Ons Erfdeel. Jaargang 42
(1999)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |
Vlamingen in Russische ogen
| |
[pagina 188]
| |
de Russische adellijke huizen, aan een Teniers of een Brouwer, naturalistisch en rijk aan alledaagse details:
Foei! Weg met die prozaïsch' onzin,
Die rommel van de Vlaamse school!Ga naar eindnoot1
De Russische reizigers in België spraken zich in de 19de eeuw graag uit over het nationaal karakter van de Vlamingen. In zijn beschrijving van Brussel (1820) stelde Pavel Soemarokov, ‘de lichtzinnigheid van de Fransen’ (de Franstalige Brusselaars) tegenover ‘het flegma van de Vlamingen’. Dat de Vlamingen flegmatiek zijn, was ook voor andere Russen vanzelfsprekend. In Oostende, schreef prins Aleksej Mesjtsjerski in 1842, ‘hebben de inwoners hun oude Vlaamse zeden bewaard, wat je aan hun manier van leven, van plezier maken en aan hun omgang met vreemdelingen kon zien. Ze zijn rechtuit, goedmoedig, vol vertrouwen en lief, voor zover hun flegmatiek temperament hun dat toelaat.’Ga naar eindnoot2 De reizigers van het romantische tijdperk oordeelden graag en snel over een ‘volkskarakter’. Soms waren hun clichés gewoon op een fonetische woordverwantschap gebaseerd: de flamandtsy zijn flegmatiek. Zij die uit het Russische tsarenrijk naar België kwamen, waren niet blind voor de taalproblematiek van het jonge onafhankelijke land. De absolute overheersing van het Frans sprong hun allen in het oog. Bij hen thuis vonden ze de absolute dominantie van die ene, Russische, ‘hoofdtaal’ over kleinere ‘taaltjes’ van de niet-Russische bevolking volkomen normaal en natuurlijk. Bovendien spraken alle Russische bezoekers uit die tijd vloeiend Frans. Men kon dus moeilijk verwachten dat ze voor de taalsituatie en de aspiraties van de Vlamingen enige aandacht en begrip zouden tonen. Toch zag de Moskouse slavofiele historicus Michail Pogodin, die zich ergerde aan de fnuikende overheersing van het Frans in de Russische hogere kringen, in 1839 juist in de Vlamingen zijn strijdgenoten voor de rechten van de moedertaal. ‘Ook de Vlamingen willen hun eigen taal spreken en in hun eigen taal schrijven! (...) Wij alleen blijven met het Frans in onze salons en we schamen ons meer het Frans niet te kennen dan het Russisch.’Ga naar eindnoot3 Het flamingantisme was in die tijd nog beperkt tot enkele Vlaamse elitekringen. Des te merkwaardiger is het feit dat de gast uit Moskou in 1839 uitgerekend de Vlamingen aan zijn landgenoten voorhield als een voorbeeld van trouw aan de eigen taal! Zowel de Russische liberalen als de uitgesproken reactionairen, zoals de officieuze journalist en ambtenaar Nikolaj Gretsj in 1843, hadden voor de taalproblematiek van België alle aandacht. Ze benadrukten dat de taal van de Vlamingen in België alom vitaal aanwezig was. Zelfs in Brussel ‘spreken ze een Vlaams dialect dat op het Hollands lijkt, maar ze verstaan allemaal Frans | |
[pagina 189]
| |
en ze antwoorden je ook in het Frans. Men beweert dat zelfs gevormde mensen, wanneer ze Frans spreken, er ook wel eens een platte Vlaamse vloek tussendoor durven gooien: God verdom mij. In Brabant is al een vereniging ontstaan die het Vlaams wil behouden en verder ontwikkelen. De leden ervan klagen steen en been dat de Brusselaars overdreven gehecht zijn aan de Fransen.’Ga naar eindnoot4 ‘De zelfstandigheid van de Vlamingen’ en hun taaie gehechtheid aan hun eigen, door het Frans dikwijls verdrongen taal werden in de Russische reisverslagen met veel sympathie beschreven, ook wanneer de Russen zelf wegens hun onkundigheid van het Nederlands hier en daar in België in een moeilijke situatie terechtkwamen. Er is bijvoorbeeld geen spoor van ergernis te vinden in het verhaal van de econoom Narkiz Tarasenko-Otresjkov over zijn bezoek in 1870 aan Antwerpen: ‘Het Vlaamse element heeft hier de overhand. Velen, vooral uit de lagere standen, verstaan helemaal geen Frans. Er zijn er ook velen uit de middenstand en de hoge