| |
| |
| |
De goede naam
Peter Hoefnagels-Blommesteyn
werd geboren in 1927 in Bilthoven. Studeerde recht en psychologie en promoveerde in 1957 tot doctor in de rechtsgeleerdheid. Hij was werkzaam aan de universiteit van Californië (Berkeley) en werd in 1965 benoemd aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam. Daarvoor was hij werkzaam in de strafrechtspraak en kinderrechtspraak. Hij is emeritus hoogleraar criminologie en familierecht. Tot voor kort was hij lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Hij publiceerde o.a. enkele romans en novelles, benevens essays en verhalen in de culturele tijdschriften ‘De Gids’, ‘Maatstaf’ en ‘Tirade’.
Adres: Lindeseweg 25,
NL-7251 NJ Vorden
‘Voor wie ik liefheb wil ik heten’ (Neeltje Maria Min)
Alle macht begint bij registratie. Toen Napoleon in onze landen de Burgerlijke Stand instelde, verplichtte hij de burgers hun naam te laten registreren. Uit verzet lieten verscheidene burgers zich inschrijven met namen als Poepjes, Naaktgeboren, Lullekens en De Piel. Zij hadden schijt aan de machthebber en drukten hun afgrijzen jegens de staatsmacht uit. Het waren verzetsnamen. Geuzennamen.
In zijn academisch proefschrift uit 1906 over het rechts-karakter van de naam schreef Chr. P. van Eeghen: ‘Door de bemoeienis van den Staat met het naamwezen... door de invoering van den Burgerlijken Stand... werd aan allen de verplichting opgelegd dien naam te dragen. Let dus op: er kwam niet alleen registratie, maar ook een draagplicht van deze naam tegenover staatsorganen.’ Van Eeghen wijst erop dat een strafrechtelijke sanctie op zo'n draagplicht slechts aantrekkelijk zal zijn ‘voor den verafgoder eener centralisatie...’.
Nu bijna negentig jaar na verschijning van Van Eeghens proefschrift, bijna honderdnegentig jaar na de instelling van de Burgerlijke Stand, is de houding van de burger tegenover de staat honderdtachtig graden gedraaid. De burger heeft de neiging zijn of haar geregistreerde naam als de ware naam te zien. De volksvertegenwoordigers gebruiken dierbare argumenten als ‘emancipatie’, ‘eenheid van het gezin’ en ‘identiteit’ voor de statelijke registratie en het naamrecht. What's in a name? De staatsmacht.
De staat heeft het in de twintigste eeuw in alle opzichten van de burger gewonnen. De burger heeft aan de statelijke regels niet alleen gehoorzaamd,
| |
| |
hij/zij heeft de wet tot norm verheven en geïnternaliseerd. Er zijn er die hun graad van emancipatie en de politieke correctheid afmeten aan de adressering van hun staatsnamen. Het naamrecht is geen strijd meer van de burger tegen de staat. Er is een strijd tussen de burgers onderling, tussen mannen en vrouwen en kinderen. Volgens de oudste tradities van machtsuitoefening: verdeel en heers.
| |
Verkeersnamen
Het naamrecht regelt de namen die men moet voeren tegenover staatsorganen. De burger is tegenover anderen vrij iedere naam te voeren die hij of zij wenst, als je anderen er geen schade mee doet en niet net doet alsof je die ander bent of doet alsof je tot zijn gezin of familie behoort (artikel 8 Boek 1 B.W.). Dit laatste mag overigens wel als je toestemming van dat gezin of die familie hebt. Voor wie je liefhebt mag je heten, maar je mag je ook anders noemen. Mijn vrouw - ik zal haar nu en dan als voorbeeld opvoeren - blijkt naar negen namen te luisteren, de kinderen hebben ze geteld. Het zijn toenamen, bijnamen en koosnamen. Volgens mijn vrouw worden al deze namen in een eigen specifieke context en betekenis gebruikt. De betekenisverlening is, zoals steeds in familiezaken, beslissend. Hoe intiemer wij in de privacy van de familie duiken, hoe belangrijker de particuliere betekenis van de naam wordt. Het is voor de staat onmogelijk zich de betekenis van deze namen toe te eigenen. Maar aangezien de staat vanouds meer macht wil, macht over de grond en macht over personen, ook binnen de familierelaties, ook binnen de intimiteit, is het oppassen geblazen. Dat heeft Van Eeghen goed gezien.
