zijn gang laat gaan, is al het werk immers voor niets geweest. Kunnen de Fransen zeggen: ‘Na ons de zondvloed’, voor de Nederlander geldt: vóór ons de zondvloed. De dijken zijn nooit hoog genoeg. De dijken moeten volgens Rijkswaterstaat worden opgehoogd totdat er een zekerheid is voor de volgende twaalfhonderd jaar. Zo zou Karel de Grote ons land nu regeren. God is de enige Dijk die tot de hemel reikt. De harde werker, zijn God en Rijkswaterstaat zijn daarmee verklaard.
Natuurlijk moet ook die godsdienst geregeld zijn. Zonder regels is het bestaan in het moeras onmogelijk. Regels zijn voor het leven wat kanalen, rivieren, beken en sloten voor het water zijn. De slang, Maria, de consommatio en de transsubstantiatie, alles werd geregeld. Artikelsgewijs. ‘Artikel 31’ werd een godsdienst. Nergens elders in de wereld wordt God door Zijn gemeente geprezen in naam van een artikel.
De moerasmens heeft een ingebouwde bovennatuur. Daarmee weet hij van nature precies wat God wil. Normen en moraal kenmerken zijn taalgebruik. Praten wordt meestal preken. Nederlandse kranten zeggen vaker hoe het moet dan hoe het is. Het galmend woord verdrijft het poëtische woord. De Nederlander zingt niet, maar galmt. Die galm geeft hem het veilig sentiment dat de dijken er nog staan. Het nationale volkslied, het Wilhelmus, klinkt hier goed, omdat het op de acoustiek van de dijken geschreven is.
Uiteraard kan de Nederlander zelf niet aan alle gepreekte normen voldoen. Ze zijn te hoog voor het dagelijks leven en het zijn er teveel. Maar de Nederlander is ook burgerlijk en de burger weet feilloos wat de dominante normen en heersende meningen zijn, waarmee hij macht kan uitoefenen over wie anders denkt. De schop in de grond, de galm in de mond.
De moerasmens zet een masker op en dat ziet er anders uit dan zijn gezicht. De bourgeois fatsoeneert zijn masker. Dit is een geprofileerde karaktertrek van de Nederlander en daarom willen wij iets meer zeggen over het masker.
Van origine is het masker of de persona de wijze waarop iemand verschijnt. Het masker in het theater verbergt niet, maar versterkt de eigenschappen en karaktertrekken van iemand, daarin begrepen wat hij of zij wil lijken. Als men mooier wil zijn dan men is, dan wordt het masker niet mooier, maar dan toont het masker dat de drager mooier wil zijn.
Burgerlijke maskers echter, die meer voor de verkoop zijn dan voor het theater, lijken mooier dan de drager is. De bourgeois bedriegt de buitenwereld. De burger verkoopt zichzelf. Mèt zijn moraal en principes levert dit meer op dan zonder. De Nederlander is een koopman en de koopman heeft de dominee in zijn kraam.
Maar dat is de buitenkant van de godsdienst. Er is ook een binnenkant waaraan hij zelf moet voldoen. Wie zoveel regels heeft, regels van God, regels van boven in ieder geval, kan zich er niet aan houden en dat veroorzaakt schuld.