Ons Erfdeel. Jaargang 39
(1996)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
De toekomst van de Vlaamse BewegingHet is dit jaar 150 jaar geleden dat Jan Frans Willems, ‘de vader van de Vlaamse Beweging’, overleed. Vandaag wordt steeds vaker de vraag gesteld of die Vlaamse Beweging nog zin en toekomst heeft. Haar doelstellingen zijn, zo menen sommigen, gerealiseerd en haar functie kan derhalve als beëindigd worden beschouwd. De redactie van Ons Erfdeel legde de vraag naar de zin en de toekomst van de Vlaamse Beweging voor aan zes vooraanstaande historici, sociologen en journalisten. In opdracht van de redactie formuleerde de historicus Jo Tollebeek in een inleidend stuk het probleem. Aan de andere auteurs werd gevraagd hun persoonlijke visie op de toekomst van de Vlaamse Beweging te verwoorden en daarbij het artikel van Tollebeek als uitgangspunt te gebruiken. Hieronder publiceren we eerst het artikel van Jo Tollebeek en daarna in alfabetische volgorde de artikelen van de zes andere auteurs. | |
De dodendans van de Vlaamse BewegingWie vanop enige afstand de hedendaagse Vlaamse Beweging overziet, wordt steeds opnieuw getroffen door het pandemonium dat haar optreden begeleidt. Hier wordt geen strak geregisseerde voorstelling opgevoerd, maar een chaotisch spektakel dat doet twijfelen aan de vitaliteit van de Vlaamse Beweging. Die indruk lijkt te worden bevestigd wanneer de aandacht wordt gericht op het gedrag en de ambities van haar voornaamste protagonisten. Het hoogste woord in dit spektakel wordt gevoerd door degenen die het monopolie over de Vlaamse Beweging voor zich opeisen. Luidkeels keren zij zich tegen de ‘renegaten’ en de ‘slappelingen’, de ‘volksvijandigen’ en de collaborateurs met de ‘politieke kaste’. Het eigen rechtsradicale en antidemocratische fundamentalisme voeren zij met graagte terug op de onverzettelijkheid van sommige van de Vlaamse leiders uit het interbellum en de Tweede Wereldoorlog. Aan die politieke genealogie ontlenen zij hun ‘historische missie’: de strijd voor een onafhankelijk, ‘schoon en zuiver’ Vlaanderen. Het Vlaanderen dat hun voor ogen staat, is een land dat, omgeven door prikkeldraad, de vruchten van de eigen | |
[pagina 174]
| |
‘Vlaamse cultuur’ draagt. Wat die cutuur precies inhoudt, weten zij niet. Hun culturele heemschut wortelt slechts in negatieve voorstellingen: het angstbeeld van de multiculturele samenleving en de afkeer van het kosmopolitisme van de intellectuelen. Ook de Vlaamse regering, haar minister-president voorop, spreekt graag en vaak over de ‘Vlaamse identiteit’. De verkiezing in mei 1995 van een niet langer van de federale overheid afhankelijk Vlaams parlement (als opvolger van de Cultuurraad en de Vlaamse Raad) heeft haar in haar optimisme en zelfverzekerdheid gesterkt. Maar veel meer dan vooral voor de buitenwacht bedoelde propaganda voor de economische en technologische kracht van het nieuwe Vlaanderen (van Flanders' Technology tot het project 2002) lijkt deze retoriek niet te zijn. Cultuur wordt in dat perspectief een relatiegeschenk. Of zij wordt overgelaten aan de commercie, die daar dankbaar gebruik van maakt. De commerciële zender VTM heeft zich een ‘Vlaams imago’ aangemeten, een imago van frisheid dat moet contrasteren met de belegen indruk die het ‘belgicistische’ zorgenkind BRTN wekt. De flamingantische cultuurfondsen dreigen op hun beurt te worden vermalen tussen de agressie van de radicale Vlaams-nationalisten en de zelfgenoegzaamheid van de overheid. De voltooiing van de institutionele emancipatie (het eigen Vlaams parlement) heeft hun de wind uit de zeilen genomen. Dat verleidt sommigen de overheid rechts voorbij te steken. Dan komen zij echter al snel terecht bij de fundamentalisten en dringt de vraag van het ethisch en politiek fatsoen zich op. De cultuurfondsen schipperen, en dat leidt tot onzekerheid. Om aan die onzekerheid te ontkomen lijken zij twee routes te hebben gekozen. Enerzijds graven zij zich in in de eigen geschiedenis en mythologie om daaruit heroïsche adelbrieven te kunnen opdiepen - een weg die uiteindelijk slechts tot verdorring leidt. Anderzijds trachten zij zich te ‘verzakelijken’ en ‘culturele productiefondsen’ te worden, maar de vrees de oude achterban van zich te vervreemden dwingt hen ertoe ook op dit vlak een traditionalistische koers te blijven varen. De intellectuelen keren zich instinctmatig van deze cultuurpolitiek af. Zij immers delen het verdriet en zingen het lied van de kosmopoliet, zoals Abram de Swaan het in Perron Nederland (1991) uitdrukte. Hún republiek kent geen nationale of staatkundige grenzen. De ‘hoge cultuur’ die hun fascineert, gaat heen en weer tussen de wereldsteden. Wat deze intelligentsia niet kan vinden in Vlaanderen, zoekt zij zonder enige schroom in het buitenland. De afkeer van de ‘eigendommelijken’ in de Vlaamse Beweging ten aanzien van deze openheid, beantwoordt zij slechts met afschuw. Maar ook de flamingantische gelegenheidsretoriek van de gezagsdragers stuit haar tegen de borst. En de jongeren? Ook zij staan een vaderlandloze cultuur voor. Zij kiezen wat hun behaagt - het rebelse en het sensuele - uit een geglobaliseerde consumentenmarkt, die uiteindelijk slechts dependant vormt van de bestaande supranationale | |
[pagina 175]
| |
economie en de multinationale ‘onderhandelingshuishouding’ (De Swaan). Binnengaats delen zij hun politieke positie met het steeds groeiende segment van burgers dat de overheid argwanend gadeslaat of dat eenvoudigweg niet meer wordt bereikt. Die scepsis en onverschilligheid heersen ook op het terrein van de ‘Vlaamse kwestie’. De federalisering van de Belgische staat lijkt niet te steunen op een burgerlijk draagvlak, maar het resultaat te zijn van een eigen dynamiek, een mechanisch proces dat door niemand kan worden gestopt. Zelfs wie zijn of haar stem aan de zich als Vlaamse voorvechters afficherende partijen geeft, lijkt dat vaak niet te doen vanuit een bekommernis het traditionele legaat van de Vlaamse Beweging uit te dragen, maar vanuit de gedachte dat de vertrouwde orde dient te worden beschermd of gerestaureerd. Dat is het pandemonium van de hedendaagse Vlaamse Beweging: het geschreeuw van de radicale Vlaams-nationalisten, de onscherp uitgesproken identiteitsfilosofie van de Vlaamse overheid, de verwarring binnen de cultuurfondsen, en dat alles tegen de achtergrond van de spot van de intellectuelen en de oorverdovende stilte van de burgers. Kan het ook anders? Meer dan een eeuw lang is de politieke strijd in België nauw verweven geweest met de strijd om de democratische verbreding van de natie. Hierin schuilde niet alleen de ratio van de Vlaamse Beweging, maar ook die van de arbeidersbeweging en het feminisme. Nu dat proces zich heeft voltooid, verandert de politieke strijd (inclusief de politieke cultuur en het partijwezen) van karakter. Voor de Vlaamse Beweging lijkt daarin geen rol van betekenis meer weggelegd. Is het daarom dat het chaotische spektakel dat zij te zien geeft zozeer herinnert aan een dodendans? Is het daarom dat haar einde nabij lijkt? Het is die vraag die historici, sociologen en journalisten hier wordt voorgelegd.
