wil steken. Niet alleen is de stijl gedurfd, met woorden als ‘swing’ en ‘gorilla's’ (voor lijfwachten), die niet tot het achttiende-eeuwse idioom behoren, ook sorteert de grillige verteltrant nu en dan een licht desoriënterend effect. De wisselingen van werkwoordstijl en grammaticale persoon weerspiegelen het onstuimige karakter van Carlotta. Vaak wordt het presens gebruikt voor het vertellen van gebeurtenissen uit het verleden, waarmee wordt gesuggereerd dat Carlotta die als het ware opnieuw beleeft. ‘Gebeurtenissen stappen van de ene tijd over in de andere’, denkt zij dan ook (p. 20).
Dit is ook op een andere manier toepasselijk. Gedeelten van de roman staan in de tweede persoon enkelvoud. Soms spreekt de vertelster dan in gedachten haar geliefde Gasparo toe: ‘Wat zal ik eens doen om mijn geestdrift op je over te brengen? Wanneer ik mijn onderrok met geheven ellebogen over mijn hoofd uittrek, kun je naar mijn prachtige buik en mijn weelderige zwarte schaamhaar kijken, in mijn oksels kun je zweetdruppeltjes ontdekken’ (p. 168).
Elders evenwel lijkt Carlotta het woord tot zichzelf te richten: ‘Wacht eens. Iemand trekt aan je mouw. Je draait je om en krijgt voor je het weet een briefje in je hand gestopt, een bediende verdwijnt’ (p. 147). Of is hier iets anders aan de hand? Mengt zich hier soms, eigenlijk onmogelijk en derhalve toppunt van virtuositeit, een andere vertelster in het verhaal, de schrijfster die zich via de tweede persoon met haar heldin tracht te identificeren? Het zou de verteltechnische consequentie zijn van de uitspraak die Margriet de Moor op 23 september 1993 deed bij de presentatie van haar roman. Zij noemde de vrouwelijke hoofdfiguur bij die gelegenheid de ‘waarneemster’ van de schrijfster.
Veelvuldig wordt in De virtuoos het verband beklemtoond tussen zang en liefde, b.v. via de stelling: ‘Zingen is intiem gedrag dat nu eens niet geheim wordt gehouden’ (p. 70). Toch blijft Gasparo Conti tenslotte een onbereikbare. Deze man met zijn omgeleide driftleven is ontegenzeglijk meer geïnteresseerd in muziek en zangtechniek dan in de liefde. Daarbij wordt van hem gezegd dat hij in een eigen universum leeft, de schoonheid vertegenwoordigt en iets onmenselijks heeft.
Deze thematiek wordt nauwelijks uitgewerkt en dit vormt naar mijn mening de onbevredigende kant van deze sprankelende roman. De virtuoos blijft de geschiedenis van een onmogelijke liefde tegen de achtergrond van het frivole Napels van de eerste helft van de achttiende eeuw. Punt. Aanzetten tot verdieping en verbreding, b.v. via de opmerking dat de mens een vreemdeling is in het eigen leven, een opvatting die Eerst grijs dan wit dan blauw, De Moors vorige roman, in herinnering roept, krijgen geen vervolg. Daardoor wekt De virtuoos de associatie met de mousserende wijn die in de roman wordt geschonken: fris en tintelend, maar vluchtig in de afdronk.
G.F.H. Raat
margriet de moor, De virtuoos, Contact, Amsterdam, 1993, 181 p.