klassen die wellicht Frans kennen, maar altijd in het Vlaams antwoorden. Toen ik de stad bezichtigde, vroeg ik enkele keren iets in het Frans aan voorbijgangers; ze begrepen me echter niet. Een vrouw van wie ik op het plein voor het paleis druiven kocht, kon me niet verstaan en riep een voorbijganger die voor ons moest tolken.’Ga naar eindnoot5 Deze aandacht en sympathie voor de taal van de Vlamingen was hoofdzakelijk gemotiveerd door de manier waarop de Russische bezoekers de Vlamingen over het algemeen zagen en wilden zien. Terwijl de Belgische Fransgezindheid in de ogen van vele Russen gelijk stond met het liberale dynamisme en met sociale vooruitgang, zochten ze de zuiverheid van Belgiës verleden in de Vlamingen. Het historisch eigenaardige aan het land werd dus voor de Russen door het volk belichaamd, dat ze trouwens weinig kenden en dat bij hen vooral romantische beelden uit de Middeleeuwen opriep. Men ging naar Brussel om politieke debatten bij te wonen, zich met het laatste woord van het liberalisme vertrouwd te maken en andere tekens van de moderniteit te leren kennen. Bij de Vlamingen daarentegen probeerden de Russen als het ware op adem te komen van al dat moderne om van het oude en van het schone te genieten. Als de zuiverste belichaming van het middeleeuwse verleden werden... de Vlamingen zelf beschouwd. In de loop van de hele 19de eeuw waren ze voor de mensen uit Rusland iets exotisch, iets wat nog moest worden gevonden en ‘ontdekt’, een beetje zoals de Europeanen toen de verre Afrikaanse volkeren aan het ontdekken waren. | |
Goedhartig en flegmatiekDat de Vlamingen voor de Russische reizigers zo exotisch waren, blijkt ten eerste uit het feit dat menige Rus speciaal naar België kwam (uit Londen of | |
[pagina 190]
| |
Parijs) om de ‘rasechte Vlaming’ te zien. Dit was voor velen een reisdoel an sich, die goedhartige en flegmatieke Vlamingen met hun oude zeden en hun nog levende taal, die evenwel, zo dacht men, gedoemd was te verdwijnen. Ten tweede hadden de Russische reizigers niet alleen belangstelling voor de tradities en gewoontes van de Vlamingen, zoals elders in Europa, maar ook voor hun hele volksaard, hun ‘ziel’ en zelfs... voor hun uiterlijk. Over het uiterlijk van de Zwitsers, Schotten, Denen of andere kleine volkeren in Europa spraken de reizigers uit Rusland zich nauwelijks uit. Maar voor de Vlamingen hadden ze in de 19de eeuw wel een zeer speciale belangstelling, die inderdaad iets weg had van de nieuwsgierigheid voor exotische stammen uit het Oosten. ‘Toen ik Parijs verliet’, aldus de letterkundige Pavel Annenkov, ‘wilde ik ervan genieten om de Vlaming te observeren, dit wezen dat net als een sidderaal, die bij aanraking schokken geeft, enkel op een plechtig moment in zijn leven al de rijkdommen en schatten van zijn diepe natuur tentoonspreidt’. Onder invloed van de Franse cultuur leek dit traditionele en exotische element van België echter met uitsterving bedreigd. Het is Annenkov in 1842 uiteindelijk toch niet gelukt om een ‘echte’ Vlaming te vinden. ‘Helaas heeft de morele druk van Frankrijk deze stam [!] (...), helemaal doen verdwijnen. Waar is de zware tred, de uiterlijke kalmte en de knorrigheid die hun echte gevoelens en ontvankelijk hart voor een stuk verbergen? Niets is daarvan overgebleven! Wat er in heel Vlaanderen nog aan Vlaams rest, zijn alleen die enorme biervaten...’.Ga naar eindnoot6 Het glorierijke volk van Rubens bleef voor de onderdanen van de tsaar een grote onbekende, nagenoeg verdrongen door de Belgische moderne industriële beschaving. De taal van deze beschaving was immers Frans en haar inspiratiebron was Frankrijk. De Russische bezoekers en hun lezers thuis hadden ook later veel belangstelling voor de antropologische ‘rassentypes’ van de Vlamingen en de Walen. Het geloof in de ‘rassentypes’ was toen absoluut. ‘Je kan een Vlaming vandaag nog gemakkelijk aan zijn uiterlijk onderscheiden van een Waal’, zo schreef de Petersburgse journalist Akim Efron. ‘De eerste is van het blonde Germaanse type; hij heeft lichte ogen en vaak ook lichtblond haar; de Waal is daarentegen veel beniger, hij heeft sterkere ledematen, zijn vlezige delen zijn minder ontwikkeld, maar er zijn onder de Walen meer rijzige mannen dan onder de inwoners van Vlaanderen.’ Toch komt de volksaard helemaal niet overeen met het ‘rassentype’. ‘De Vlamingen hebben alle specifieke karaktertrekken van hun Germaanse voorouders verloren en staan nu met hun volksaard dichter bij de Fransen. Ze hebben ook een bijzondere sympathie voor de Fransen, terwijl ze met de Duitsers, die van dezelfde afkomst zijn als de Vlamingen, nauwelijks sympathiseren’.Ga naar eindnoot7 In het Vlamingenbeeld van de Russen kwam hoe langer hoe meer niet het flegmatisme op de eerste plaats, maar de ontwikkelde esthetische gevoe- | |
[pagina 191]
| |
lens. Gretsj noteerde met enthousiasme dat ‘de liefde voor het schone het overwegende gevoel was’, ook in de lagere klassen (dus de Vlamingen). ‘Ga maar eens een privé-huis binnen: bij de rijken prijken er schilderijen aan de muur en bij de armen gravures. De bewoners van de omliggende dorpen die de mis in de kathedraal bijgewoond hebben, blijven voor de onsterfelijke schilderijen staan en bekijken ze aandachtig, en onbewust trots vertellen ze elkaar: Dat is nu onze Rubens’Ga naar eindnoot8. De grote Vlaamse liefde voor de muziek maakte eveneens veel indruk op de Russische waarnemers, des te meer omdat de Vlamingen volgens sommigen gewoonlijk ‘koel zijn en niet ontvankelijk’.Ga naar eindnoot9 Met ‘de Vlaamse manie van properheid’ staken Russische auteurs evenwel de draak. In zijn Verkiezingen te Scheerbeek. Een verhaal uit het Vlaamse leven (1904) liet N. Severov (pseudoniem van Nikolaj Orlov) zich spottend uit over een Vlaamse meid die op zaterdag ‘een diep gewortelde Vlaamse gewoonte volgde en de vloer absoluut onnodig met een natte dweil ‘schoonmaakte’ (...), om alleen modder uit te smeren en de vochtigheid voor een hele week in het huis te laten komen’. Ook op een andere plaats liet de Rus zijn sarcasme de vrije loop, als hij het had over ‘de Vlaamse manie om alles zonder onderscheid en onnodig te wassen, zelfs de trottoirs, die dan onmiddellijk weer worden bevuild, en ook alles ondersteboven te zetten, alleen omdat het zaterdag is en omdat het bij iedereen zo wordt gedaan’.Ga naar eindnoot10 Immense verschillen tussen de Vlamingen en de Walen vielen toen iedereen op, alsook het antagonisme tussen de twee taalgemeenschappen van België. Het omvangrijke etnografische boek van Elizaveta Vodovozova maakte twintig jaar lang de Russische jeugd vertrouwd met verschillende Europese volkeren. Vodovozova schreef over een wederzijdse ‘vijandschap’ tussen de Vlamingen en de Walen, over scheldwoorden en beledigende bijnamen die ze elkaar gaven en die vaak ‘tot ruzies en bloedige knokpartijen’ leidden. Een ervaren huisvrouw, zo lezen we verder, zou nooit tegelijkertijd een Vlaamse en een Waalse meid in dienst nemen, want anders komt er aan het gescheld en getwist geen einde.Ga naar eindnoot11 Een kwarteeuw later zou Serafima Pantelejeva in haar populaire boekje over België en Nederland dit onderwerp nog eens kort aansnijden: ‘De raciale tweedracht wordt gladgestreken onder de invloed van economische en culturele factoren, maar niet overal. Een rijke koopman uit Brussel zei me: ‘Ik verzeker u dat indien een zieke Waal op straat zou vallen, Vlamingen hem niet zouden oprapen, en vice versa’’.Ga naar eindnoot12 Clichébeelden van flegmatieke en zwijgzame, maar ook volhardende en vlijtige Vlamingen haalden in Rusland moeiteloos de Eerste Wereldoorlog. Menig stereotiepe voorstelling over de flamandtsy werd nog versterkt omdat de Russische lezers na 1900 massaal geboeid werden door de poëzie van Emile Verhaeren. Door vele inspanningen van Valeri Brjoesov en andere vertalers | |
[pagina 192]
| |
Emile Verhaeren (1855-1916).