JO TOLLEBEEK | |
De Vlaamse Beweging, een Civil SocietyIk ben nauw betrokken bij het nu lopende project voor de uitgave van een Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Hiermee is meteen positie gekozen, want dit veronderstelt alvast dat de Vlaamse Beweging erkend wordt als een bepalende factor in de geschiedenis en (misschien ook) in de actualiteit van Vlaanderen en België. Toch hou ik mijn hart vast. In 1980 schreef ik een kort essay waarin ik de identiteit van het flamingantisme probeerde te definiëren en te situeren in zijn historisch en sociologisch groeiproces.Ga naar eind1 Een van de middelen was een analyse van de eerste uitgave | |
[pagina 176]
| |
van de Encyclopedie in 1973. Het resultaat was nogal beangstigend, want de selectiecriteria en de kwalificaties van goede Vlaming waren behoorlijk vaag of verhuld in algemene uitspraken over rotsvaste overtuigingen en Vlaams idealisme. Het openingsartikel was een historisch feitenrelaas. Daarin schreef Arie Willemsen: ‘In de loop van haar geschiedenis is al vaak het einde van de Vlaamse Beweging aangekondigd. De Vlaamse Beweging is ook nu nog niet voltooid verleden tijd, maar ze heeft wel de langste weg afgelegd. Wat nu nog overblijft - het probleem Brussel, het inlopen van bepaalde achterstanden die de Nederlandstalige gemeenschap nog heeft wat haar aandeel in de Belgische maatschappelijke topstructuren betreft, de vestiging van een stabiele Belgische politieke structuur en de opbouw van een algemeen-Nederlandse integratie - is belangrijk maar het kan aangepast worden van een gewonnen positie uit.’ De evolutie sinds 1970 leert dat het kloeke optimisme van Willemsen genuanceerd moet worden. Het communautaire vuur werd duchtig verder aangewakkerd langs beide kanten. Het hertekende de politieke families en hun partijstructuren grondig, maar in dit proces werd de traditionele rol van de Vlaamse Beweging bleek en marginaal. Naarmate de uitvoerende en wetgevende rol van een groeiende Vlaamse staatsmacht groter werd, waren het Vlaamse regerings- en partijleiders zelf, die de trom roerden van de stoere eisen en het Waals/Franstalige vijandbeeld, alsof dit een vaststaande uiting van correcte Vlaamse volkswil is. In de voorbije 25 jaar is het intellectuele debat evenwel veel rijker geworden door de inbreng van veelzijdig en vernieuwend wetenschappelijk onderzoek over Vlaamse Beweging, Vlaams-nationalisme en de tere en/of donkere plekken van het verleden, i.c. activisme, ideologische verrechtsing, collaboratie, repressie, amnestie... In feite hoop ik een beetje dat de Nieuwe Encyclopedie de weerslag zal vormen van deze intellectuele verrijking en dat derhalve de selectiecriteria voor opname zowel breder als duidelijker zullen zijn en dat de kwalificaties van goed, beter en best flamingantisme minder wollig en minder eenzijdig zullen zijn. Misschien is dit een ijdele hoop, maar ik wil me verduidelijken. Voor mij is de definitie van de Vlaamse Beweging deze van een ‘Civil Society’ zoals Tom Payne die zag: een vrije beweging van burgers, die boven en buiten de staatsvoering gestalte geeft aan een emancipatiestroom. Retrospectief is de balans van dit emancipatiewerk in Vlaanderen onschatbaar groot. Van Verlooy's ‘Verhandeling op d'Onacht der Moederlyke Tael’ in 1788 tot vandaag moest in de loop van twee eeuwen ongeveer alles veroverd worden, opdat de moedertaal geen geïsoleerde, in dialecten van elkaar gescheiden en uitstervende volkstaal zou zijn. Er was een eisende strijd- | |
[pagina 177]
| |
baarheid nodig om het taalparticularisme tegen te gaan en de culturele taaleenheid met het Noorden te bewerkstelligen. Diezelfde strijdbaarheid was ook onontbeerlijk om de gebruikte taal van de administratie, van het gerecht, van het onderwijs, van de wetenschapsbeoefening, van het leger, van het handels- en bedrijfsleven te verbinden met de verdrukte volkstaal en gelijk te maken met de andere landstaal. Halfweg de tocht ongeveer is ook in Vlaanderen - zoals elders in Europa! een nieuw type van bloed- en bodemnationalisme ontstaan. Het heeft geprobeerd zich te profileren als radicale en zuivere voortrekker van deze eisende ‘Civil Society’. Het is de bron van tragische misverstanden en misstappen geworden. Lode Wils heeft gelijk wanneer hij in zo vele van zijn studies heeft aangetoond dat buitenlandse machten dit type van nationalisme hebben aangewakkerd, gebruikt en misbruikt. Lode Wils heeft ook gelijk in zijn hardnekkige en door velen als te ongenuanceerd geachte stelling dat sindsdien vooral de katholieke opinie zich heeft geïdentifieerd met de Vlaamse Beweging. De katholieke opinie bezet immers het grootste gedeelte van het politieke centrum en sinds ca. 1920 is er een soort van steeds heropduikende constante, waarin het centrum het extreme nationalisme vreest en paait. Vanuit deze perspectiefkeuze zijn alle klassieke en uitgemolken discussiethema's ontstaan: over minimalisme en maximalisme, over Vlaamse Beweging tegenover kerk, sociale bewegingen, socialisme, vrijzinnigheid, enz. Toen in de zomermaanden 1994 de kolommen van vooral De Standaard en Gazet van Antwerpen breed openstonden voor een bitsige pennenstrijd tussen bleke en felle flaminganten over inhoud en betekenis van de IJzerbedevaart, was dit oude trauma weer aan de orde. Was het de Vlaamse Beweging die onder elkaar ruzie maakte? Ik weiger dit te aanvaarden. Vanuit deze redenering meen ik derhalve niet dat de Vlaamse Beweging aan een dodendans bezig is. De ‘Civil Society’ in Vlaanderen heeft voldoende werk om twee eeuwen realisaties