Er bestaan vele andere soorten namen dan staatsnamen. Het zijn namen voor verschillende vormen van menselijk verkeer. Verkeersnamen. Zij vallen niet onder het naamrecht en niet onder de statelijke registratie. Hugo Brandt Corstius, waarschijnlijk zijn staatsnaam, schrijft onder een groot aantal pseudoniemen, zoals Battus, Piet Grijs, Raoul Chapkis, Stoker, Drs van Buuren.
De schuilnaam is meer dan een pseudoniem. Het is een door de drager gekozen naam waarachter hij zich verschuilt. Anders dan bij het pseudoniem is niet bekend wie de schrijver, de onderduiker, de verzetsman is. J.B. Charles was tijdens de Tweede Wereldoorlog de verzetsnaam van W.H. Nagel; deze schuilnaam werd later zijn pseudoniem. Andreas Burnier was in haar studententijd een schuilnaam voor Ron Dessaur, omdat zij vreesde dat haar libertijnse schrijftrant over lesbische verhoudingen bij bepaalde hoogleraren een zuivere beoordeling van student Dessaur zou verstoren. Boris Tomas was in de jaren zeventig de schuilnaam van een columnist die milieuschandalen in het Rijnmondgebied aan de kaak stelde en later bleek Peter Hoefnagels te zijn.
| |
| |
De vernoemingsnaam is een naam naar wie of wat men iemand vernoemt. In Indonesië noemt men wel de ouders naar hun kind, Bapak Simin en Ibu Simin. Dat is ook een expressie van een verhouding. In de vernoemingsnaam kan men verbonden zijn met de voorouders, de geschiedenis van een persoon, met een gestorven geliefde, met het voortbestaan en de toekomst, met de traditie of een diepe emotie. De vader die zijn kind alle voornamen van de spelers van Ajax wilde geven, was bevangen door diepe emoties en saamhorigheidsgevoelens.
De koosnaam is een intieme vorm van de bijnaam. De koosnaam kan in een andere context een scheldnaam betekenen. Hieruit blijkt weer dat de betekenisverlening de beslissende factor is voor de betekenis van de naam.
| |
Staatsnamen
De hoofdzaken van het Nederlandse naamrecht, dus van de namen die de burger moet voeren tegenover staatsorganen, zijn geregeld in de artikelen 4 tot en met 9 van het eerste Boek van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4 regelt de voornamen die door de ambtenaar van de burgerlijke stand in de geboorteakte worden opgenomen. Deze namen worden door de aangever van de geboorte opgegeven en alleen geweigerd als ze ‘ongepast’ zijn of overeenstemmen met een geslachtsnaam, tenzij deze een gebruikelijke voornaam is. Als de aangever geen voornaam opgeeft, dan geeft de ambtenaar het kind een of meer voornamen. Er zijn geen beperkingen gesteld aan het aantal voornamen. Toen de vader, ten tijde van het fameuze Ajax-elftal met Cruyff en Keizer, zijn kind de voornamen van het hele team wilde geven, had de ambtenaar geen wettige middelen om de vader hiervan te weerhouden. Slechts mentaal weerwerk heeft de kinderen ervoor behoed. Dat is niet gelukt bij het kamerlid met negen voorletters; maar het kamerlid wist blijkbaar ook niet dat het niet verplicht is al die voorletters steeds te gebruiken. Niemand hoeft zijn staatsvoornaam te gebruiken en velen kiezen een andere. Ten aanzien van de achternaam, de wet spreekt van geslachtsnaam, geldt eenzelfde vrijheid, maar vrijwel alleen artiesten maken er gebruik van.