leerden de Russen België bekijken door de bril van Verhaeren. Het kon ook niet anders: volgens Brjoesov waren het de Vlamingen zelf die Verhaeren als ‘hun eigen dichter’ erkend hebben, die hun stem, hun ziel liet klinken in zijn poëzie.Ga naar eindnoot13 De Vlaamse boer uit Verhaerens werk - stevig gebouwd, luidruchtig, in perfecte harmonie met de natuur, vol met uitbundige levenslust en sensueel, een en al lichamelijkheid, doordrenkt met de aardse ‘sappen van Vlaanderen’ - werd voor de Russen het archetype van de Vlaming in het algemeen. Zo stelden de Russen zich hem voor, zo zagen ze hem, zo wilden ze hem altijd zien. Maar ook de culturele en politieke aspiraties van vele Vlamingen, vooral hun beweging voor hun taalrechten waren de Russische lezer niet onbekend. Niet voor niets beweerde de Rus Sergej Metsj in zijn populaire brochure over België en Nederland (1912) dat de Vlamingen ‘gemakkelijk zouden kunnen bereiken’ dat hun taal dezelfde rechten krijgt als het Frans, zowel in het parlement, in het gerecht en het bestuur als in het onderwijs en het leger.Ga naar eindnoot14 | |
UilenspiegelDe Eerste Wereldoorlog deed de Russen hun ideeën over ‘het Belgische mozaïek’ radicaal veranderen. Er ontstond in de Russische pers en literatuur anno 1914 een echte cultus van België, de kleine dappere bondgenoot van het tsarenrijk in de bloedige strijd tegen de Duitse agressor. Nooit was er in | |
[pagina 193]
| |
Rusland zoveel aandacht geweest voor het kleine koninkrijk als toen, nooit werden er aan België zoveel artikelen en brochures gewijd, maar ook nooit zoveel gedichten en toneelstukken. De beste Russische auteurs wedijverden met elkaar om hun hulde te brengen aan België: Blok, Brjoesov, Volosjin, Leonid Andrejev... Vooral de Belgische patriottische propaganda en de invloed van de in Rusland zo beroemde Emile Verhaeren hebben hierin een belangrijke rol gespeeld. De Belgen werden daarbij als een wondervolk voorgesteld, dat zijn vroegere interne verschillen en conflicten voorgoed had begraven en in één nacht tot een perfecte eenheid was gekomen. Uit het boekje België en de Vlaamse beweging (1915) van Joeri Veselovski, een letterkundige en vertaler, een uitstekende kenner van België, blijkt duidelijk dat deze totaal onverwachte ‘eendracht’ van de Belgen een zeer grote indruk maakte op de Russen, des te meer omdat ‘de rivaliteit tussen de twee nationale elementen in België zich nog vlak voor de oorlog bijzonder sterk en stormachtig manifesteerde’.Ga naar eindnoot15 Nu leek het echter alsof er geen Vlamingen en geen Walen meer waren, maar alleen maar Belgen. Terzelfder tijd, in 1915, op het hoogtepunt van de België-cultus, zag de Russische vertaling van Charles De Costers Légende d'Ulenspiegel het licht. Het boek kende in Rusland een fantastisch succes. Een van de redenen daarvan waren juist de bij de Russen allang ingeburgerde stereotiepe voorstellingen over wat ‘dé Vlaming’ was. Deze eenvoudige en naïeve voorstellingen kwamen reeds in het voorwoord van de vertaler, Arkadi Gornfeld, tot uiting. Hij noemde Lamme Goedzak ‘een goedmoedige flegmaticus’, die al het overvloedige en bovenmatige belichaamde, al het bruisende van leven en het materialistische, ‘dat we Vlaams plegen te noemen’.Ga naar eindnoot16 In zijn latere voorwoord stelde de vertaler het begrip ‘Vlaams’ expliciet tegenover het begrip ‘puriteins’, waarbij zijn voorkeur duidelijk naar ‘het Vlaamse’ ging, dat in de figuur van Lamme Goedzak belichaamd zou worden.Ga naar eindnoot17 Dat Lamme Goedzak voor de Vlamingen niet bepaald de beste kanten van de Vlaamse volksaard belichaamt maar eerder als een lompe zwakkeling overkomt, kan de Russen alleen maar choqueren. De Russische lezers zien Lamme immers nog altijd als een hartverwarmende, levenslustige filosoof, de meest sympathieke uiting van ‘de Vlaamse geest’ zonder meer, dé Vlaming bij uitstek. Lamme Goedzak deed de Russen in 1915 denken aan de Vlaamse boeren van Verhaeren. Maar in tegenstelling tot die boeren was hij vanaf het begin een figuur uit het verre verleden. De Eerste Wereldoorlog en het officiële Belgische eenheidspatriottisme van 1914-1918 verdrongen in de ogen van de Russen de verscheidenheid aan ‘volkstypes’ in het toenmalige België. De Vlamingen werden hierdoor als het ware afgeschoven naar het verleden, naar de 16de of de 17de eeuw. Door De Costers Légende d'Ulenspiegel gingen de Russen de begrippen ‘Vlaming’ en ‘Vlaams’ nog sterker associëren met | |
[pagina 194]
| |
Lamme en Tijl door de Russische boekillustrator Evgeni Kibrik.