kwalitatief te verdiepen, om de culturele eenheid met Nederland te versterken, om een gerespecteerd partner in een zo sterk mogelijk Europa te worden, om als kosmopoliet maar niet zonder wortels van eigen taal en cultuur in een razendsnel wijzigend wereldbeeld aanwezig te zijn. Deze Vlaamse Beweging hoeft de politici niet dagelijks op te jutten met de boodschap dat de huidige staatshervorming niet de definitieve is. Geen enkele staatshervorming mag definitief zijn. Deze Vlaamse Beweging zou er ook toe kunnen bijdragen om onze politici uit hun krampachtige goede wil te bevrijden om binnen- en buitengaats Vlaanderen en zijn identiteit zo permanent te promoten in de versleten taal van staatspropaganda. Zij zou tevens kunnen helpen de politieke vervreemding tegen te gaan, want men beseft misschien te weinig dat de grote stappen naar meer Vlaamse zelfstandigheid tot nu toe zijn doorgevoerd zonder mobilisatie, bezieling of beroering van de publieke opinie. | |
[pagina 178]
| |
Dit alles kan dus gebeuren zonder vrees voor, gepaai van, en wedijver met een nationalistisch extremisme dat in genen dele preferentieel aandeelhouder is van de Vlaamse Beweging, noch in historische noch in actuele zingeving. Toegeven en erfenisrechten verlenen aan dit extremisme zou pas kunnen uitdraaien op een macabere dodendans, letterlijk zelfs.
HERMAN BALTHAZAR | |
Nog een overlevingskans voor de Vlaamse Beweging?De Vlaamse Beweging heeft het moeilijk. De diagnose die door historicus Jo Tollebeek gesteld wordt, is vanuit empirisch oogpunt correct. Drie lagen uit de bevolking waaruit in het verleden de bevoorrechte dragers van die sociale beweging gerecruteerd werden, keren zich af: intellectuelen, kunstenaars en maatschappelijk bewogen jongeren. Dit wordt terecht in verband gebracht met globalisering. Wat van die beweging overblijft, is verdeeld. Het vaandel van de in het verleden als dissident beschouwde beweging is nu overgenomen door de Vlaamse overheid. Waar is de tijd dat ‘federalisme’ nog een staatsgevaarlijk concept was? Het erfgoed van de Vlaamse Beweging is op enkele decennia tijd voor een aanzienlijk gedeelte geïnstitutionaliseerd en in structuren gegoten. Vanzelfsprekend is de dynamiek die nu vanuit de Vlaamse overheid ontwikkeld wordt niet zonder meer de erfenis van de ‘oude’ beweging. Er staan andere belangen op het spel. De doelstellingen zijn meer technocratisch van aard. De strijd om de uitbreiding van de eigen bevoegdheden (macht) ten overstaan van de federale overheid staat centraal. Op dit punt is Vlaanderen alsvast een zelfbestendigend en zelfuitbreidend systeem geworden met een permanente strijd tussen federale en regionale overheden in de richting van een confederaal model. De vraag naar meer autonomie hoeft bijgevolg niet meer de eerste zorg van de Vlaamse Beweging te zijn, die uitbreiding komt er toch, ze zit ingebakken in het systeem. Indien de Vlaamse Beweging nog een betekenisvolle rol wil spelen, dan doet zij er beter aan haar aandacht toe te spitsen op welk in plaats van op méér Vlaanderen. De grote meerderheid van de Vlamingen bevindt zich immers in een ingewikkeld bouwsel dat nog niet als eigen huis herkend wordt. De inrichting | |
[pagina 179]
| |
ervan is nog maar pas aangevangen. Wij danken dit ingewikkelde bouwsel aan een strategie waarin de staat geweldloos werd hervormd ondanks de complexe toestand in en rond Brussel. Er gaapt een diepe kloof tussen degenen die beroepshalve met de inrichting van het bouwsel bezig zijn en de grote massa. Het merendeel van de Vlamingen vat de grondprincipes van de federale logica niet. Er ontwikkelt zich een nieuwe functionele taal, die tegelijk symbolisch het specifieke van het Vlaamse beleid uitdrukt. Maar haar woordenschat is onder de bevolking nog nauwelijks bekend, zodat politieke participatie belemmerd wordt. De ‘werelden’ van politiek en administratie enerzijds en van de doorsnee Vlaming anderzijds dichter bij elkaar brengen, is een prioritaire opgave in een proces van maatschappelijke integratie. Het gebrek aan interesse van de grote meerderheid van de Vlaamse bevolking voor de thema's van de Vlaamse Beweging en voor het staatshervormend werk dat de laatste decennia zoveel politieke energie heeft opgeslorpt, kan niet ontkend worden. Sommige voorvechters voegen weleens de cijfers van twee Vlaams-nationale partijen samen om zo het nationalisme als ‘in opgang zijnde’ te verklaren. Onderzoek leert dat de grootste van die twee partijen minstens een derde échte Belgen onder haar kiezers heeft. Nogal wat stemmotieven in die kringen zijn ingegeven uit pure vrees en hebben weinig met een positieve staatsgedachte te maken. Toeschouwers die van buitenaf ons land bekijken, hebben de indruk dat het streven naar meer autonomie de Vlamingen al jaren wakker houdt. Dat komt omdat zij de Vlaamse Beweging via de bril van opiniemakers in de media bekijken. De werkelijkheid is anders. ‘Geen enkele ontvoogdingsstrijd verloopt democratisch.’ Inderdaad, op zichzelf is er niets op tegen dat de ‘elite’ van een volk het voortouw in handen neemt. Maar voorgangers moeten gevolgd kunnen worden. Het moet aantoonbaar blijven dat het streven op de emancipatie van het hele volk is gericht en niet uitsluitend op de realisatie van de dromen van een minderheid. Als de afstand te groot wordt, moet men halt houden om uit te leggen, te verklaren, en in brede discussie te stellen. Geen enkele sociale beweging die samenlevingsmodellen construeert en wil opleggen, ontsnapt aan een kritische toetsing van haar modellen aan de principes van een rechtvaardige, leefbare en open samenleving. De denkbeelden in sommige kringen van de Vlaamse Beweging doorstaan die toets niet. We zijn in een fase gekomen waarin de afstand tussen voorhoede en achterban te groot is geworden. Vroeger was er ook een afstand, maar de context was grondig anders. De inzet voor het politieke project ‘Vlaanderen’ stond weliswaar nooit helemaal los van (gezond) eigenbelang. De voorvechters van die beweging (o.m. onderwijzers, woordkunstenaars, advocaten, academici, ambtenaren, officieren) hebben via hun inzet voor grootse idealen niet alleen | |
