Ons Erfdeel. Jaargang 42
(1999)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 386]
| |
Gerrit van Bakel, ‘Over de oorsprong van de godsvrucht’, 1982, ijzer, eieren, katoen, 134 x 57 x 54 cm., Parijs, Musée national d'art moderne Georges Pompidou.
| |
[pagina 387]
| |
De utopische wereld van Gerrit van BakelJosé Boyens ‘als je 's nachts, tegen de ochtend vooral, wanneer het echt koud is, buiten loopt, zuigt het heelal aan jou, trekt aan jou. Dan kun je zeggen: het nulpunt trekt.’ In de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw ontstaat een nieuwe vorm van verzet tegen de dominerende rol van de techniek in de samenleving; verschillende kunstenaars reageren daarop met machine-achtige creaties. Jean Tinguely (1925-1991) vervaardigde omstreeks 1958 in Parijs zijn eerste machines, voorlopers van zijn knarsende en steunende ijzeren gevaarten die met hortende bewegingen de spot drijven met de suprematie van de techniek. Anders georiënteerd is de Vlaming Panamarenko (1940): hij kiest vaak subtiele materialen voor zijn objecten die suggereren dat ze kunnen voortsnellen of zweven. Door hun geluidloosheid en bewegingloosheid laten ze het technologisch snelheidsideaal achter zich en verheffen ze zich boven de nuttigheidscultuur. Tussen hen beiden in staat Gerrit van Rakel (1943-1984). Net als Tinguely werkt hij overwegend in ijzer, maar zijn machines respecteren de stilte. Tegenover de machines van de prestatiemaatschappij construeert hij machines die bewondering afdwingen door de extreme traagheid waarmee ze zich voortbewegen. Hij ontwikkelt een technisch meesterschap in het tegendraadse. Als zoon van een boer uit de Peel, in het Oosten van Noord-Brabant, zag Gerrit van Bakel welke fundamentele veranderingen de vooruitgang van de techniek veroorzaakte in het vertrouwde levenspatroon. ‘God wil dat de mensen geen machines maken’, schreef hij een maand voor zijn dood.Ga naar eindnoot2 Zijn eigen machines dienden geen praktisch nut maar ook geen vooropgestelde esthetiek, al kwamen ze toch vooral in musea terecht. Hun verschijning en wijze van functioneren tekenen verzet aan tegen de technologie uit naam van het oorspronkelijke denken. Verschillende machines in het oeuvre van Gerrit van Bakel danken hun ‘ar- | |
[pagina 388]
| |
Gerrit van Bakel, ‘Tarimmachine’, 1979-'82, ijzer, olie, 130 x 130 x 720 cm., Eindhoven, Technische Universiteit. - © Hans Biezen.
beidskracht’ aan het temperatuurverschil van dag en nacht: doordat het ene metaal of materiaal bij afkoeling sterker krimpt als het andere, ontstaat een langzame beweging, zo langzaam dat die voor het oog niet zichtbaar is, maar na enige tijd wel waarneembaar. Van Bakel noemde dit ‘het dag-en-nachtprincipe’. Enkele voorbeelden hiervan zijn de Dag-en-nachtmachine van 1975-1977, Automobieltje (1976-1980) en Over de koude uit 1983.Ga naar eindnoot3 Het citaat aan het begin van dit artikel is ontleend aan overwegingen van Van Bakel bij Over de koude. Het dag-en-nachtprincipe maakt op wetenschappelijke wijze gebruik van de mogelijkheden van de natuur en erkent de zon als levensbeginsel. Bij de Dag-en-nachtmachine, die 810 cm. hoog is, richten twee grote schilden zich overdag heel langzaam op, terwijl ze in de nacht weer omlaag buigen, zoals planten en bloemen reageren op de warmte van de zon. Zo bezien trad de kunstenaar in de voetsporen van zijn vader. Zijn machines zag Gerrit van Bakel als zelfstandige wezens. Van Proefopstelling olie I (1984) met zijn vrij eenvoudig voorkomen zei hij: ‘Het ziet er uit als een proef, maar het ziet er ook uit als een beestje. Ik was hier gelukkig mee toen het af was. Ik voel me familie van dat ding.’Ga naar eindnoot4 | |
Over het verstrijken van de tijdWat de kunstenaar-uitvinder met zijn machines voor ogen stond, was het leveren van een kritisch en ironisch commentaar op een samenleving die eco- | |
[pagina 389]
| |
Gerrit van Bakel, ‘Een nieuwe mogelijkheid van de vreugde van Papin’, 1981, stoomcilinder, ijzer, graniet, peelgrond, 210 x 150 x 100 cm., Eindhoven, Stedelijk Van Abbemuseum.