lang vervlogen tijden. In het begin van de jaren dertig was de Verhaeren-mode in Rusland al voorbij. De Sovjet-Russen brachten de Vlaamse thematiek nog alleen met de roman van De Coster in verband. De ontelbare heruitgaven van La légende d'Ulenspiegel in de Sovjet-Unie, in honderdduizenden exemplaren, hadden op de Russische voorstellingen over de Vlamingen een dubbel effect. Enerzijds werd het gesimplificeerde beeld van ‘een echte Vlaming’ als een soort Lamme Goedzak versterkt en bestendigd. Aan de andere kant werd dit beeld uitsluitend met het verre verleden geassocieerd en hield het bij de Russen absoluut geen betrekking meer met het hedendaagse België. Zo noemde bv. de bekende Russische schrijver Konstantin Paoestovski in zijn voorwoord tot een zoveelste heruitgave van De Costers roman (1969) Vlaanderen ‘een land van blozende en grappenmakende mensen’, een land van levenslust en overvloed. Hij verwees daarmee echter niet naar het Vlaamse gedeelte van België van zijn tijd, maar uitsluitend naar ‘het oude Vlaanderen’ van eeuwen geleden.Ga naar eindnoot18. Door het verhaal van Tijl en Lamme was de belangstelling van de Russische lezer voor de Vlamingen altijd groot, maar het ging hem enkel om de historische Vlamingen, niet om de Vlamingen van de 20ste eeuw. De roman zelf kreeg bij de Sovjet-Russen nogal uiteenlopende interpretaties en werd zelfs door de dissidenten gebruikt tegen het communistische despotisme. In de jaren zeventig bezong een onbekende dichter uit Leningrad | |
[pagina 195]
| |
in zijn illegaal verspreide gedicht de Vlaamse strijd tegen het Spaanse juk als inspiratiebron voor de Russische drang naar vrijheid.Ga naar eindnoot19 De Russen zouden als het ware door de Vlamingen naar de vrijheid geleid worden, door hun voorbeeld, door hun vurige vrijheidsliefde en zegevierend enthousiasme. De jonge dichter richtte zich ook direct tot de flamandtsy (‘Ze verbrandden jullie levend, o Vlamingen...’), maar ook hij bedoelde die dappere geuzen uit de 16e eeuw, niet de Vlamingen van zijn eigen tijd. | |
Blinde vlekHet moderne Vlaanderen met zijn specifieke culturele en politieke problemen verdween nagenoeg volledig uit het Sovjet-Russische wereldbeeld. Het gaat hier uiteraard niet over gespecialiseerde wetenschappelijke publicaties (bv. over de geschiedenis van de Belgische literatuur), maar over clichébeelden die voortkomen uit populaire boekjes en kranten. De reizen naar België werden met de komst van het IJzeren Gordijn uiterst zeldzaam, de informatie over het land werd schaars en eenzijdig. Het ‘Belgische mozaïek’ dat zo sterk de aandacht had getrokken van de Russische reizigers en journalisten vóór de revolutie, paste moeilijk in het communistische wereldbeeld: de marxistische klassenstrijd tussen de arbeid en het kapitaal maakte alle andere conflicten onbeduidend en marginaal. Nog minder plaats was er in dit wereldbeeld voor de ‘reactionair-separatistische’ Vlaamse ontvoogdingsstrijd. De miljoenen Sovjet-Russen konden ‘de Vlaamse kwestie’ en de hele taalproblematiek van België slechts door de bril van de Belgische communisten bekijken: ‘de Vlaamse kwestie’ zou de Belgische arbeidersbeweging alleen maar kunnen verzwakken en afleiden van de weg naar het socialisme. Dat de getraumatiseerde nationale identiteit van de Vlaamse meerderheid van de Belgische bevolking tot reële en ernstige tegenstellingen had geleid, werd in de Sovjetpers voortdurend verzwegen en geminimaliseerd. De hele taalproblematiek van België werd jarenlang uitsluitend negatief in termen van ‘nationalistische waanzin’ en ‘separatisme’ samengevat. Ook een andere factor speelde daarbij in Rusland een belangrijke rol: als een