[pagina 180]
| |
maatschappelijke promotie van hun stand (en henzelf) verdiend. Zij hebben op termijn de hele bevolking meegenomen op hun weg naar culturele en sociaal-economische opgang. In betekenisvolle periodes, maar niet steeds, gingen Vlaamse Beweging en democratische ontvoogding hand in hand. Respect voor eigen taal, cultuur en grondgebied, en de strijd voor politieke zeggenschap lagen in dezelfde lijn. Hoe is dat nu? Zowel objectief als subjectief is de afstand tussen hen die zichzelf als voortrekkers beschouwen en de brede massa te groot geworden. Veel intellectuelen van de jongere generaties volgen niet langer, omdat hun belangen niet meer noodzakelijk met eigen taal en cultuur verweven zijn. Niet weinigen zijn bang vanwege de (nochtans niet noodzakelijke) vereenzelviging van nationalisme met rechts-radicalisme en met het scheppen van vijandbeelden. Het cultureel-conservatisme dat sommige segmenten van de oude Vlaamse Beweging kenmerkt, schrikt hen af. Met name in de sociale geledingen waaruit de Vlaamse Beweging voorheen bij uitstek kon putten, floreren nu nieuwe waarden die de toegang tot de Vlaamse Beweging blokkeren: wereldwijde solidariteit, zelfontplooiing, culturele openheid. Sommige voorvechters, zowel jongeren als grijze eminenties, beseffen dat en proberen een nieuwe synthese te vinden. Dat zal niet gemakkelijk zijn. De actuele morele verontwaardiging gaat in die geledingen meer uit naar de Noord-Zuid-tegenstellingen, de overtreding van mensenrechten, de positie van vrouwen, de uitgaven voor bewapening en de opvang van politieke vluchtelingen, dan naar de thema's die de oude Vlaamse Beweging bespeelt. Naast morele verontwaardiging is de behoefte aan maatschappelijke emancipatie een tweede voedingsbron voor een sociale beweging. Welke dromen heeft de Vlaamse Beweging op dit gebied nog aan de brede bevolking te bieden? Is een discours van ‘onderdrukking’ nog wel geloofwaardig als men tegelijk probeert te overtuigen dat Vlamingen vlijtiger, creatiever, en meer ondernemend en welvarend zijn dan de mensen in Wallonië? In dit kader is de eis voor splitsing van de Sociale Zekerheid pervers indien het enige argument het stoppen van transfers zou zijn, omdat dit inspeelt op goedkoop groepsegoïsme. Een onbetwistbare wil tot bewuste en doorzichtige solidariteit tussen de regio's en het voeren van een specifiek eigen beleid kunnen de enige argumenten voor een splitsing van sommige sectoren zijn. Ik heb hier de dodendans van de Vlaamse Beweging voorwaardelijk naar een nader te bepalen datum verschoven. Voorwaarde tot uitstel was dat die beweging zich in eerste instantie zou bekommeren om de invulling van ‘Vlaanderen’ rond de basisprincipes van een rechtvaardige, leefbare en open samenleving, en dat zij de afstand tot de brede bevolking zou verkleinen. Kan | |
[pagina 181]
| |
de Vlaamse Beweging in zo'n ombuiging van doelstellingen wel slagen? De strijd rond die vraag is volop bezig.
JAAK BILLIET | |
Het kaakslagnationalismeMijn diepste excuses. Een reactie, en zeker een begin van polemiek, veronderstelt dat een deelnemer aan een debat het minstens een beetje oneens is met de inleidende stelling van de tegenpartij. Dat is in deze niet het geval. Ik kan de stellingen van Jo Tollebeek alleen maar beamen, bevestigen en toejuichen. Het absurde, licht surrealistische vertoon bij de laatste IJzerbedevaart, waarbij de zuiveren, halfzuiveren, halfzachten en andere Vlaams-nationalen op den duur zelf niet meer wisten waar ze nu juist op de weide moesten gaan staan om hun grote gelijk te bewijzen, is een voorlopig hoogtepunt in de fundamentalistische verschuiving van de Vlaamse Beweging. Er was die onwaarschijnlijke uitspraak van de heer Lieven van Gerven, zelfbenoemd paus van de Vlaamse Beweging, die, niet gehinderd door enige zin voor nuance, meteen de hele Vlaamse politieke klasse wou elimineren. Verbazend, hoe uitspraken die tot dan alleen aan togen van buurtcafés en in de Antwerpse Seefhoek gedebiteerd werden, nu met het grootst mogelijke aplomb overgenomen worden door een man die doceert aan de grootste Vlaamse universiteit. Even onwaarschijnlijk is hoe alle geledingen van de Vlaamse Beweging de afgelopen jaren systematisch geïnfiltreerd en onder druk werden gezet door de exponenten van de meest rechtsradicale en antidemocratische vleugel van het Vlaams-nationalisme. Wie de interne debatten een beetje heeft gevolgd, heeft met verbazing opgemerkt dat daar met geen woord werd gerept over de maatschappelijke invulling van het steeds zelfstandiger wordend Vlaanderen. Nee, iedere vergadering werd besteed aan de afweging, liefst met apothekersweegschaaltjes, in hoeverre men beantwoordde aan de verlangens en aspiraties van het Vlaams Blok. Andere cultuurfondsen, die zich niet in dit rechtsradicale vijvertje wilden natmaken, bleven weg, en vonden intern niet de kracht tot mobilisatie om de Vlaamse Beweging te heroveren op diegenen die ze gekaapt hadden. Nu hoeft dat niet tot treurnis te stemmen. De Vlaamse Beweging is een zielig clubje geworden, dat het masochistisch navelgestaar tot kunstvorm verheven heeft. Wie een beetje objectief de staatshervormingen van de afgelopen | |
