| |
| |
| |
| |
| |
| |
Bestemming is belangrijker dan afkomst
Over het werk van Anil Ramdas
Yves van Kempen
werd geboren te Roermond in 1944. Studeerde Nederlandse taal- en letterkunde, alsmede Algemene Literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Is leraar Nederlands en publicist. Schreef voor ‘Het Parool’ over onderwijs, werkt als literair medewerker voor het weekblad ‘De Groene Amsterdammer’. Publiceerde o.a. in de literaire tijdschriften ‘Raster’, ‘De Revisor’, ‘De Gids’ en ‘Bzzlletin’. Adres: Sarphatikade 7 III, NL- 1017 WV Amsterdam.
Anil Ramdas (º 1958) vestigde zijn naam voorgoed met de essay bundel De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea uit 1992. Hij was toen al een tijdlang redacteur van De Groene Amsterdammer en publiceerde in toonaangevende dagbladen als de Volkskrant en NRC/ Handelsblad. Zijn journalistiek werk viel op door de aanwezigheid van een brede blik, zijn analytisch vermogen, een onmiskenbare sociologische achtergrond, kennis van de wereldliteratuur en de onweerstaanbare drang om zijn positie en ervaringen als migrant te onderzoeken en te bediscussiëren. Het boek is een verzameling van achttien artikelen, deels essayistisch, deels verhalend van aard, stuk voor stuk bespiegelingen die verband houden met zijn trek naar het Westen, ondernomen nadat hij in Paramaribo zijn middelbare school had afgemaakt.
Zowel uit deze bundel als het vier jaar later verschenen De beroepsherinneraar en andere verhalen blijkt dat levenslot en visie op de wereld bij Anil Ramdas hand in hand gaan. Beide boeken bevatten in afzonderlijke hoofdstukken ondergebracht of tussen de regels door gevlochten herinneringen aan zijn jeugd onder meer over het Surinaamse plattelandsdorp Nickerie, over de beslotenheid van dat gebied waar de nazaten van de als slaven gehaalde migranten uit India en Java hun idyllische dessa's reconstrueerden. Hij memoreert de jaarlijkse vreugde rondom het Sinterklaasfeest dat alleen gehouden kon worden dankzij die ene blanke die zich kon meten met de lengte van de goedheiligman, de eerbied die Hindoestanen hebben voor de ouderen en verder hun handelsgeest, hun drinken en geld oppotten. Na zijn verhuis naar de hoofdstad Paramaribo ondergaat hij daar enkele jaren later de euforie van de onafhankelijkheid. Maar de roes om de verkregen vrijheid maakt al snel plaats voor ontnuchtering wanneer hij moet constateren dat de wisseling van de wacht niet
| |
| |
meer blijkt te zijn dan het stuivertje wisselen van verschillende machten. In 1977 tenslotte onderneemt hij zijn ‘vanzelfsprekende reis naar Holland’ waardoor de afstammeling van migrantenouders zelf in een migrant verandert en voorlopig het bestaan van een sloeber zal leiden.
Opvallend genoeg vervalt Ramdas bij dit terugblikken nergens in omzien in wrok. Hij schrijft onvoorwaardelijk liefdevol over zijn geboorteland - ook al kraakt hij menige kritische noot - en formuleert daarbij altijd op een toon die charmeert en je deelgenoot maakt van zijn wederwaardigheden en gedachtegangen. Deze en andere herinneringen vormen onmiskenbaar de rode draad in beide boeken omdat ze zijn reflecteren over thuisloosheid, de worsteling van de migrant met zijn identiteit in nergensland en zijn switchen tussen verschillende culturen op gang brengen. Wat niet wil zeggen dat de bundels daarom op elkaar lijken. Omdat het herinneren langzaamaan een andere kleur krijgt en in een ander perspectief komt te staan, is eerder van het tegendeel sprake.
| |
Complexe inburgering
Grof gesteld kun je De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea zijn boek over de onthechting noemen en de even pijnlijke als onherroepelijke consequenties die zo'n vertrek voorgoed met zich meebrengt, door Ramdas in een drietal alleszeggende zinnen samengevat met: ‘Hier ben ik een kleurling, in Paramaribo niet. In Paramaribo ben ik een hindoestaan, in India niet. In India ben ik een westerling, in Nederland niet.’ De beroepsherinneraar en andere verhalen daarentegen is vooral zijn boek over de hechting, over het gestaag ingroeien in een nieuwe realiteit waarbij hij het begrip thuiskomst - ook al was het maar in intellectuele zin, want juist in dat opzicht moet hij zich in Suriname een buitenstaander hebben gevoeld - overigens zorgvuldig vermijdt.