grote ‘imperiale’ en chauvinistische natie waren de Russen psychologisch totaal vervreemd van de problemen van kleinere volkeren, vooral als ze geen eigen staat hadden. In de tsaristische tijd hadden de Russische intellectuelen nog enigszins begrip voor de taalpolitieke problemen en aspiraties van de Vlamingen. In het Sovjetimperium daarentegen zouden de Russen geen aandacht en zeker geen begrip kunnen hebben voor al die ingewikkelde taalpolitieke toestanden in het kleine koninkrijk aan de Noordzee. Zo riep ook het woord flamandtsy bij de Sovjet-Russen geen associaties meer op met iets hedendaags, maar enkel nog met het mooie oude verhaal over Tijl en Lamme ofwel met de kunst van Rubens en Van Dyck. | |
[pagina 196]
| |
Zelfs bij de weinige geluksvogels die België in de Sovjettijd mochten bezoeken, was enig begrip voor ‘de Vlaamse kwestie’ zoek. De Sovjet-Russische zeeman Sergej Napalkov deed België in de jaren vijftig meermaals aan en beschreef dit land in zijn schetsen heel gedetailleerd en - vrij ongewoon voor die Koude Oorlog-sfeer - met onverhulde sympathie. Als hij echter alle kenmerken van België op een rijtje zet, vermeldt hij slechts in de laatste plaats, en dan nog terloops, de communautaire problematiek. ‘In België bestaan nog steeds vele eigenaardigheden die een buitenlander verwonderen. Het kan gebeuren dat een Belg uit het zuidwesten, die Frans of Waals spreekt, een andere Belg, uit het noordoosten, die Vlaams spreekt, niet verstaat. Soms weigeren ze zelfs helemaal met elkaar te praten in de taal van de andere’.Ga naar eindnoot20 Bij een bezoeker uit een veelvolkerenland, waar alle volkeren evenwel braafjes met elkaar in de dominerende Russische taal moesten spreken, kwam de Belgische situatie inderdaad heel vreemd over. Het taalprobleem, een echte sleutel om België te begrijpen, werd door de Sovjetauteur Napalkov tot een curiosum herleid, tot een stuk grappige exotiek. Verder repte hij in zijn boekje met geen woord over de problemen tussen de Vlamingen en de Franstaligen, en evenmin over iets specifiek Vlaams in het hedendaagse leven van België. Nog veel minder begrip voor de Vlaamse problematiek werd door de Sovjetschrijver Vladimir Droezjinin getoond in zijn reisboek over België (1973). In de late jaren zestig was de taalpolitieke spanning in het land te snijden. Toch liet hij zich daar erg minimaliserend en zelfs minachtend over uit. Wat de Vlamingen betreft, herhaalde Droejinin alleen maar oude platitudes over ‘een bedaarde Vlaamse grondigheid in de ontwikkeling van hun gedachten’, over ‘een Rubensiaanse corpulentie’ en over een sappige Vlaamse maaltijdencultus. De taalpolitieke aspiraties van de Vlamingen zijn deze Sovjet-Russische auteur totaal vreemd gebleven. Terwijl Napalkov er in de jaren vijftig vrij neutraal op had gereageerd, als op een curiosum, stond Droezjinin tien jaar later bij na openlijk vijandig tegenover deze aspiraties, alsof hij zichzelf bedreigd voelde. In Antwerpen ‘antwoorden velen op een in het Frans gestelde vraag stijfkoppig in het Vlaams’. Honderd jaar voordien, toen de Russische reiziger Tarasenko-Otresjkov in Antwerpen in precies dezelfde situatie terechtkwam, wekte die bij hem geen ergernis maar een welwillende belangstelling. Bij Droezjinin daarentegen was er niets dan gemopper en irritatie (‘antwoorden ze stijfkoppig...’) alsof de Antwerpenaren die hun eigen taal wilden spreken een soort taalsabotage beoefenden, zoals de Esten en de Letten in de Sovjettijd die bij Russische toeristen soms plots geen Russisch meer kenden. In vele Belgische steden zag de Sovjetauteur de Vlaamse studenten demonstreren voor de volledige vernederlandsing van de KU Leuven. Hij noemde de demonstranten misprijzend ‘herrieschoppers’ (boejany) en citeerde met sympathie een onbekende taxichauffeur: | |
