Oestvolskaja's Derde Symfonie
Sommige componisten zijn heel goed in public relations, Stravinsky en Stockhausen voorop, men kan ze eenvoudigweg niet over het hoofd zien. Ze halen regelmatig de voorpagina. Anderen kruipen weg: Ravel zat liever achteraan in de zaal en ook Galina Oestvolskaja (in 1919 in Sint-Petersburg geboren) weert elke vorm van publiciteit. Ze komt de straat waar ze leeft nauwelijks uit. Interviews staat ze niet toe, zoals destijds Giacinto Scelsi - die overigens wel iets te verbergen had, hij liet zijn ideeën uitwerken door anderen die hij daarvoor betaalde! - of thans György Kurtag. Evenals Kurtag beschouwt Oestvolskaja zichzelf meer als een medium, en waarom dan een vraaggesprek? Je vraagt de postbode toch ook niet naar binnen?
Welk een sensatie toen de grand dame van de Russische avantgarde opeens op het podium in het Concertgebouw verscheen om dirigent Valery Gergiev en recitant Oleg Popkov te bedanken, voor het eerst in het buitenland, stond ze daar: klein en gebogen en het uitgelaten publiek was zich van de historische gebeurtenis wel degelijk bewust.
Haar ééndelige Derde Symfonie splitst het orkest op, echter niet zoals bij de avantgarde gebruikelijk in heterogene kleuren, maar plakaatachtig-homogeen in een dichtgemetselde klank: blokken van vijf hobo's, vijf trompetten, trombone met drie tuba's, vijf contrabassen en nog piano en drie trommen. Een tekst van Hermannus Contractus (1013-1054) in de vorm van een gebed zet de toon: ‘Sterke God, Ware God, Vader van het eeuwige leven, Schepper van de wereld, Jezus Messias, Red ons!’. Karig en direct, al het overbodige geschrapt, even naakt zoals we ter wereld komen, Oestvolskaja's muziek heeft in de sterkste momenten precies diezelfde kwaliteit. Het verbaast dan ook niet, dat in drie van haar vijf symfonieën teksten van deze Duitse monnik zijn verwerkt. Er is afgezien van verpakking, van decoratie of welke toevoeging dan ook, wat telt is een litanie-achtig ritueel met behulp van slechts vier motieven, - welk een economie van de middelen, maar ook: welk een pijnlijke ascese!
Vanzelfsprekend kan dit soort muziek slechts werken bij een onverbiddelijke uitvoering, er mag geen aarzeling zijn, een enkele onzekerheid is al funest, het is ‘specialistenmuziek’. Voor Oestvolskaja is een kerk ideaal en inderdaad: eerdere uitvoeringen in Paradiso (een voormalige kerk als concertzaal voor moderne muziek, meestal pop) waren overtuigender. In een grote zaal zit je te ver van de musici af, het publiek moet de ‘geselingen’ lijfelijk ondergaan, maar het smekende karakter, waarbij de recitant zijn steeds herhaald ‘Spasi nas!’ (Red ons!) hoort weerspiegeld in de hobo's, had dirigent Valery Gergiev wel degelijk uitstekend begrepen. Dat er ook nog Sjostakovitsj' Vierde Symfonie op het programma stond, was na afloop iedereen al lang weer vergeten. Trouwens, Oestvolskaja bleef er niet naar luisteren, ze is haar voormalige leraar minder goed gezind, het irriteert haar dat ze steeds als zijn leerlinge wordt opgevoerd, want als waarschijnlijk enige heeft ze zich geheel van zijn invloed weten te bevrijden.
Ernst Vermeulen