[pagina 182]
| |
decennia bekijkt, kan niet anders dan besluiten dat de meerderheid van de doelstellingen van de Vlaamse Beweging verwezenlijkt zijn: België is een federaal land geworden; er worden geen Vlaamse soldaten meer in het Frans bevolen; aan onze universiteiten wordt in het Nederlands gedoceerd; we hebben een eigen rechtstreeks verkozen parlement; geen enkele Vlaming wordt nog in de administratie of bij het gerecht gediscrimineerd vanwege zijn Vlaming-zijn. Er zijn weinig sociale bewegingen in de geschiedenis van dit land die zo'n palmares kunnen voorleggen. Maar het ingebakken minderwaardigheidscomplex, het onvermogen de eigen overwinningen te kunnen zien, de manie om in iedere maatschappelijke ontwikkeling, in iedere overheidsstatistiek automatisch ‘een vernedering’, dan wel ‘een kaakslag voor Vlaanderen’ te zien, blijft onverminderd voortwoekeren. De Vlaamse Beweging zou geen slecht figuur slaan in een SM-bordeel, de rol van pijnzoekend slaafje is haar op het lijf geschreven. Bij sommige politici doet zich inmiddels net een omgekeerd fenomeen voor. Daar heeft het fameuze ‘wat we zelf doen, doen we beter’ zich ontwikkeld tot dé politieke stoplap van het afgelopen decennium, in al zijn varianten, met als voorlopig hoogtepunt ‘de Belgische melkkoe die gevoed wordt door Vlaanderen en gemolken door Wallonië’. Een uitspraak die niet alleen flagrant onjuist is, maar bovendien, en dat is veel erger, blijk geeft van een misselijkmakend superioriteitsgevoel, enkel te vergelijken met de arrogantie waarmee destijds de Franstalige bourgeoisie van Vlaanderen zich gedroeg. En toch zijn het net deze verbale hoogstandjes die op afgeladen partijcongressen voldoende zijn om minutenlange staande ovaties uit te lokken. Net deze oprispingen kunnen het bloed in de Wetstraat naar kolkende hoogten stuwen. Regeringen vallen in dit land niet over werkgelegenheid, over de toekomst van onze pensioenen, of over ons onderwijs, nee, ze vallen over een Franstalige dorpsgek of over een communautair betwiste levering van een paar honderd geweren. Het blijft een raadsel waar deze obsessie vandaan komt. De energie die de politieke klasse de afgelopen jaren besteed heeft aan de federalisering van dit land, was betere zaken waardig. Helemaal onbegrijpelijk is hoe deze problematiek vrijwel uitsluitend gedragen wordt door de politieke wereld zelf, en haast geen draagvlak heeft in het reële land. Onlangs heeft een opiniepeiling uitgewezen dat drievierde van de Vlaamse bevolking heimwee heeft naar de unitaire staat en verdere federalisering afwijst, maar dat belet de politici niet onverminderd de verdere federalisering tot een van hun topprioriteiten uit te roepen. Begrijpe wie kan. De Vlaamse Beweging die die naam draagt, is inderdaad verworden tot een groepje rechtsradicale dodendansers. Ook de intellectuelen en de jongeren | |
[pagina 183]
| |
hebben andere prioriteiten, de brede bevolking evenzeer. Het kaakslagnationalisme is op sterven na dood. We zullen alleen moeten opletten dat het niet reïncarneert in een nieuwe, nog gevaarlijker variant: het zelfgenoegzaam-heidsnationalisme, dat zich als een virus in de Wetstraat - en alleen daar - ophoudt, en er af en toe zorgt voor vreemde stuiptrekkingen.
YVES DESMET | |
Die de mijn isHet is op zichzelf niet eens erg dat de Vlaamse beweging wordt geteisterd door een malaise over haar eigen raison d'être: het is tenslotte altijd gepast, want intellectueel stimulerend, om even in het eigen hert te kijken. Het vreemde is alleen dat deze malaise het gevolg is van de institutionele hervorming van de Belgische staat. Gaat die ver genoeg of niet? Als dit echt de centrale kwestie blijft, is de Vlaamse beweging eigenlijk alleen een zaak van staatkunde (in de enge betekenis) of van instellingen. De discussie - als die zo mag heten - die sinds een paar jaar in de beweging wordt gevoerd, schijnt er inderdaad van uit te gaan dat de enige serieuze vraag díe is over een al dan niet verdere bevoegdheidsoverdracht van het federale naar het Vlaamse niveau, desgewenst tot de volledige Vlaamse onafhankelijkheid toe. Maar het is een discussie die na verloop van tijd een redelijk Byzantijns niveau heeft gekregen, bijvoorbeeld wat de precieze betekenis mag zijn van het ‘IJzertestament’ (dat verder ook al niet bestaat), en daardoor dreigt in een straatje zonder eind te belanden. Die institutionele fixatie is natuurlijk niet abnormaal, althans niet in de mate dat nationalisten altijd de neiging vertonen om de nationale entiteit met een politieke entiteit te doen samenvallen (de klassieke definitie van Ernest Gellner) - wat een eigenaardige reductie is. Daarmee willen zij de natie waar zij voor opkomen, binnen eigen staatsgrenzen beveiligen. Vanuit die politiek-statelijke optiek drukken nationalisten, wanneer ze het hebben over eigen instellingen, dan ook veelal het heimelijke verlangen uit naar territoria waarop ze, met die instellingen, bevoegdheden en dus macht willen uitoefenen. Maar die reflex is een erfenis van de vroege negentiende eeuw, zodat het maar de vraag is hoe relevant hij vandaag, laat staan morgen nog kan zijn. De VN, de jumbojet, de vrije-marktideologie, de satelliettelevisie of het Bermuda-belastingparadijs hebben de betekenis van grenzen tenslotte allang gerelativeerd. Het lijdt absoluut geen twijfel dat grenzen een nut hebben, al | |