Wettige, erkende en adoptief kinderen krijgen de geslachtsnaam van de vader. Niet erkende kinderen krijgen de naam van de moeder. De geslachtsnaam kan op verzoek van een persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden gewijzigd door de Koning. Een vrouw die gehuwd is of gehuwd is geweest en niet is hertrouwd, is bevoegd de geslachtsnaam van haar vroegere man te voeren of aan de hare te doen voorafgaan. De gescheiden man kan de rechbank verzoeken zijn ex-vrouw die bevoegdheid te ontnemen, als er gegronde redenen bestaan en als er geen afstammelingen uit dat huwelijk in leven zijn. Dit recht van de gescheiden vrouw is in 1971 in de wet gekomen dankzij het kamerlid Jonkvrouwe Wittewaal van Stoetwegen die betoogde:
| |
| |
‘een vrouw die gaat scheiden en geen kinderen heeft, zou het als discriminatie voelen, wanneer zij dan ook nog onder haar meisjesnaam moet leven.’ In de praktijk na de echtscheiding werkt de wet nog grilliger: als man en vrouw harmonieus uiteengaan, draagt de gescheiden vrouw meestal haar eigen naam of zij blijft in goed overleg zijn naam dragen; als zij conflictueus uiteengaan blijft de vrouw nogal eens 's mans naam dragen. Bovendien heeft de gescheiden vrouw die de kinderen verzorgt het recht de achternaam van de kinderen te wijzigen in die van haar of van de stiefvader met wie zij is hertrouwd. De overheid wil meestal de eigen naam van de vrouw weten. Als die overheid de vrouw adresseert met 's mans naam, hebben een aantal vrouwen hier ernstige emancipatoire bezwaren tegen.
| |
De aanloop tot het nieuwe naamrecht
Reeds een jaar of twintig wordt er in binnen- en buitenland over nieuw naamrecht gediscussieerd. Het blijkt een aardig onderwerp te zijn, waarmee je vele kanten op kunt, nu en dan flink voor je eigen kunne kunt opkomen, emotionele argumenten te berde kunt brengen die op principes lijken, kinderen eigen rechten kunt geven, progressief of traditioneel kunt zijn en soms beide tegelijk. Het gezin, gelijke behandeling, willekeur en lot komen allemaal ter sprake. Kortom, leuke dingen voor de mensen. Meestal vergeet men in de hitte van het debat dat het slechts om staatsnamen gaat, dat voor het gewone menselijke verkeer niets moet en bijna alles mag.
Heel aardig was het voorstel van Mei Lie Tan in het Nederlands Juristenblad van 1975, een voorstel dat aansloot bij Jurgen Voigt uit Duitsland en Constantin Despotoulos uit Griekenland: zowel de man als de vrouw voegen elkaars geslachtsnaam achter de eigen naam, zodat beiden een dubbele naam krijgen maar in omgekeerde volgorde. Dus mijn vrouw gaat Blommesteyn-Hoefnagels heten en ik Hoefnagels-Blommesteyn. De kinderen krijgen de beide namen van de ouders. Maar in welke volgorde? Als de kinderen huwen komt de naam van hun echtgenoot of echtgenote in plaats van een van de namen. Bij het huwelijk gaat steeds een van de oudernamen verloren. Welke? Wel, zeggen Mei Lie Tan, Jurgen Voigt en Constantin Despotoulos: de meisjes krijgen de namen in de volgorde waarin de moeder ze draagt, de jongens krijgen de namen in de volgorde waarin de vader ze draagt.
In het licht van de gelijke behandeling is het een aardig symmetrisch voorstel met al die dubbele namen. Het voorstel zegt niets over het streepje tussen beide namen. Als je het weglaat lijkt het hele land van adel. Het moet natuurlijk ook voor samenwoners gelden, schreef ik in 1975, maar dat betwijfel ik nu, want het betreft hier staatsnamen en velen kiezen juist het samenwonen om buiten al die dwingende huwelijksregels te blijven. Niets staat in de weg om een dubbele naam te voeren.
| |
| |
Voor het statelijk naamrecht zijn twee rechterlijke uitspraken van groot belang geweest, een in Nederland en een in Duitsland. Op 23 september 1988 oordeelde de Hoge Raad dat het Internationaal Verdrag van New York inzake burgerlijke en politieke rechten het recht van de ouders op een door hen te kiezen achternaam waarborgt.
De Duitse wet verplichtte de echtgenoten om een naam, ‘de Ehenaam’, te dragen. Tot 1976 was dat de naam van de man, na 1976 kon men ook de naam van de vrouw kiezen. Door een uitspraak van het Bundesverfassungsgericht van 5 maart 1991 is de verplichte huwelijksnaam afgeschaft. Het mag, maar het hoeft niet. Kiezen de partners geen huwelijksnaam, dan houdt ieder zijn eigen naam. Voor hun uit het huwelijk geboren kinderen kunnen de ouders een van beide namen kiezen; doen zij dat niet, dan krijgt het kind hun beider namen in een volgorde die, als de ouders het ook daar niet over eens zijn, door het lot wordt bepaald. De ambtenaar van de burgerlijke stand voert de loting uit.