nomisch voordeel, efficiency en snelheid centraal stelt. Zijn mechanische wezens weten van geen profijt en kennen geen haast. De Tarimmachine, van 1979 tot 1982 opgebouwd uit ijzeren onderdelen, maakt dat duidelijk. Deze machine bestaat uit acht horizontale buizen, waarvan er vier in elkaars verlengde liggen. Ze worden gedragen door vier stellen spaakwielen met beweegbare voetjes. Ook als de machine omkantelt, komt ze altijd weer op haar pootjes terecht en haar richting verandert daarbij niet. De met olie gevulde buizen drukken op een membraan, dat vier motoren in werking zet. Kantelt de machine, dan nemen vier andere motoren het duw-en-trekwerk over. Deze vernuftige, complexe machinerie, 7,20 m. lang, zou met een snelheid van achttien millimeter per dag het boven Tibet gelegen Tarimbekken moeten doorkruisen. De afstand van bijna 1100 km. zou 17.000 jaar vergen. | |
[pagina 390]
| |
Gerrit van Bakel, ‘Middelgrote problemendrager’, 1984, 133 x 630 x 216 cm., Otterlo, Kröller-Müllermuseum. -© Tom Haartsen.
Het utopische karakter van het project wordt nog duidelijker wanneer Gerrit van Bakel aangeeft dat materiaal en techniek iedere vijftig of honderd jaar aangepast mogen worden en dat de Tarimmachine onderhouden zou moeten worden ‘door een nieuw te vormen stam’, samengesteld uit zeven volkeren (een bijbels getal), waaronder de Kirgiezen, Tataren en Oejgoeren ‘om zoveel mogelijk genen aan de machine te koppelen’.Ga naar eindnoot5 De uitspraak wijst ook op het beschouwen van de machine als een levend wezen.- De reusachtige Tarimmachine lijkt op te doemen in een sciencefictionfilm, maar doet anderzijds ook denken aan idealistische uitvindingen uit de prille Verlichting. Helaas zet ze haar reis niet onverstoorbaar voort richting Mongolië; ze is een prestige-object geworden van de Technische Universiteit in Eindhoven. De werkelijkheid haalde de utopie in. Gelieerd aan deze ingewikkelde constructie is de eenvoudige Utahmachine van 1980; bij beide werken wordt steeds vermeld dat ze deel uitmaken van ‘de Utah-Tarimconnectie’.Ga naar eindnoot6 De kern van de Utahmachine bestaat uit een ijzeren wiel van 81 cm. doorsnee, dat eruit ziet alsof het het eerste wiel is dat zich over de aarde voortbeweegt. Twee kleine, verbonden wielen zorgen ervoor dat het niet omvalt. Ook hier brengt een met olie gevuld reservoir via een membraan de ronde schijf in beweging. De grote temperatuurverschillen in de woestijn van Utah 's nachts en overdag maken een snelheid mogelijk van achttien millimeter per dag, net als bij de Tarimmachine. | |
[pagina 391]
| |
De titel koos Gerrit van Bakel omdat Gary Gabelich met de raket de Blue Flame in de zoutvlakte van Utah op 23 oktober 1970 het wereldsnelheidsrecord ter land vestigde: 1046 km. per uur. Tegenover deze ultieme prestatie van de techniek kwam Gerrit van Bakel vol zelfvertrouwen met een principiële tegenbeweging: met twee machines die de aandacht vragen voor het onverstoorbaar verstrijken van de tijd. Ze laten een idealistisch-filosofische overtuiging zien, die de ironische kritiek niet schuwt. En die zich uitspreekt voor een samenleving waarin de mensen de tijd nemen om de harmonie kansen te bieden. | |