[pagina 184]
| |
was het maar om het verschil tussen deze kant en gene kant te kunnen opmerken en daaraan de nodige zin voor relativering te kunnen ontlenen. Het hangt er dus maar van af welke betekenis aan grenzen wordt toegeschreven. Maar het lijdt al evenmin enige twijfel dat de voorstanders van nieuwe grenzen deze vooral willen gebruiken als een middel om alles wat ze vreemd en schadelijk achten buiten te houden, van Frans geld via Turkse migranten tot Amerikaanse liedjes. Paranoia? Men bekijke even de separatistische programma's: het is verbod voor en controle na. En dat is ook logisch, want waar zou men, gezien de negentiende-eeuwse oorsprong van deze neiging, grenzen anders voor nodig hebben? Als consequentie daarvan is een schromelijke overwaardering van het eigene ontstaan. Niet zozeer dat daarmee iets concreets wordt bedoeld (en dat is net het kwalijke), maar gewoon: het eigene. Wat we zelf doen... enzovoorts. Buy American. Mijn kind, schoon kind. Maar het eigene is niet meer dan een beschrijving van een toevallige geografische lokalisering, een eigenschap, die niet noodzakelijk meteen ook (een) kwaliteit impliceert. Als waarderingscategorie vertoont het ‘eigene’ dus de dubieuze tendens om het uiten het inzicht te vertroebelen. Uit een brief van Paul van Ostaijen van precies driekwart eeuw geleden: ‘Het Vlaamse probleem moet van uit logies-algemene gezichtpunten of naar logies-algemene normen beoordeeld worden en niet naar psychologies-emotionele (Mijn Vlaanderen)’. Et Voilà. ‘Eigen’, ‘Vlaamse’ structuren of instellingen, laat staan grenzen, lossen dus niets op, zijn zelfs zinloos, tenzij men zich wil beperken tot fetisjisme, tot kleurige linten en vlaggen waarvan men niet weet of zelfs niet eens wil weten welke lading ze dekken. Grenzen, staten, instellingen, structuren, macht, het zijn allemaal slechts middelen. Wat telt is wat ermee wordt gedaan, wat de doelstellingen zijn, hoe bijvoorbeeld een Vlaams beleid eruit zal zien (we weten hoe het er nu uitziet: het verschilt amper van het Belgische). Concreet graag. Bijvoorbeeld: hoe zal dat ‘eigen’ sociaal beleid eruit zien als de sociale zekerheid wordt gecommunautariseerd? (En als de enige doelstelling van dat SZ-debat is: de solidariteit met Wallonië opzeggen, de transfers voor onszelf houden en voortgaan zoals we nu bezig zijn, dat men het dan ook zegge.) Hoe dan ook komt eens dit uur van de waarheid, omdat er dus niet zoiets bestaat als een ‘eigen’ sociaal beleid. Het zal hier telkens weer gaan om politieke en maatschappelijke keuzen en dat veronderstelt een samenlevingsproject. De uiteindelijke doelstelling daarvan kan natuurlijk niet anders dan democratisch zijn, anders heeft elk verder gesprek geen zin. En hier kan de Vlaamse beweging optreden. Deze beweging heeft - los van de concrete historische praktijk - de Vlaamse emancipatie altijd hoog in het vaandel gedragen. Wanneer ze niet wil verzanden in een zinloos grenzen-en-staten- | |
[pagina 185]
| |
debat (zinloos want gedoemd te eindigen bij het geslacht van de engelen), krijgt ze nu op dit moment, de kans om haar historische emancipatie-aanspraak ook hard te maken. Dat ze dit zou doen, is ook logisch imperatief. Het zou nog eens goed moeten worden onderzocht, maar de hypothese is zeer plausibel dat de Vlaamse beweging de Vlaamse natievorming nooit echt heeft geleid of daarin een voortrekkersrol heeft gespeeld, maar dat ze die integendeel altijd heeft gevolgd. Ze is altijd de veruitwending geweest van die sociologische natie die nu over 166 jaar binnen de Belgische staat is gegroeid. Ze heeft die natie wel altijd in een radicalere vorm gepresenteerd, zoals de korst het brood verraadt, maar ook harder gebakken is dan het brood erbinnen. Die radicaliteit heeft nog een andere reden: die beweging heeft zich om principiële en praktische redenen intern nooit bijzonder democratisch angehaucht getoond. Haar korst-zijn heeft haar soms tot de vergissing geleid dat zij, desnoods tegen de democratische wil in, over een helderziendheid beschikte en het dus beter wist dan het brood zelf. Dat zijn natuurlijk dwalingen die moeten worden opgeruimd. In goede en kwade dagen heeft de Vlaamse beweging een identiteit opgebouwd, waarvan het belangrijkste kenmerk wellicht haar buitenparlementair-oppositioneel karakter is. Vanuit een democratische optiek is dat een interessante positie, omdat ze per definitie een potentieel forum voor kritische bezinning creëert. Daar kan een middenveld ontstaan waar politieke, sociale en culturele gevoeligheden en aspiraties aan bod kunnen komen, die het om een of andere reden moeilijk hebben om bijvoorbeeld in politieke partijen, vakbonden of in het parlement gehoor te krijgen. De maatschappelijke uitsluiting is bijvoorbeeld zo'n al lang onderschat probleem. Als de Vlaamse beweging dan nog een toekomst wil hebben, dan ligt die daar: in het creëren van een kritisch forum - want dergelijke fora zijn er nooit genoeg - dat, badend in de luxe van de intellectuele onafhankelijkheid, een bijdrage kan leveren tot de democratische uitdieping van de natie. Meer dan in bijvoorbeeld een opgedrongen en dus valse ‘volksaard’ ligt daarin de enige serieus te nemen natievorming: in het bevorderen van de participatie van alle leden van die natie aan het maatschappelijke proces. Want het is niet in vlaggen of grenzen dat de natie zich manifesteert, maar in de concrete maatschappelijke en democratische betrokkenheid van elke burger van die natie bij de publieke zaak, die immers de zijne is.