Bij dat integratieproces dient hem de literaire eruditie van bewonderde auteurs als gids. In de eerste bundel nog zag hij Flauberts romanfiguur Madame Bovary als een vroege allegorie voor wat later de migrantenervaring zou gaan heten, ‘omdat ook zij het avontuur zocht, in de spanning van het romantische overspel, in de sensatie van de melodramatische ontrouw. Emma had zich bevrijd uit de gevangenschap van de burgerlijkheid, net als de migrant zich bevrijdt van zijn geboortegrond en zijn gemeenschap.’ Van die romantiek wordt in De herinneringskunstenaar met een elegant gebaar afscheid genomen, zo blijkt uit een hoofdstuk dat Het raadsel van de aankomst heet. In dat verhaal schrijft Ramdas over zijn aankoop van een huis in de omgeving van Amsterdam, een transactie die niet zonder moeilijkheden tot stand kwam omdat de notaris aanvankelijk weigerde mee te werken. De koper en zijn gezin waren immers kleurlingen en hoe zouden de bewoners
| |
| |
van de verder blanke woonwijk daarop reageren? Wanneer de aankoop door tussenkomst van een vriendin desondanks slaagt, weet hij zich voorgoed thuis in een andere wereld. Daarmee heeft hij - zoals hij niet zonder ironie vermeldt - zijn ‘inburgeringstraject’ uiteindelijk voltooid en onderkent hij het belangrijkste motief voor zijn vertrek uit Suriname. Zijn onweerstaanbare verlangen om de oversteek naar Nederland te wagen, was er weet hij nu zeker, ‘omdat ik een burger wilde worden.’
| |
Beroepsherinneraar
Naast elkaar gelegd vormen de bundels een even minutieus als intelligent verslag van de complexiteit die zo'n inburgering is. Niet voor niets begint De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea met een verhandeling over heimwee. Het is in zekere zin een warrig verhaal, een mix van persoonlijke ervaringen en citaten uit diverse gelezen artikelen van anderen zonder dat het begrip zelf tenslotte een duidelijke contour krijgt. Maar zo hoort het misschien ook. Met zijn emotionele, politieke en intellectuele intuïtie als inzet, verwoordt Ramdas daarin de verwarring die de ‘migrantenervaring’ met zich meebrengt en geeft hij alvast de opmaat voor een boek waarin aan den lijve ondervonden belevenissen worden getoetst aan sociale theorieën en zijn belezenheid.
De meeste artikelen erin zijn getoonzet op het stramien van de confrontatie tussen heden en verleden, traditie en moderniteit, tussen continuïteit en discontinuïteit in tijd en ruimte (‘Door zijn migratie wisselt de migrant niet alleen van plaats, maar ook van tijd’), identiteit en onpersoonlijkheid, verbijzondering en generalisatie, bevangenheid en bevrijding, nostalgie en vooruitstrevenheid. Om zijn argumentatie kracht bij te zetten beroept hij zich regelmatig op auteurs als Salman Rushdie, V.S. Naipaul, de Jamaicaanse wetenschapper Stuart Hall, Toni Morrison en Richard Rorty, zijn belangrijkste inspiratiebronnen.