Terug naar de natuurZoals Gerrit van Bakel zich verdiepte in de warmte van de zon en het zuigen van de koude -waarbij hij ook dacht met zijn lichaam-, zo verdiepte hij zich, mogelijk ter eigen aanmoediging, in de situatie van uitvinders en kunstenaars die op het punt stonden een bijzondere creatieve prestatie te leveren. Een titel van een machine uit 1979 luidt Op zoek naar de oorsprang van de Albinonidroefheid. Op heel persoonlijke wijze verbond Gerrit van Bakel in 1981 natuur en cultuur in Een nieuwe mogelijkheid van de vreugde van Papin. Bij dit beeld bestaat het actieve centrum uit een uitschuifbare stoomcilinder waarin water tot stoom wordt verhit. De cilinder is omgeven door vier onderling verbonden metalen buizen. Met zijn vijven dragen ze een zware granieten plaat met een flinke schep peelgrond. Onmerkbaar langzaam rijst de plaat omhoog dankzij Denis Papin (1647-1712), de uitvinder van de stoomcilinder. De aarde uit de Peel is afkomstig van de akker waar Van Bakels vader de dood vond. Toen hij een geschutskoepel uit de Tweede Wereldoorlog demonteerde, schoot onder hoge druk van olie een veer los.Ga naar eindnoot7 Graniet, een van de hardste steensoorten, wordt in gepolijste staat onder meer gebruikt voor grafmonumenten. De symmetrische opbouw van de constructie, van boven breder dan beneden, vraagt de aandacht voor de gepolijste toontafel. De granieten plaat met de aarde doet denken aan een hoog opgetilde offerande. In Een nieuwe mogelijkheid van de vreugde van Papin staat de natuurkunde en daarmee de geschiedenis in dienst van het persoonlijke herdenken. Door het toegepaste hoge-druksysteem wordt zowel Papin als Van Bakels vader geëerd. Lang geleden, in 1965, had Gerrit van Bakel teleurgesteld de academie in Den Bosch verlaten, omdat hij geen verbinding wist te leggen tussen de officiële Italiaanse kunst van de renaissance en de waarachtigheid van zijn leven in de Peel. ‘Al die kunststromingen waar sprake van was, waren nooit in Deurne geweest. [Ze hadden] niets met mijn wereld te maken’.Ga naar eindnoot8 In Een nieuwe mogelijkheid van de vreugde van Papin brengt hij met succes deze verbinding tot stand. Zijn machines zijn niet onderworpen aan de mens; hij ont- | |
[pagina 392]
| |
Gerrit van Bakel, ‘Baldurwagentje’, 1984, ijzer, koper, aluminium, triplex, ramin, 183 x 159 x 82,5 cm., Deurne (Ned.), erven Van Bakel - © Peter Cox.
werpt machines die de mens terugbrengen naar de natuur: naar de koude van een vriesnacht. Naar de zon in Zonsondergangvolger (1984). Of naar de geboortegrond, die zijn inspiratie zou blijven voeden.Ga naar eindnoot9 | |
Over de oorsprong van de godsvruchtDe machines van Gerrit van Bakel werden nooit de wereld ingestuurd zonder titel. Wat veel kunstenaars schuwen: het verbijzonderen door middel van een titel, omdat zij denken dan afstand te moeten doen van een algemene betekenis en interpretatie, vreesde Gerrit van Bakel niet. Hij had zelfs een voorkeur voor zeer specifieke titels: Over de oorsprong van de godsvrucht, Element van de Albinonidroefheid, Boek VII uit onze serie moeilijke boeken: Etymologie. Uit de laatste titel spreekt behalve humor ook zelfvertrouwen en een zekere voldaanheid. De titels bieden een introductie tot het werk, verbinden ons soms met het ontstaan ervan en kunnen lokken door hun poëtische kracht. Ze zijn, als handreiking aan de kijker, te beschouwen als een onderdeel van het kunstwerk. | |
[pagina 393]
| |
