Gouvernements Persdienst werd. Nadat hij na de oorlogsjaren repatrieerde werd hij chef van de Caraïbische afdeling van Radio Nederland Wereld Omroep, een functie die hij tot aan zijn pensionering zou bekleden.
Hoewel fysiek van de Caraïben gescheiden, was hij er mentaal voortdurend mee bezig - niet alleen beroepsmatig maar met zijn gehele wezen dat een gevoel van heimwee naar de tropen nooit meer kwijtraakte. Van de Walle noemt zichzelf dan ook bij voorkeur een gecreoliseerd mens.
Tien jaar na zijn terugkeer uit Suriname publiceerde Van de Walle zijn eerste ‘tropenroman’ De slavenopstand (1956), die de daarop volgende jaren gevolgd werd door een serie andere, zoals Achter de spiegel (1958), Wachtend op de dag van morgen (1959), De muggen van San Antonio (1961), de verhalenbundel De overtocht (1962) en de grote Surinaamse slavenroman Een vlek op de rug (1963). De Nederlandse kritiek reageerde positief op dit werk, maar Van de Walles inspiratie leek opgedroogd.
Het werd stil rond de auteur Van de Walle, tot hij na een pauze van tien jaar nog zijn herinneringen aan Curaçao in Beneden de wind (1974) en aan Suriname in Een oog hoven Paramaribo (1975) aan het papier toevertrouwde. In 1990 ten slotte verscheen zijn uit het begin van de jaren zeventig daterende nostalgische briefwisseling met de op Curaçao wonende Nederlandse arts Chris Engels, onder de titel Klein Venetië; Curaçao in vroeger dagen.
In oktober 1993 verscheen bij Aldus Uitgevers/De Prom de verzamelbundel Romans en verhalen waarin de zes romans en de ene verhalenbundel in een mooi gebonden boek met stofomslag samen werden gepubliceerd. In het nawoord op deze bundeling: ‘J. van de Walle: verteller tussen de grenzen’ - karakteriseerde Michiel van Kempen de auteur op buitengewoon heldere wijze in amper zes bladzijden.
Johan van de Walle neemt in de twee historische slavenromans Achter de spiegel, gesitueerd op een fictief Caraïbisch land met kenmerken van Suriname en Curaçao, en Een vlek op de rug, dat in Suriname speelt, zijn lezers mee naar het verleden, waar hij laat zien hoe er verschillende vormen van slavernij waren die zich niet met elkaar verdroegen. In het eerste werk loopt het uit op een grote opstand, in het tweede wordt de emancipatie eindelijk afgekondigd.
De personages bevinden zich op cruciale momenten, die polair staan voor traditie en vernieuwing. Dat is ook het geval in de in Zuid-Amerika spelende De muggen van San Antonio en Achter de spiegel, dat de periode van Curaçao zonder en met de grote raffinaderij beschrijft. Omdat de Curaçaose verhalenbundel De overtocht tijdens de Tweede Wereldoorlog speelt, wordt het ons mogelijk Johan van de Walles visie op ongeveer honderd jaar Antilliaans-Caraïbische geschiedenis te volgen. Hij kiest daarvoor nogal eens het perspectief van de toeschouwer die alles meebeleeft maar die niet partijdig is. Zo kiest de pater in De slavenopstand niet voor de traditie of de vernieuwing maar beperkt hij zich tot het verkondigen van het Woord van God. Impliciet geeft Van de Walle zijn romans een dieper idee mee: godsdienst en politiek horen gescheiden te zijn. De priester verkondigt het woord en helpt de noden lenigen waar nodig is, maar hij bemoeit zich niet met de politieke issues van de dag. De priester in Een vlek op de rug woont ver teruggetrokken en diep verborgen in een melaatsenkolonie aan de mond van de rivier in het oerwoud.
In het meest autobiografische Wachten op de dag van morgen draagt de hoofdpersoon Van de Walles standpunt uit: ‘Het is wel vreemd dat mensen zoals ik, geboren in Europa, maar werkzaam onder de tropenzon, twee vaderlanden hebben, die ze om beurten verzaken en toch niet missen kunnen. Je voelt je nergens thuis. In Europa niet. In de tropen niet. Overal draag je je eigen eenzaamheid met je mee.’
Hoewel Johan van de Walle vergeefs gezocht wordt in de Nederlandse literatuurgeschiedenissen, lazen de leerlingen van de middelbare scholen op de Antillen en in Suriname zijn boeken gretig - al raakte hij ook daar de laatste jaren enigszins op de achtergrond. Ik maakte kennis met zijn werk toen ik in het begin van de jaren zeventig in Suriname leraar Nederlands werd. Ik las zijn werk met plezier, want het is journalistiek vaardig geschreven en met een helder oog voor het sprekende detail zet het de personages haarscherp voor ogen. Toen ik naar Aruba verhuisde, merkte ik dat ook daar de havo-vwo-leerlingen Van de Walles werk veelvuldig voor hun eindexamenlijsten kozen. Ik kon de romans met dichte ogen uiteindelijk dromen. Johan van de Walle raakte op de achtergrond toen ik zijn werken wegens een