In 1991 zond de Nederlandse regering een nogal traditioneel wetsvoorstel naar de Tweede Kamer. De ouders kregen het recht om de achternaam van hun kind te kiezen, die van de man of de vrouw. Als zij er niet uitkwamen werd het de naam van de man. Ze mochten hun conflict ook aan de rechter voorleggen. Bij de schriftelijke parlementaire behandeling van dit voorstel in 1992 brandde vooral de strijd los over de achternaam van de man of de vrouw voor hun kind. De vrouwen wonnen de wedstrijd. De naam van de moeder werd het vangnet. De rechter als conflictbeslechter verdween, met de belangwekkende constatering dat er geen zakelijke criteria te vinden zijn voor rechterlijke beslissingen. Dat gold eigenlijk ook voor de keuzen van de wetgever.
| |
Het wetsvoorstel
Die schriftelijke behandeling in het parlement was voor de nieuwe, paarse, regering aanleiding om in 1995 met een gewijzigd wetsvoorstel te komen, dat na enige amendering een kamermeerderheid kan krijgen en dat er dan als volgt uitziet. Er zijn vier uitgangspunten: gelijke behandeling van man en vrouw en van kinderen tijdens en buiten het huwelijk geboren; (meer) keuzevrijheid in het naamrecht; de eenheid van het gezin; en tenslotte de belangen van het maatschappelijk verkeer en een goed functionerende overheidsadministratie. Het wetsvoorstel komt erop neer dat kinderen de naam van de moeder krijgen, tenzij de echtgenoten of de partners (in geval van erkenning) gezamenlijk verklaren dat het kind de naam van de vader krijgt. De volgende kinderen in het huwelijk krijgen dezelfde naam. Als het adoptief kind ten tijde van de adoptiebeslissing zestien jaar of ouder is, verklaart het zelf aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de rechter welke achternaam, die van zijn
| |
| |
vader of moeder, hij of zij wenst. Wat de achternaam van de man en de vrouw betreft: zij mogen elkaars naam aan hun eigen naam laten voorafgaan, ook als het huwelijk is beëindigd (artikel 9 Boek 1 B.W.).
De berg heeft een muis gebaard, die wat mij betreft in de couveuse mag tot het beestje geschikt is voor enkele operaties. Het kon niet veel worden, want de uitgangspunten staan onderling op gespannen voet met elkaar. De vrijheid van naamkeuze blijft beperkt tot het miezerig alternatief de achternaam van vader of moeder te kiezen. Wat een vrijheid! Waarom de dubbele naam er niet bij, overeenkomstig het Duitse recht? Dat is een amendement waard. Godzijdank heeft de regering de rechter niet met dit echtelijk conflict over de naam opgescheept. Trouwens, doe je er wel verstandig aan, als je zelfs daar niet uitkomt, te trouwen? Is het dan verstandig samen kinderen te krijgen? Ach, de rechten van kinderen zijn in het parlement helemaal niet aan bod gekomen, zoals wel vaker als ouders het niet eens worden en van elkaar willen ‘winnen’. Is er nog een kamerlid dat straks, bij de mondelinge behandeling, voor de kleine onzelfstandigen opkomt? Waarom krijgen de kinderen niet het recht om na meerderjarigheid te kiezen, in ieder geval na echtscheiding? Dat recht zou dan ook nog moeten bestaan als kinderen zo'n 35 tot 40 jaar oud zijn, omdat op die leeftijden, naar nu gebleken is bij de kinderen van Canadese vaders en uit de Japanse interneringskampen, de identiteitsvraag het sterkst leeft. Dat zal bij kinderen na echtscheiding niet anders zijn. Eigenlijk is voor deze marginale groepen het naamrecht nog het meest van belang. Met het wettelijk vangnet van de achternaam van de moeder is van de gelijke behandeling van man en vrouw natuurlijk even weinig terechtgekomen als met de achternaam van vader.
De vrijheid van de man en de vrouw om elkaars naam aan de hunne te doen voorafgaan doet weer afbreuk aan het uitgangspunt van de eenheid van het gezin. Bovendien is de vorm van deze bevoegdheid wonderlijk geregeld, omdat zij gestoeld blijft op het traditionele gebruik dat de vrouw de achternaam van de man aan de hare doet voorafgaan. Nu men de gelijkstelling van man en vrouw zozeer verankerd wil zien in ons nieuwe naamrecht, is er alle reden om ieders eigen achternaam voorop te zetten. Hier ligt een amendement voor de hand. Me dunkt, in het nieuwe naamrecht mag mijn vrouw zich Blommesteyn-Hoefnagels noemen en als ik wil heten naar wie ik liefheb, heet ik Hoefnagels-Blommesteyn. Maar natuurlijk niet andersom, zoals het wetsvoorstel doet!
