Ons Erfdeel. Jaargang 37
(1994)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 629]
| |
Het ziet ernaar uit van wel. Veertig jaar is niet niks in de geschiedenis van het Nederlands sinds 1952. De politieke verschuivingen en etnische verhuizingen zowel binnen het kernland Nederland als daarbuiten in België, Indonesië, Suriname en de Antillen hebben niet alleen het statuut maar ook de aard van het Nederlands aantoonbaar beïnvloed. Voeg daar nieuwe taalkundige visies (sociolinguïstiek) en nieuw bronnenmateriaal (Corpus Gijsseling) aan toe en je hebt meer dan één reden om een nieuw werk op de boekenmarkt te brengen. Van der Wal en Van Bree hebben dezelfde doelgroep op het oog als De Vooys, met name ‘studerenden en de bredere kring van geïnteresseerden’. Tot deze laatsten mogen we ook rekenen de docenten Nederlands bij het voortgezet onderwijs. Wie zijn taalkundige accu wil opladen, vindt hier een rijke stroombron. Deze Geschiedenis van het Nederlands is een netwerk van interne en externe taalfeiten, beginnend met een ruime beschrijving van de vóór-Nederlandse tijd in samenhang met de naaste taalverwanten. Hier en daar worden enkele begrippen van de taalwetenschap in relatie gebracht met de taalgeschiedenis. De auteurs hebben uit de geschiedenis van het Nederlands enkele thema's geselecteerd en die geprojecteerd tegen de achtergrond van een bepaalde periode: bijvoorbeeld taalreglementering in de achttiende eeuw; niet alle thema's komen dus in elke periode aan bod. Aan de 400 pagina's van het corpus gaan een inhoudsopgave en een inleiding vooraf; op het corpus volgen 25 bladzijden bibliografische aantekeningen, gegroepeerd en verdeeld in ‘Suggesties voor verdere studie’ en een ‘Verantwoording van citaten, gebruikte edities, enz.’. Een personen- en titelregister en een zakenregister sluiten het boek af. Een boeiend studieboek, een handig naslagwerk, een waardige opvolger dus voor C.G.N. de Vooys' bekende werk. Een paar detailkwesties. In 7.3 (en 2.1) heeft M. van der Wal het over de veranderingen in de uitspraak en wijst zij op de verstemlozing van v, z en g. Zij bestempelt die als opmerkelijk ‘omdat ze in strijd is niet alleen met het spellingbeeld maar ook met de woordonderscheidende functie die v en f, z en s en g en ch hebben: vergelijk fier-vier, sier-zier, chloor-gloor. Een factor hierbij kan zijn geweest dat er niet zo heel veel woorden zijn waarin de betreffende klanken (fonemen) met elkaar opponeren; dat geldt in het bijzonder voor g en ch en daar zien we het verschil dan ook het eerst verdwijnen.’ Als het waar zou zijn dat de betreffende klanken met elkaar opponeren, dan zijn de voorbeeldwoorden niet goed gekozen, want in elk paar is een woord van niet-Nederlandse (niet-Germaanse) herkomst, namelijk fier (Frans fier), sier (oudfrans chiere) en chloor (Grieks chlooros). Zijn er trouwens wel van oorsprong Nederlandse voorbeelden te vinden die de ‘oppositie’ illustreren? Dat v en f, z en s en g en ch een woordonderscheidende, dit wil zeggen betekenis-onderscheidende functie zouden hebben, wordt bovendien tegengesproken door de assimilatieregels: de stemhebbende v, z en g gaan in hun stemloze tegenhanger over zonder de betekenis van het woord te wijzigen. Vergelijk: v in ‘val ik’ wordt f in ‘ik val’, z in ‘zal ik’ wordt s in ‘ik zal’, g in ‘ga ik’ wordt ch in ‘ik ga’. Een andere passage waarbij een vraagteken kan worden geplaatst, heeft betrekking op de woordvolgorde in de nominale groep (6.16) en in de zin (6.21). Zijn Middelnederlandse versregels wel voldoende betrouwbaar materiaal in dit verband? Zijn in versregels metrum en ritme niet vaak doorslaggevend voor de woordvolgorde? Uiteraard komt in dit nieuwe standaardwerk ook de spelling ter sprake. Cor van Bree geeft zonder emotie de redenering van de naoorlogse spellingcommissie weer, bijvoorbeeld ‘bessesap’ zonder tussen-n, omdat dit sap van één bes kan zijn, maar ‘bessenjam’ met tussenn, omdat jam ‘noodzakelijkerwijs’ van meer dan één bes gemaakt wordt. Dan denk je: en als een mini-kok nou eens een mini-potje jam van één bes zou maken? Maar deze onwetenschappelijke beschouwing komt vanzelfsprekend niet voor rekening van de auteurs van deze bijzonder verdienstelijke Geschiedenis van het Nederlands. O. Vandeputte marijke van der wal en cor van bree, Geschiedenis van het Nederlands, Aula-boeken, Het Spectrum, Utrecht, 19942, 494 p. |
|