Ons Erfdeel. Jaargang 37(1994)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 489] [p. 489] Anna Enquist Oproep Ik ben de jongen en het meisje kwijt. Beiden ben ik verloren toen de tijd verstreek. Ik kan hun kleine stemmen niet meer horen. Ik zoek hen voor een nieuw afscheid. Ik roep hen over wateren en weiden. Verblind mijn blik, ontbind mijn stem. Lijken en lotgenoten leren zwemmen in dat tijdloos water. Ik ook. Til uit het grote zwart dit beeld: zij pakt hem bij de hand, ze hollen over weilanden en dijken. Uit: Een nieuw afscheid, 1994. [pagina 490] [p. 490] Anna Enquist Een herfstlied Wanneer de herfst komt de opluchting. Men is tot in de grond vermoeid en leeggegeten, heeft te weids en onverhoeds gebloeid. Wie luistert beluistert de schrille zang van angst onder koepels van zomerzon. Het lichaam ligt verdoofd op het zand; wie durft weet dat hij wacht, op lucht. Voor het bevriest, voor sneeuw het bevrorene toedekt, het gekleurde zijn kleur opgeeft, nu het seizoen van waarheid. Nooit was het raam meer raam, nu het toeschuift voor rookworst en lamplicht; nooit was er onder broek en trui meer besef van huid. Nu eist het vermolmde zijn windrecht. De storm mag de bomen bestormen, het bos mag zich vernielen in regens van bloed en barnsteen. Er komt tijd voor wie tijd is gekomen, onder de slagwind is het meer buiten dan ooit tevoren. Nu mag de bange wachter tegen de grond te gronde, wordt hij in aarde genoemd en genomen. Uit: Een nieuw afscheid, 1994. Vorige Volgende