en er toen meteen een nieuwbouw in de buurt kwam: twee mooie vleugels rondom de centrale moskee tussen de populieren van het Brabantse land. Er is een IPC: Islamitisch Pedagogisch Centrum, zij het met minimale bezetting, zeker vergeleken met de royale staf van de katholieke en protestante collega's. Er is een HBO-opleiding voor Islamgodsdienstleraar, aangehangen aan de oecumenische studie van de Educatieve Faculteit Amsterdam en daardoor ook erkend en gesubsidieerd door de staat. Deze HBO-opleiding confronteert de jonge en vaak zeer brave moslims met de niet altijd even begrijpende geseculariseerde omgeving van de grote onderwijsfabrieken. Verschillende groeperingen hebben samen de Islamitische Universiteit Rotterdam opgericht, vooralsnog een eenvoudig initiatief in
| |
| |
een zeer beschermende omgeving, vooral gericht op de traditionele taken van de imam. Er zijn overigens al een viertal ziekenhuis-imams in part-time vaste dienst en bij gevangenissen begint de dienst ook te draaien.
Er klinken steeds weer geluiden, die wijzen op het succes van de katholieke en gereformeerde verzuiling, die uiteindelijk tot emancipatie heeft geleid. Een benadrukken van de islamitische identiteit zou zo ook de migrantengroep van de criminaliteit kunnen afhouden en naar een betere ontwikkeling kunnen voortstuwen. Dat is misschien een overschatting van het etiket ‘islam’. De groepen allochtonen én hun beleving van de islam is zo veelzijdig en bij velen ook te marginaal, dat het moeilijk is voor te stellen, hoe een breed en eensgezind front hiertoe gevormd zou kunnen worden.
| |
Gekoketteer
Er zijn al (te) veel pogingen gedaan om een nationale eenheidsorganisatie van moslims op te richten: de Nederlandse Islamitische Raad, Islamitische Raad Nederland, Raad van Moskeeën, Nederlandse Moslimraad waren of zijn allemaal initiatieven die toch teveel door één of enkele groepen werden beheerst om alle moslims tot eenheid te kunnen brengen. Op lokaal vlak en uit pragmatische motieven lukt dat veel beter: SPIOR, Samenwerkingsproject van islamitische Organisaties in de Rijnmond wist zo gemeentesubsidie van Rotterdam binnen te halen om een aantal brandgevaarlijke kleine moskeeën in oude wijken te verenigen tot een klein aantal grotere en beter ingerichte gebedsruimten, SPIOR is betrokken bij de organisatie van een hygiënische besnijdenis, bemiddeling van imams voor gevangenissen en ziekenhuizen en vooral bijscholing van wereldvreemde imams.
Veel jongere vrouwen die nu de sluier gaan dragen, doen dat uit vrije wil. De sluier kan een teken zijn van een puber die volwassen wil worden, van een vrouw die een eigen identiteit wil tonen. Ook al zien buitenstaanders dat er maar zelden in, er wordt heel wat mee gekoketteerd. Op veel verschillende manieren kan de intensiever belevenis van de islam een positieve bijdrage tot persoonlijk welbehagen leveren in de moderne stad. Dat is dan wel een heel ander verhaal dan die doorbraak van de ethiek van de stadsgodsdienst, zoals we die bij de figuur van Mohammed hebben gezien, maar godsdiensten veranderen nu eenmaal.
| |
Referenties:
De korancitaten zijn naar de vertaling van Fred Leemhuis, Houten, Wereldvenster 1989 en vele latere drukken. |
Het tijdschrift Begrip Moslims-Christenen heeft een vaste rubriek ‘Moslims in Europa’ (Luybenstraat 17, 5211 BR Den Bosch) |
nico landman, De institutionalisering van de islam in Nederland, Amsterdam: VU Uitgeverij, 1992 |
mar oomen & jos palm, En de goden verhuisden mee. Portretten van niet-westerse gelovigen, Amsterdam: KIT, 1997 |
p. sjoerd van koningsveld & wasif shadid, Moslims in Nederland: minderheden en religie in een multiculturele samenleving, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1997 |
jan rath e.a., Nederland en zijn Islam: een ontzuilende samenleving reageert op het ontstaan van een geloofsgemeenschap, Amsterdam: Het Spinhuis, 1996 |
piet reesink (red.), Islam. Een nieuw geloof in Nederland, Baarn: Ambo, 1991 |
|
|