het grote publiek en de nietgespecialiseerde lezer zijn al deze uitgaven totaal voorbijgegaan. Door de slechte distributie van de kleine uitgevers en de serie commerciële mislukkingen bij de grote hebben de meeste Italiaanse lezers eenvoudigweg nog nooit van een Nederlandse schrijver gehoord.
Nu kan dat veranderen. Sinds een drietal jaren wordt er weer met behoorlijke regelmaat Nederlands en Vlaams werk gepubliceerd, met redelijk succes ook zoals het zich nu laat aanzien: er wordt tenminste driftig geadverteerd, er verschijnen recensies en herhaaldelijk ziet men in de dag- en weekbladpers kleine aankondigingen. Sommige boeken zijn al aan een derde druk toe, zoals
Il canto dell'essere e dell'apparire van Cees Nooteboom (
Een lied van schijn en wezen, Iperborea, 1991) of verschijnen in een paperbackuitgave met grote oplage, zoals
Vagando per una selva oscura van Hella Haasse (
Het woud der verwachting, Rizzoli, 1991). Enkele kleine uitgevers als Iperborea, Lindau en Marco Nardi besteden systematisch aandacht aan Nederlandse werken, maar ook een middelgrote uitgever als Guanda en grote uitgevers als Rizzoli, Garzanti en Feltrinelli durven het aan om boeken uit te brengen en rechten te kopen. Zo kan het gebeuren dat auteurs als Haasse en Nooteboom tegelijkertijd bij verschillende uitgevershuizen uitkomen: van Nooteboom is bij Iperborea ook
Rituali verschenen (1993), en bij Feltrinelli
La storia seguente (Het volgende verhaal) eveneens in 1993. Rizzoli gaat verder met Haasse en heeft dit voorjaar eveneens
Profumo di mandorle amare (Een nieuwer testament) uitgebracht, nadat bij een kleinere uitgever
II lago degli spiriti (
Oeroeg, Lindau, 1992) al is uitgekomen, met dezelfde omslag als de Nederlandse eerste druk. Maar de aandacht gaat ook uit naar een wat oudere generatie schrijvers: het in noordelijke, Scandinavische literatuur gespecialiseerde Iperborea publiceert dit jaar Slauerhoffs
De opstand van Guadalajara en volgend jaar
Schuim en as. Iperborea bereidt ook een heruitgave voor
Simon Carmiggelt, ‘Il venditore di aringhe e altri racconti di Amsterdam’, Marco Nardi, 1992.
van Elsschots
Una grande disillusione, nadat er al twee Elsschots zijn uitgebracht,
Formaggio olandese (
Kaas, 1992) en
Fuoco fatuo (
Dwaallicht, 1992). In Rome werd een heruitgave verzorgd van Van Eedens
Kleine Johannes (
Johannes e il giardino incantato, Tilopa, 1992). In Friulaanse vertaling verscheen in 1993 een novelle C.C.S. Crone,
Gimnasie Amôr(Clape culturâl, Udine). In snel tempo worden enkele klassieken voor de dag gehaald die goed aansluiten bij de Italiaanse smaak: voor de vele Italiaanse liefhebbers van de Vlaamse primitieven en de sferen van Brueghel en Bosch is er nu
La veritiera e meravigliosa storia di Mariken di Nimega (Lindau, 1991), voor wie houdt van Amsterdam zijn er kroegverhalen van Carmiggelt gebundeld in
Il venditore di aringhe e altri racconti di Amsterdam (Marco Nardi, 1992) en voor wie interesse heeft in de Joodse literatuur van Nederland, na het lezen van Anne Frank en de eveneens zeer beminde Etty Hillesum, is er een spannende novelle van Marga Minco,
La caduta (
De val, Guanda, 1992). Maar ook van jongere schrijvers kan men binnenkort Italiaanse uitgaven verwachten, zoals van Anton Haakman en Margriet de Moor. Op de boekenbeurs van Turijn (mei 1993) presenteerde Feltrinelli de Italiaanse uitgave van
De Wetten (
Le leggi) van Connie Palmen en vlak voor de zomervakantie verscheen bij Iperborea, zeer toepasselijk,
Al mare (
Aan zee) van Eric de Kuijper.
Voor het eerst is er dus een breed aanbod van Nederlandse en Belgische schrijvers, wordt er gezorgd voor continuïteit door van dezelfde schrijvers onmiddellijk meer titels te vertalen en wordt er, ook door de Nederlandse en Belgische culturele instellingen in Italië, veel aandacht besteed aan de presentatie van de nieuwe titels. Het is een gelukkige omstandigheid dat de opleving is ingezet bij kleine maar goed georganiseerde uitgevers: ze hebben meer moed om eens te beginnen met ‘moeilijke titels’, meer tijd voor het bewerken van pers en publiek, houden hun boeken langer in omloop en zijn uiteindelijk ook tevreden met kleinere oplagen en winstmarges. De ondernemingslust van de kleinere collega's en het succes van Haasse in Frankrijk en Nooteboom in Duitsland hebben vervolgens de ogen van enkele grote uitgevers geopend. Belangrijk is tenslotte ook het persoonlijk initiatief van enkele vertalers geweest. Met name Fulvio Ferrari, die een paar jaar geleden al Reves Il linguaggio dell'amore had vertaald (De taal der liefde, II Quadrante, 1986), heeft een groot aandeel in de opleving gehad, met zijn redactiewerk voor Lindau en adviezen aan Iperborea, de ‘ontdekking’ en vertaling van Nooteboom, van Oeroeg, van Mariken van Nimeghen en binnenkort van Anton Haakman en J.J. Slauerhoff. Op dit moment van algemene belangstelling zijn er gelukkig voldoende ervaren literaire vertalers beschikbaar om te kunnen voorzien in de stijgende vraag naar vertalingen uit het Nederlands.
Het is te hopen dat de huidige opleving in Italië niet een kortstondige modieuze gril is, maar de Nederlandse literatuur daadwerkelijk een vast plaatsje in de Italiaanse canon kan bezorgen. Het is