De manier waarop Ramdas de nieuwe wereld in zich opzuigt, wordt bepaald niet getekend door naïeve verbazing of sentiment, en voor zover er al van heimwee sprake is, verraden zijn houding en inzet geen hang naar rurale nostalgie. Het tegendeel is eerder waar: ‘Om heimwee te koesteren, om waarde te hechten aan het behoud van relicten en herinneringen uit het verleden moet je modern zijn.’ Die opmerking verklaart waarom hij aanvankelijk vooral geïnteresseerd is in allerlei mogelijkheden om aan de bijna onwrikbaar geachte grenzen van het eigen milieu te ontkomen. Zijn keuze om het persoonlijke te vervlechten met universele thema's heeft voor hem in laatste instantie een exemplarisch karakter, ze richt zich stukje bij beetje steeds duidelijker op de idee van de migrant als belichamer bij uitstek van de postmoderne cultuur.
| |
| |
Wanneer het om de ware imigrant gaat, valt met enige regelmaat de naam van V.S. Naipaul, vooral omdat die als geen ander een ‘onwankelbaar geloof in vooruitgang en succes voor wie werkelijk volhardt en doorzet’, paart aan een vertederende literaire creativiteit. Het meest uitgesproken over hem is Ramdas in Een huis voor meneer Naipaul, een essay waarin hij er met nauwelijks verholen jaloezie op wijst dat romans voor Naipaul vooral een middel zijn tot maatschappijonderzoek, een manier om ervaringen op te doen en ze te systematiseren. Tegelijkertijd streven zijn romanpersonages altijd naar vrijheid. Het zijn ‘rebellen, maar niet van het soort dat bommen gooit of moorden pleegt. Naipauls rebel kenmerkt zich door de stille, maar koppige weigering zich te laten onderwerpen; door de aanhoudende twijfel aan de redelijkheid van de omstandigheden; en door het voortdurend besef van gevaar.’
Naipaul mag wat hem betreft gerust de ‘beroepsherinneraar’ bij uitstek heten. Ramdas pikte het woord op uit een recensie waarin het gemunt werd voor degene die de verwerking van het koloniale trauma mogelijk maakt. Met dank voor de handreiking kneedt hij het begrip vervolgens geheel naar eigen goeddunken en maakt er een schrijver van die ‘het collectieve geheugen van eenvoudige, gewone en onbelangrijke mensen tot nieuw leven’ weet te brengen. Iemand dus die dankzij zijn werk de verbeelding van de romancier prikkelt en de aandacht van de historicus trekt, maar zich met geen van beide identificeert. Wars van elke vorm van heimwee of nostagie, overdenkt en herkent de beroepsherinneraar het verleden alleen voorzover het doorwerkt in de actualiteit van het alledaagse leven. Zo bekeken zou je het boek De beroepsherinneraar en andere verhalen zelf met recht een proeve van deze manier van verbeelden kunnen noemen.
Om nog een andere reden is Naipaul hem bijzonder sympathiek. In de culturele confrontaties die Naipaul beschrijft naar aanleiding van zijn vele migraties en zijn betrokkenheid bij allerlei dreigende revolutionaire omwentelingen, onderkent Ramdas een constante van onvervalst westerse snit die onontbeerlijk is indien een integratieproces werkelijk wil slagen: ‘de verlichting, de vooruitgang, de superioriteit van de westerse beschaving, kortom: de modernisering.’
| |
Vizier op vooruitgang
Met dat laatste woord geeft Ramdas zijn sleutelbegrip prijs. Aan multi-cultidenken heeft hij een broertje dood, zoveel althans maakt hij duidelijk in een artikel waarin hij de nog steeds aanhoudende kermis van multi-culturele manifestaties vrolijk op de hak neemt. Het zijn bijeenkomsten die - weet hij uit ervaring - meestal zijn georganiseerd door even enthousiaste als goedwillende en betuttelende geesten. Rondom al die activiteiten hangt teveel de
| |
| |
geur van Nederlands patronalisme en een angst voor vreemdelingenhaat die ervoor zorgt dat in Nederland een mentaliteit in stand wordt gehouden die culturele herkomst wat al te angstig boven talent stelt.
De diverse migrantenorganisaties ontkomen derhalve al evenmin aan zijn kritiek. Aan hun vermogen om feesten, voetbalwedstrijden en uitstapjes te organiseren, twijfelt hij geen moment, maar ze zijn nauwelijks in staat om een hout snijdende discussie over racisme en discriminatie in gang te zetten. In plaats van sluizen te openen, werpen ze dammen op: ‘Niet zozeer door wat ze doen, want dat is weinig indrukwekkend, maar door wat ze nalaten: in de bres springen voor de tweede en volgende generaties, die in een hopeloze worsteling verwikkeld zijn met de Nederlandse levensstijl en de eigen cultuur, met de nieuwe vrijheid en de traditionele beklemming, met de Westerse mondigheid en de hiërarchische gehoorzaamheid.’