Voorafgaand aan de machines, tussen 1966 en 1975, vervaardigde Gerrit van Bakel meubels, speelgoed en wandobjecten, steeds van multiplex. Ook deze kregen een titel, zoals de Spinstoel, de Hymenstoel en Wiebel. De wandobjecten uit 1975 vormden de overgang naar de latere machines. Draaibare panelen moesten warmte suggereren als de rode wand zichtbaar was en koelte bij de blauwe. Ook toen vergde de utopist al een grote verbeeldingskracht van zijn kijkers. Ook toen hield hij zich al bezig met temperatuur. Het geringe bewegen met de hand werd daarna vervangen door het nog geringere bewegen dankzij olie, stoom of het dag-en-nachtprincipe. Met ieder nieuw meubel en iedere machine werd een klein deel van de wereld herschapen. Of werd een probleemstelling verbeeld. Zo ook in Over de oorsprong van de godsvrucht uit 1982. Bij dit werk vervoert een hoog wagentje, opgebouwd uit ijzeren staven, twee eieren in een netje. De vier solide, ijzeren wielen kunnen echter niet rijden. De toelichting die Gerrit van Bakel bij dit object geeft, laat zien hoe makkelijk hij associatieve verbanden legt. Het wagentje is ‘een soort hommage’ aan alle smeden uit het verleden en het heden omdat zij ‘ervoor gezorgd hebben dat dat ijzer hier nou is.’ IJzer en een ei hebben in zijn visie perfectie gemeen. Bovendien verwijst een ei ‘naar de oorsprong, naar de vrucht.’ ‘Een ei en een staafje ijzer zijn gelijkwaardigheden. Op het moment dat je die dingen vastpakt, dan ben je bij dat wat mensen Goddelijk noemen. Het is dus een soort samenvatting van de religie, vind ik.’Ga naar eindnoot10 In 1979 schreef Gerrit van Bakel al ‘Een ei is een verbeterde bol (...) een ei is onbereikbaar.’Ga naar eindnoot11 Ontroert niet juist de tegenstelling tussen de weerbaarheid van het ijzer en de uiterste kwetsbaarheid? Tussen het eindstadium van het perfecte smeedwerk en het begin van het leven? | |
Wagentjes die geest vervoerenIn 1984 bouwt Gerrit van Bakel aan de ruim zes meter lange Middelgrote problemendrager. De blikvangers ervan, de twee grote, ijzeren wielen, zijn onder zo'n schuine hoek gemonteerd, dat het meteen duidelijk wordt dat ze niets kunnen vervoeren. ‘Hier werkt in feite niets’, zegt de maker. ‘Hier werkt alleen het beeld. (...) Het is een derivaat van de Utah-Tarimconnectie. (...) Omdat [al mijn wagentjes] zo langzaam gaan, of omdat ze zo'n merkwaardige inhoud hebben of omdat ze helemaal niet kunnen rijden, vervoeren ze geest. Dit ding kwam steeds maar terug. Het stond elke dag in mijn schetsboek. Het moet er zijn gewoon, daarom. Omdat het dat vervoert, zijn aanwezigheid.’Ga naar eindnoot12 Problemen belasten de geest. Gerrit van Bakel geeft in bovenstaand citaat te kennen dat zijn wagens en machines principieel tot het rijk van de geest behoren vanwege hun introverte maar hardnekkige verzet tegen een materialistische wereld. | |
[pagina 394]
| |
Ook het Baldurwagentje vervoert geest. Wanneer het rijdt, gaan de vleugels op en neer. Gerrit van Bakel stelde zich voor dat de jonge Germaanse god Baldur samen met zijn blinde oom dit wagentje ontworpen had om de kracht van de wind te versterken. Helaas had Baldur, als gevolg van zijn ontijdige dood, niet meer de gelegenheid om drie elementen in het wagentje aan te brengen die de harmonie onder de volkeren zouden bevorderen: koper, ijzer en aluminium. Die voegde de vrij associërende magiër uit Deurne alsnog toe, in iedere vleugel één. Zijn werk roept door zijn vorm vragen op bij de beschouwer, evenals dat van veel van zijn tijdgenoten. Zijn ideeën zijn verbeeld in hermetische constructies, die hij vervolgens zelf openbreekt met taal: door titel en toelichting. Deze toelichting bestaat niet uit een explicatie van het object achteraf, maar hoort bij het kunstwerk omdat ze dit integreert in de eigen mythologie. Hij concretiseert deze door middel van beelden, die op hun beurt weer zijn mythologiserende verbeeldingskracht voeden. Zijn kunstwerken zouden daarom tentoongesteld moeten worden in combinatie met zijn teksten. | |