[pagina 197]
| |
‘- Nee, Monsieur. Mijn zoon is goddank geen student. Anders was hij ook gaan rotzooien als die nietsnutten. Ze hebben dus geen Frans nodig, zeggen ze. Maar hebben ze er al eens bij nagedacht of ze het met hun Vlaams ver kunnen brengen? Wel, de Hollanders zullen hen verstaan, maar wie dan nog? - En u bent... - Ik ben zelf een Vlaming, Monsieur. En hij ging me bewijzen dat de werkende mens geen boodschap had aan die taaloorlog.’ Verder sloeg Droezjinin in zijn reisboek over België echt alarm: ‘Het Vlaamse nationalisme is in opmars.’ Dat Vlaanderen, vooral na de Tweede Wereldoorlog, ‘economisch sterker werd en zich veel fabrieken en havens heeft aangemeten’, besprak hij niet als een kolossale prestatie van de nakomelingen van Rubens, maar slechts als een grondslag van het groeiende Vlaamse nationalisme. Niet alleen Droezjinins eigen chauvinistische vooroordelen weerklonken in zijn boek, maar ook was de invloed merkbaar van zijn kennissenkring in België, uitsluitend Franstalig en niet te spreken over het flamingantisme. De Russische gast moest wel toegeven dat in het België van na 1830 ‘het huwelijk’ van de twee taalgemeenschappen ‘niet helemaal gelijkgerechtigd was. Lange tijd was in België de Franse taal overheersend. En nu nog krijgt die in menig geval een voorkeursbehandeling’. Toch probeerde de auteur het taalprobleem met alle middelen te bagatelliseren en in een zo slecht mogelijk daglicht te plaatsen. In schreeuwende tegenspraak met de historische feiten en ook met wat de oudere Russische bezoekers daarover hadden geschreven, beweerde Droezjinin dat België tot in de jaren vijftig ‘geen taalstrijd gekend heeft en dat de Vlamingen en de Walen alle reizigers verbaasden met hun wolkeloze vriendschap [!]. En plots blijkt er in de tweede helft van de twintigste eeuw, in het westen van Europa, een conflict te woeden dat aan middeleeuwse godsdienstoorlogen doet denken...’.Ga naar eindnoot21 | |
De hardnekkigheid van clichésIn de jaren van de perestrojka, naarmate de nationaliteitenkwesties in de USSR zelf steeds acuter werden, nam ook de belangstelling voor het ‘Belgische mozaïek’ toe. Zou België geen model kunnen zijn voor andere veelvolkerenstaten? Toonaangevende Sovjetkranten namen omstreeks 1990 vaak uitgebreide stukken op over de federalisering van België en over de oude taalpolitieke conflicten. Het probleem werd echter ook meestal herleid tot ‘de Vlaamse kwestie’. De Vlaamse meerderheid van de Belgische bevolking werd daar eerder als een onrustige en rebelse minderheid voorgesteld. De Vlamingen kwamen bij de gemiddelde Russische lezer over als een groep oproerkraaiers, die je nooit tevreden kon stellen, die een steeds bredere autonomie eisten en die hun taalwetten met te veel kleingeestig pedantisme toe- | |
[pagina 198]
| |
pasten. Hoewel er aan de beide kanten van de taalgrens in België geen gebrek was aan separatistische uitspraken, werden in de Russische media toch de voor de Russen negatieve begrippen ‘nationalisme’ en ‘separatisme’ uitsluitend tegen de Vlamingen gehanteerd. De Russen leerden de Franstalige Belgen zien als steunpilaren van de Belgische eendracht, terwijl de Vlamingen de communautaire rust en vrede steeds weer zouden ondermijnen. Deze eenzijdige positie van de Russen wat betreft de Belgische problemen heeft veel oorzaken. Zowel de communistische tradities spelen hierbij een belangrijke rol, alsook de chauvinistische complexen van een Rus als vertegenwoordiger van een ‘groot volk’ en een ‘grote taal’. Voorts is er het feit dat de