En waarom nog een bevoegdheid geregeld om na echtscheiding elkaars naam te voeren, zelfs als er geen kinderen zijn? Zet dit fossiel nu maar in het mausoleum. Bij echtscheidingen met kinderen kan men zich vanwege de eenheid van de gezinsnaam daar nog iets bij voorstellen. Echt vreemd wordt deze bevoegdheid wanneer de verzorgende ouder de kinderen zijn of haar achter- | |
| |
naam geeft en dan zelf de bevoegdheid houdt de naam van de gescheiden vrouw of man te voeren. De regeling van de dubbele naambevoegdheid komt me nogal achterhaald en overbodig voor, want iedereen is ook zonder wettelijke regeling vrij om welke naam dan ook te dragen, terwijl de staatsoverheid meestal de eigen achternaam wil weten. In het maatschappelijk verkeer kan iedereen de gezinseenheid of de individualiteit zoveel uitdrukken als hij of zij maar wil. Het parlement kan artikel 9 gevoeglijk schrappen.
Over het geheel zijn in het namenverkeer zoveel uitzonderingen op de eenheid van gezinsnaam mogelijk, dat ook van dit uitgangspunt weinig terechtkomt.
Geheel buiten het debat is gebleven de genealogische gezichtshoek. Deze zou, mede in verband met mogelijk ontwikkelingen van het genenonderzoek, maar in ieder geval voor de terugvindbaarheid van namen, afstamming en families, voor de mensen wel eens van meer belang kunnen zijn dat de genoemde aspecten. Het wetsvoorstel zou daaraan moeten worden getoetst.
Summa summarum, eigenlijk zijn er geen goede criteria voor een consequent naamrecht. Alleen de doelstelling van een goed functionerende over-heidsadministratie wordt ermee gehaald. Dat was ook de bedoeling van Napoleon toen hij in onze landen de Burgerlijke Stand instelde. Alle macht begint bij registratie.
Literatuur:
|
neeltje maria min, Voor wie ik liefheb wil ik heten, Bert Bakker, Amsterdam, 1967. |
w. pintens. Naam. Algemene praktische rechtsverzameling, Wetenschappelijke uitgeverij E. Story-Scientia, Gent/Leuven, 1981. |
ernee loeb, ‘Het wetsvoorstel naamrecht - de weg van de minste weerstand’, in Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, afl. 5, 1992. |
ernee loeb, ‘Neerlands nieuwe naamrecht. A Soap Opera’, in Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, afl. 11, 1993. |
a. huizinga, Encyclopaedie van voornamen, Strengholt, Amsterdam, 1962.
robert rentenaar, Vernoemingsnamen. Een onderzoek naar de rol van vernoeming in de Nederlandse toponymie, Academisch proefschrift, Amsterdam, 1984. |
m.w. bol en a. klijn, Achternamen. Onderzoekingen met betrekking tot de artikelen 5 en 9 van het Burgerlijk Wetboek, WDOC van het Ministerie van Justitie, Staatsuitgeverij, De Haag, 1981. |
chr. p. van eeghen. Het rechtskarakter van de naam naar Nederlandsch recht, Uitgeverij J.H. Debussy, Academisch proefschrift, Amsterdam, 1906. |
Verkrijging van de achternaam. Dertiende conferentie van de Europese ministers van justitie, Raad van Europa, 1982. |
ralph slovenko, On Naming. American Journal of Psychotherapy, Volume XXXIV, no 2, 1980. |
g.p. hoefnagels, ‘Creatief bezuinigen in het personenrecht. Rede voor de jaarvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Ambtenaren van de Burgerlijke Stand’, in Het Personeel Statuut, 34e jaargang, nr. 6, 1983. |
r. katz, Psychologie des Vornamens, Bern-Stuttgart, 1964. |
chr. p. andersen, The Name Game, New York, 1977. |
th. f. mcgee, Names and Lawyering. A psychodynamic perspective, 1982. |
mary v. seeman, ‘Name and Identity’, in Canadian Journal of Psychiatry, Vol. 25, 1980. |
|
|