Een romantisch idealistIn de maand van zijn onverwachte dood, in november 1984, schreef Gerrit van Bakel: ‘Natuurlijk wil ik het heelal herontwerpen, maar dat kan ik niet.’Ga naar eindnoot13 - Waarom wilde hij dat zo graag? Verlangen naar een andere wereld en de eigen creatieve individualiteit tot richtsnoer nemen zijn kenmerkend voor het romantisch kunstenaarschap. De romantische kunstenaar keert zich af van de burgerlijke samenleving met haar rationalisme en prestatiegerichtheid. Daar tegenover stelt hij de vrijheid van het creatieve individu, dat alleen zijn eigen inspiratie volgt. In de sociale eenzaamheid die dit individualisme met zich meebrengt hunkert de romanticus naar verbondenheid en harmonie. Hij wil opgaan in de natuur, zoekt religieuze geborgenheid en aansluiting bij overgeleverde tradities. Tegenover het materialisme van zijn tijd stelde Gerrit van Bakel zich op als een idealist. Tegenover de machtige en efficiënte technologie kwam hij op zijn eentje met machines zonder enig nut, waarvan de prestaties behalve bewondering ook een glimlach opwekken. Als een romantisch utopist nam hij de handschoen op tegen de wereld. De kunstcritica Anna Tilroe, die hem gekend heeft, schreef na zijn dood over ‘zijn conflict met de wereld (...) [als] het oerconflict tussen individu en collectiviteit. (...) Hij was een outsider en dat kwetste hem diep.’Ga naar eindnoot14 Zijn individualisme deed hem de academie vroegtijdig verlaten om zijn eigen weg te zoeken. Hij wantrouwde organisaties die een beeldende-kunstbeleid wilden institutionaliseren. ‘Vrijheid was Van Bakels grote streven’, | |
[pagina 395]
| |
schreef Anna Tilroe in het zojuist geciteerde herdenkingsartikel. Vrijheid, dat grote romantische goed, is de inzet van het conflict met de wereld. Zou Gerrit van Bakel aan de Utah- en de Tarimmachine, ieder zo heel alleen op weg in een eenzaam gebied, niet de reis hebben toebedacht die hij zelf had willen maken? Door zijn vverk ontstond een breuk met de samenleving waarin hij was opgegroeid en waarvan hij deel wilde blijven uitmaken. En het was in zijn werk dat hij dat conflict met zijn geboortestreek probeerde op te heffen. Afgesneden van zijn wortels zocht hij heelheid, harmonie. In zijn schets- en notitieboeken (ruim 700 stuks) keert het woord harmonie telkens weer terug. Hoewel de analytische wijze waarop hij zich verdiepte in de natuur, kenmerkend voor de Verlichting genoemd mag worden, is daar ook zijn samenvattende, emotionele band met de kosmos, met het onbegrensde. Verschillende machines danken hun ontstaan daaraan. Enerzijds sluit het werk van Gerrit van Bakel aan bij constructief werkende kunstenaars, anderzijds bij kunstenaars met een romantische oriëntatie. Zo heeft hij met Johan Claassen (1943) de band met het Noord-Brabantse platteland gemeen. Beiden willen de afstand tussen hun geboortestreek en hun kunst verkleinen door die geboortegrond letterlijk of in de vorm van concrete symbolen op te nemen in hun objecten. Vanwege Van Bakels geloof in de krachten van de aarde en de natuur is er overeenkomst met Joseph Beuys (1921-1986). Met hun werk creëerden ze allebei een eigen mythologie. Het werk van Gerrit van Bakel levert vanwege zijn oorspronkelijke verbeelding, zijn hoge graad van eigenwijsheid en zijn perfectie een markante bijdrage aan de internationale ontwikkelingen van zijn tijd. |
|