Het is Ramdas' stellige overtuiging dat elke migrant, wil hij in zijn nieuwe omgeving slagen, het vizier moet richten op het vooruitgangsdenken. De weg naar erkenning en zelfontplooiing, houdt hij in De beroepsherinneraar zijn lotgenoten voor, mag geen retirade zijn in herinneringen ophalen of tradities cultiveren - daardoor blijven achterstanden slechts gehandhaafd - maar moet worden afgelegd met een scherp oog voor de moderniteit en met de blik gericht op de toekomst. Want, zoals hij het bij een bezoek aan India tegenover een onttroonde Rajah formuleert: ‘Bestemming is belangrijker dan afkomst’.
Als alternatief voor welke vorm van solidarisering dan ook, verdedigt Ramdas de weg van het individuele initiatief en dat is er een met een hoog literair soortelijk gewicht omdat hij aansluit op de Madame-Bovary-route, de gedachte namelijk dat verbeelding en inleving de kloof tussen integratie en desoriëntatie het best kunnen overbruggen. Ter verduidelijking van zijn zienswijze maakt hij een onderscheid tussen twee soorten geheugen, het metonymische en het metaforisch. Het eerste blijft zich vastklampen aan de dingen van vroeger, het valt ermee samen en zit om die reden onherroepelijk gevangen in nostalgie. Het metaforische daarentegen is associatief, het creëert zijn eigen beelden en gebruikt de herinnering juist om de nieuwe omstandigheden naar eigen vermogen aan te wenden en vorm te geven. Het is creatief, streeft naar ontsnapping uit het verleden en leidt tot wat Salman Rushdie in zijn gelijknamige essaybundel als het ‘imaginary homeland’ aanduidde, het vaderland in je hoofd dat vervolgens in en rondom je woning een thuis kan worden.
Dat die uitweg via de verbeelding lang niet iedereen is gegeven, met als gevolg dat velen wel degelijk blijven hangen in een nostalgie of zelfs spoorloos raken, doet aan de juistheid van Ramdas' observaties niets af. Tenminste, voor zover hij vasthoudt aan zijn overtuiging dat ‘cultuurkritiek een indivi-
| |
| |
duele behoefte bevredigt’ en het eigen talent stimuleert. Maar daar houdt Anil Ramdas het in De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea niet bij, wanneer hij verkondigt dat de migrantenliteratuur een voorbeeld is van: ‘de volstrekte onzinnigheid van pre-moderne aangelegenheden als gemeenschapszin, burgerschap, en het ergste van al: de onzinnigheid van nationalisme, en vaderlandsliefde.’
Met die stellingname zet hij elke vorm van collectiviteit en traditie in al te rigoureuze bewoordingen aan de kant. Nietzsche herinterpreterend verdedigt Ramdas in het hoofdstuk Het westerse dilemma, de opvatting dat de waarde van de westerse cultuur schuilt in een wankel evenwicht tussen autonomie en zedelijkheid. ‘Geen modern dichter of denker die er niet mee heeft geworsteld: hoe de zelfstandige mens kan deelnemen aan een beschaving, hoe het perverse, egoïstische individu dat enkel zijn eigen belang en genot nastreeft ooit een sociaal en verantwoordelijk wezen kan zijn.’ Maar los gezien van een waardering voor de traditie krijgt de status van dat kwetsbare evenwicht iets bovenhistorisch en daardoor iets onbegrijpelijks voor zover beschaving en traditie zich niet los van elkaar laten denken.