MARC REYNEBEAU | |
[pagina 186]
| |
Het valt niet stilDe bewogen diagnose van Jo Tollebeek klinkt wat apocalyptisch. Hij heeft het over een pandemonium. Dat is een soort orgie van satanische figuren die een hels lawaai maken. Misschien mag de stereo iets minder luid? Eerst een paar voorafgaande opmerkingen. Volgens Tollebeek is de hedendaagse Vlaamse Beweging een chaotisch spektakel dat doet twijfelen aan haar vitaliteit. Tja, ware er geen herrie, dan zou hij wellicht spreken van een Beweging die op sterven na dood is. Wat de rechtsradicale en antidemocratische hardschreeuwers betreft, dat verschijnsel is zeker niet eigen aan de huidige maatschappij. Tollebeek weet als historicus dat er steeds onverdraagzaamheid heeft geheerst en dat generaties van flaminganten veel tijd en energie hebben geïnvesteerd in verbale krachtpatserij. In de Vlaamse Beweging is het traditie dat men elkaar uitscheldt voor volksverrader en renegaat. Overigens bestaat dat gebruik nog in andere politieke families dan de nationalistische. Nu iets fundamenteels. De ‘flamingantische cultuurfondsen’ zouden zich in een crisistoestand bevinden? Het lijkt mij niet juist ze alle over dezelfde kam te scheren. Het liberale Willemsfonds en het socialistische Vermeylenfonds hebben het al geruime tijd lastig met de trends die een bepaald segment van de Vlaamse Beweging kleuren. Zij beschermen zich tegen de ultranationalistische afkleuring en hebben zich daarom wat in de rand van de Beweging geplaatst. De vrijzinnige cultuurfondsen laten een plaats open in de Vlaamse overlegstructuur, waardoor die wat scheef hangt. Les absents ont toujours tort. Het katholieke Davidsfonds zat met een voorzittersprobleem. Het bestuur was niet gelukkig met het optreden en met sommige uitspraken van Lieven van Gerven. Het heeft dat de voorzitter meegedeeld en die is verontwaardigd opgestapt. Het incident werd daarmee gesloten verklaard. Ik herinner mij tijden waarin het Davidsfonds voor hetere vuren heeft gestaan en met verscheurender geschillen werd geconfronteerd. Kort na de bevrijding moest de toenmalige algemeen secretaris, de legendarische Eduard Amter, zich verdedigen tegen verdachtmakingen en aantijgingen van radicalisme. Later was er de geruchtmakende poging van de progressieven om voorzitter Raymond Derine beentje te lichten. Ook Clem de Ridder liep niet altijd over rozen. Hij werd blijkbaar gestaald door de tegenkantingen en heeft onlangs niet geaarzeld prof. Van Gerven op te volgen als voorzitter van het overlegcentrum der cultuurverenigingen. Weegt het woord ‘crisis’ niet wat zwaar in deze context? Volgens Tollebeek zouden de intellectuelen zich van de Vlaamse Beweging afkeren. Het is wat vermetel het groepje van literatoren, podiumkunste- | |
[pagina 187]
| |
naars, journalisten en academici dat allergisch is voor de Vlaamse Beweging, als ‘de’ Vlaamse intelligentsia te beschouwen. Er zijn andere, even achtenswaardige intellectuelen die - zonder mee te brallen met de fanatici-blijven geloven in het nut van een verder reikende Vlaamse autonomie. Aan de universiteiten, in de economische milieus, door ambtenaren, op redacties, door eminente beoefenaars van vrije beroepen wordt nagedacht over noodzakelijke aanpassingen aan het Belgische federale bestel. Die ontmoetingen en beraadslagingen overstijgen de Vlaamse Beweging, maar verloochenen die daarom niet. De jongeren zouden een ‘vaderlandloze cultuur’ voorstaan? Het komt nogal veralgemeend over. Vergeet Tollebeek de slingerbeweging? De ex-Achtenzestigers die nu grijzende vijftigers zijn, bezinnen zich over de begane vergissingen. Zij weten allang dat de frontale aanval op het gezagsprincipe ook zijn negatieve gevolgen had. Er is een terugkeer merkbaar naar ‘oude’ waarden. Naar wet en orde. De revolutionairen van toen, die ooit hash en ander spul gebruikten willen vandaag het gebruik van drugs binnen de strafwet houden. Is het ondenkbaar dat een volgende golf van jongeren de voordelen van de ‘vaderland’ cultuur (niet de patriottische) ontdekt? Tollebeek stelt in zijn besluit dat de strijd om de democratische verbreding van de natie ten einde is en dat de Vlaamse Beweging, die haar ratio vond in die strijd - zoals ook de arbeidersbeweging en het feminisme - daarom geen rol meer te spelen heeft. Is de democratisering werkelijk voltooid? Wie vertrouwd is met de mechanismen van staat en maatschappij, weet dat er aan de democratische machtsuitoefening nog heel wat schort. De ware machtscentra functioneren allesbehalve democratisch. De natie mag dan al aan de basis democratisch verbreed zijn. Aan de top loopt de besluitvorming door smalle beslissingskanalen. De arbeiders- en de vrouwenbeweging hebben nog veel werk voor de boeg. De behartiging van de culturele en politieke belangen van de Nederlandstaligen in België en Europa vereist eveneens nogheel wat inspanningen. Een open Vlaamse Beweging zonder Götterdämmerung-dramatiek, behoudt daarin een belangrijke rol. Ook een hoofdrol? De verruiming van de Vlaamse autonomie wordt nu vooral gepropageerd vanuit de partijpolitiek. In de CVP denken Luc van den Brande en de zijnen confederaal. De ‘Discussienota voor een verdere staatshervorming’ die de Vlaamse regering aan het Vlaamse parlement heeft voorgelegd, sluit een evolutie in confederale richting zeker niet uit. De Volksunie heeft eind februari 1996 openlijk verklaard dat de federale instellingen moeten worden omgebouwd tot confederale. Indien christen-democraten en nationalisten blijven opkomen voor een zelfstandige Vlaamse (deel)staat, moeten andere partijen - ook al omdat zij het electorale opbod zullen vrezen - daardoor beïnvloed geraken. Dan nadert weer een crisismoment in de Belgische politiek. In zo'n periode is, binnen een demo- | |
[pagina 188]
| |
cratisch reflecterende Vlaamse Beweging, een gezaghebbende groep die meehelpt bij de beslissende oriëntering, geen anachronisme en evenmin een overbodige luxe.