ex-Sovjetburgers na 75 jaar ultracentralistisch staatssocialisme principieel weinig begrip hebben voor decentralisering. Iedere vorm van federalisering staat voor hen gelijk aan een onomkeerbare verzwakking en zelfs aan een totale desintegratie van de overheidsstructuren. Ten slotte kenden de meeste Russische journalisten en diplomaten in België tot voor kort geen Nederlands en hadden ze er ook absoluut geen belangstelling voor. Ze putten jarenlang al hun informatie over de Belgische toestanden uit de grote, maar niet onpartijdige Franstalige kranten zoals Le Soir en La Libre Belgique. Het populaire boekje over België en Luxemburg van Vladislav Drobkov (1989), een verslaggever van de Pravda, getuigt duidelijk van de manier waarop de Russen in de jaren tachtig de Belgische realiteit benaderden. Ook hij wijdde aan de communautaire problemen niet meer dan een klein hoofdstukje onder de titel Hoe kan de haan het met de leeuw vinden? In tegenstelling tot zijn voorgangers beschreef de auteur nauwkeurig alle problemen tussen de Vlamingen en de Franstaligen, waaronder ‘een last van onrechtvaardigheid en wederzijdse afkeer’ die door de jarenlange discriminatie van het Nederlands in België was ontstaan. Drobkov merkte terecht op dat het alleen maar ‘schijn’ was dat de Belgische ‘taalconflicten zo pietluttig zouden zijn’: hij verwees dan ook naar oude en diepgewortelde culturele, politieke en economische tegenstellingen die zich achter deze taalconflicten verscholen. Maar dieper graven deed ook deze Sovjetjournalist niet. Dat aan de universiteit van Leuven, in het Nederlandstalige gebied, het Frans nog in het midden van de jaren zestig een sterke positie innam, noemde Drobkov ‘een abnormale situatie’, maar deze woorden staan bij hem tussen aanhalingstekens om zijn sarcasme te laten doorklinken. De splitsing van de Leuvense Alma Mater in een Nederlands- en een Franstalige universiteit werd in Drobkovs boek als een puur curiosum afgeschilderd, als een Belgenmop zonder meer. De ingewikkelde Voerense kwestie, die in de jaren tachtig de hele Belgische staat deed wankelen, werd door de Sovjetauteur met het nietszeggend cliché ‘de nationalistische twisten’ afgedaan.Ga naar eindnoot22 Als de auteurs die min of meer vertrouwd zijn met het hedendaagse | |
[pagina 199]
| |
leven in België het al niet beter weten, wat mag men dan verwachten van de leek? Zelfs bij de Russische intelligentsia treft men nog steeds het idee aan dat België zonder meer een Franstalig landje zou zijn, een verlengde van Frankrijk. Door het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de dramatisch snelle regionalisering van de Russische Federatie in de jaren negentig lijkt de Belgische federalistische ervaring niet meer bruikbaar te zijn voor de Russen. Het talenmozaïek van België wekt vandaag weinig of geen belangstelling bij de Russische bezoekers. Het meest recente reisverslag van de schrijver Leonid Zjoechovitski over Antwerpen (1995) is daar een zoveelste getuigenis van. In zijn krantenpagina grote schets staat nergens vermeld dat de meeste inwoners van die stad Vlamingen zijn, hoewel de auteur het wel over ‘naakte Vlaamse wijven’ heeft, die als het ware hét onderwerp vormden van de grote Vlaamse schilderkunstGa naar eindnoot23. De flamandtsy zijn in Russische ogen nog altijd een volk uit de 17de eeuw, het volk van Tijl Uilenspiegel en Rubens, in het verre verleden. Alleen het groeiende toerisme en vooral de zakelijke contacten tussen mensen uit beide landen kunnen de situatie veranderen en mogelijkheden bieden aan de Russen om de echte Vlamingen van vandaag te leren kennen, niet de Vlamingen uit historische boeken. Gutta cavat lapidem... |
|