In De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea beantwoordt Ramdas de vraag naar zijn solidariteit nog vrijwel uitsluitend vanuit de aan Rorty ontleende gedachte dat het daarbij om een ‘proces van identificatie’ gaat. Solidariteit komt niet tot stand door te filosoferen, betoogt hij, maar door literatuur, journalistieke arbeid of de film omdat in die disciplines maatschappelijke analyse en een daaruit voortvloeiende bewogenheid hand in hand kunnen gaan. Die wat abstracte opvatting werkt hij in De beroepsherinneraar concreet en overtuigend uit in een reeks aangrijpende portretten waaruit me vooral de levensgeschiedenis van de Javaan Soerjono nog lang zal blijven heugen.
| |
De wanhoop aangeven
Tussen de publicatie van zijn essaybundels door maakte Anil Ramdas in 1994 zijn literaire debuut met Het besluit van Mai. Alle thema's die hij in zijn beschouwingen aansnijdt, duiken ook in deze novelle weer op. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de desoriëntatie die bij migranten optreedt zodra de overstap wordt gemaakt van een traditionele, besloten gemeenschap naar een open, moderne samenleving. Wat er dan niet allemaal mis kan gaan met de identiteit, de eigenwaarde en het eergevoel, demonstreert hij met behulp van de hoofdpersoon uit de titel. Mai betekent letterlijk moeder, maar is ook de met minachting geladen benaming voor een hindoe-vrouw die niet met haar tijd is meegegaan. In werkelijkheid heet ze Birla. Ze is vijftig, heeft drie kinderen grootgebracht waarvan de oudste twee inmiddels het huis uit zijn en daarbij gescheiden. Ze heeft dus al een moeilijke weg van emancipatie achter de rug als haar jongste dochter Wimla haar het verafschuwde woord toebijt.
| |
| |
Sinds haar uithuwelijking aan Djai zijn er door Birla al heel wat traditionele patronen doorbroken en steeds was zij degene die het initiatief nam. Samen hebben ze hun geboortegrond Nickerie verlaten en zijn naar Paramaribo vertrokken. Moeilijke levensomstandigheden, politieke spanningen tussen hindoestanen en creolen en de naderende onafhankelijkheid doen haar besluiten om met het gezin naar Nederland te vertrekken. Dankzij een eerste materiële opvang lijkt het geluk even niet op te kunnen. Wimla is een kind van die illusie, haar geboorte markeert tevens een keerpunt.
Werkeloosheid, nostalgie en drank slopen de vader. De moeder wordt de speelbal van de twee geschiedenissen waarin ze leeft: de pre-moderne uit haar verleden met alle zekerheden vandien en de moderne die geen enkel ankerpunt kent. Alles wat ze hadden willen bereiken, probeert ze nu op haar inmiddels achttienjarige dochter over te dragen. Voor haar leeft ze, voor het huwelijk van haar spaart ze. Maar Wimla is van een andere tijd en daarmee van een andere generatie. Haar emancipatie begon waar die van haar moeder stopte. Ze kiest voor zichzelf, ze wil onafhankelijk zijn. Op school laat ze zich daarom Wilma noemen, Hollandser kan al niet. Subtiel legt de letteromzetting het ware conflict tussen moeder en dochter bloot.
De dimensie daarvan ontdekt Mai als ze Wimla op een feest de bubbeling ziet dansen, een in haar ogen aanstootgevende dans. Wanneer ze haar daarna op het toilet vrijend betrapt, vlucht ze naar buiten. Daar rijpt bij haar het inzicht dat haar dochter geen ontwortelde is, maar een meid die ze - in navolging van haarzelf - haar eigen gang moet laten gaan.
Het is een novelle waarin Anil Ramdas voorbeeldig werkt volgens de regels die hij de Surinaamse schrijvers ooit voorhield in het essay Surinaamse literatuur. Ze moeten, betoogt hij, ‘het gedrag van mensen beschrijven. Ze moeten dat gedrag onderzoeken, de herkomst van de motieven traceren, de geheime drijfveren blootleggen, de wanhoop aangeven’. Die eis levert, zo blijkt uit zijn eigen verhaal dan wel een sensibel en kundig geschreven portret op van een hindoestaanse moeder, maar daarin winnen de sociologische observaties het uiteindelijk van de artistieke verbeelding. Al slaagt hij erin om een levensecht beeld te geven van de problemen waarmee migranten in hun nieuwe omgeving geconfronteerd worden, beoordeeld naar literaire maatstaven schiet het boek uiteindelijk tekort.
| |
Bibliografie:
De boeken van Anil Ramdas worden uitgegeven door uitgeverij De Bezige Bij.
|
|