MANU RUYS | |
Het einde van de historische Vlaamse Beweging?De bepaling van het einde of van de toekomst van de Vlaamse Beweging hangt in de eerste plaats af van de doelstellingen die deze geacht wordt na te streven. In de loop van de ongeveer tweehonderd jaar waarin de Vlaamse Beweging heeft bestaan, zijn deze doelstellingen uiteraard geëvolueerd: van zorg om de kennis en het gebruik van de Nederlandse taal, via de strijd om de plaats van deze taal in het openbare leven, naar de maatschappelijke emancipatie van het hele volksdeel dat die taal spreekt, tot de vorming van een Vlaamse natie binnen België met eigen politieke structuren, grenzen enzovoorts. De meest extremen gaan vandaag nog verder en eisen de volledige soevereiniteit voor deze natie op onder de vorm van een onafhankelijke Vlaamse staat - wat de verdwijning van België als staat veronderstelt. Deze laatste consequentie is nooit een doelstelling geweest die op een brede aanhang binnen de Vlaamse Beweging kon rekenen. Vandaag nog steeds is zij slechts het doel van een kleine, zij het luidruchtige minderheid binnen deze beweging, laat staan binnen het geheel van de Vlaamse bevolking. Deze extreme doelstelling is de resultante van een tot het uiterste opgedreven nationalisme, dat zowel tussen de twee wereldoorlogen als vandaag daaraan de mythe van etnische en culturele zuiverheid verbindt die in heel Europa onder Hitler tot de onmenselijkste aberraties heeft geleid, en ondanks deze verschrikkelijke ervaring vandaag op de Balkan opnieuw tot zware schendingen van de mensenrechten aanleiding geeft. Om deze reden alleen al kan de soevereiniteit van een Vlaamse staat, als wrange vrucht van een extreem nationalisme en in het teken van dit nationalisme geboren, niet de uiteindelijke doelstelling zijn van de Vlaamse Beweging. Indien men dit aanvaardt, is de Vlaamse natie zoals zij thans staatkundig binnen het federale België is erkend, in zekere zin het eindpunt van de Vlaamse Beweging. Eindpunt, maar geen einddoel zullen sommigen zeggen die de Vlaamse Beweging vanaf het begin slechts als een politiek drukmiddel, als een noodzakelijke voorwaarde, of als een hefboom hebben beschouwd om het Vlaamse volk ‘geestelijk te verheffen’, zoals dit werd genoemd. De vraag is | |
[pagina 189]
| |
thans of voor deze ‘verheffing’, welke inhoud men er ook aan moge geven - beleving van het christelijk geloof, bevrijding van de geest uit het dogmatische denken van kerk of partij, verdraagzaamheid enz. - nog steeds niet-partijpolitieke ledenverenigingen moeten zorgen, die dit meestal als uiteindelijk doel van hun streven zagen, maar - dikwijls zeer eendrachtig - in de eerste plaats hebben moeten strijden voor het tot stand brengen van de politieke en maatschappelijke voorwaarden daartoe. Die voorwaarden waren weliswaar noodzakelijk, maar onvoldoende opdat het proces van geestelijke emancipatie zich op eigen kracht zou voltrekken. Daarom is deze meer verheven idealistische doelstelling in het Vlaanderen van vandaag niet verwezenlijkt, ondanks onderwijs in eigen taal en voor iedereen tot op het hoogste niveau, een hoge scholingsgraad, kranten, radio, televisie en alle andere communicatiemiddelen die men ervoor zou kunnen gebruiken. De Vlaamse verenigingen, ‘fondsen’ en andere instellingen hebben voor dit hogere doel gewerkt met de middelen van hun tijd: zogenaamde ‘volksvoordrachten’, ‘volksboekerijen’, boeken (en tijdschriften), toneelvoorstellingen enz. Op enkele uitzonderingen na zijn deze middelen, de een na de ander, door de schaalvergroting die de ontwikkeling van nieuwe media en technieken heeft veroorzaakt, hun uit handen genomen of boven het hoofd gegroeid. Overheid en privé deels commerciële concerns hebben thans rechtstreeks of onrechtstreeks de meeste middelen tot ‘volksverheffing’ en ‘volksopvoeding’ in handen, al zijn deze termen bij de commerciële concerns als ‘cultureel despotisme’ taboe en duiden ze bij grote sociale organisaties slechts een klein deel aan van hun zorgen. Voor de niet-partijpolitieke Vlaamse verenigingen die traditioneel de dragers zijn geweest van de Vlaamse Beweging en de bewakers van haar erfgoed, blijft dus niet veel meer over. Zij kunnen weliswaar nog steeds als drukgroepen optreden in een aantal zaken, maar de politieke aspecten daarvan kunnen worden overgelaten aan de politieke partijen. Door de ‘vervlaamsing’ van deze laatste is tegenover hen niet meer die afstand nodig waaraan vroeger door de Vlaamse ‘fondsen’ en verenigingen zo dikwijls hardnekkig werd vastgehouden. De vraag kan dan ook worden gesteld of een zekere samenwerking van de traditionele Vlaamsgezinde verenigingen met diverse politieke partijen en sociale organisaties in de toekomst niet werkzamer zou zijn dan de vroegere afstandelijkheid, die trouwens vaak wederzijds was. Op die wijze is nog niet de verhouding tot en de invloed op de privé commerciële concerns geregeld, die de media - kranten, boeken, tijdschriften, radio en televisie - grotendeels in handen hebben. De macht van de privé-media is echter een probleem dat op politiek vlak moet worden aangepakt. De traditionele Vlaamsgezinde ‘fondsen’ en verenigingen, die structureel of anderzins hun actie voortaan meer zouden moeten coördineren met politieke en sociale organisa- | |
[pagina 190]
| |
ties van hun strekking, moeten vanzelfsprekend hun eigen doelstellingen en karakter behouden. Men zou in Vlaanderen echter op die manier eindelijk tot ‘normale’ toestanden komen. Een ‘zelfstandige’ Vlaamse Beweging, al of niet gestructureerd in overlegcentra, comités enz., is er m.i. niet meer permanent nodig. Degenen die hieraan perse willen vasthouden, zijn romantici die van het verleden niet kunnen loskomen of extremisten die de Vlaamse Beweging, of wat ervan overblijft, willen misbruiken voor totaal andere doeleinden. Door hun samenwerking met politieke en sociaal-economische organisaties en structuren, die hun vroeger vaak vijandig gezind waren, worden de traditionele Vlaamsgezinde niet-partijpolitieke verenigingen onrechtstreeks onderworpen aan politieke controle en de sanctie van verkiezingen. De Vlaamse Beweging, gedragen door een deel van de publieke opinie, ledenverenigingen, actiegroepen en -comités allerhande, heeft zich hieraan nooit moeten onderwerpen. Diegenen die zekere doelstellingen van de Vlaamse Beweging politiek zouden willen misbruiken, zouden hiervoor in de toekomst democratisch worden gesanctioneerd, hetgeen machtsgrepen zoals we die tijdens de Tweede Wereldoorlog van het VNV (Vlaams Nationaal Verbond) hebben beleefd bij voorbaat zou uitsluiten of veroordelen. Gekomen op het ogenblik waarop we ons in Vlaanderen met een herlevend nationalisme van verdachte signatuur bevinden, is deze vorm van ‘politisering’ wel het einde van de historische Vlaamse Beweging waard.
ADRIAAN VERHULST |
|