| |
| |
| |
Koppig kiezen voor de kunst
‘Antwerpen Culturele Hoofdstad van Europa 1993’
Marc Ruyters
MARC RUYTERS
werd geboren in 1952 in Antwerpen. Studeerde rechten aan de U.I. Antwerpen. Is free-lance journalist en scenarist. Publiceert o.a. in ‘Financieel Ekonomische Tijd’ ‘Knack’, ‘intermediair’ en schreef scenario's voor diverse BRTN-TV-programma's.
Adres: Drie Eikenstraat 282/4, B-2650 Edegem
Helemaal driftig werd ik bij het zien van de brochures van Antwerpen 1993 - België, Belgique, Belgium, Belgica, Belgio, Belgien.’ Woorden die Luc van den Brande, ‘minister-president’ van Vlaanderen, begin augustus 1992 uitsprak toen hij enkele folders onder ogen kreeg van ‘Antwerpen '93’, logonaam voor het gebeuren dat dit jaar van Antwerpen de culturele hoofdstad van Europa maakt. Ontstak de excellentie in woede omtrent de aard van het culturele en kunsten-aanbod? Allerminst: Van den Brande vond dat de Vlaamse Executieve haar overheidssteun maar moest opschorten, omdat het woord ‘Vlaanderen’ weinig of niet in de ‘Antwerpen '93’-brochures voorkomt.
Het tekent haarscherp de tegengestelde belangen die de diverse partijen hebben bij dergelijke grootse evenementen. Zoals de Olympische Spelen 1992 voor de atleten een actieve sportgebeurtenis waren en voor de meeste kijkers een leuke vorm van passief TV-entertainment, zo was het voor de Spaanse overheden vooral een zaak van keiharde PR-business. Het land Spanje zelf gebruikte Barcelona '92, net als de Expo '92 in Sevilla, om zijn imago in de wereld te stroomlijnen, de regio Catalonië smeerde er een onverholen nationalistische reclame-campagne bovenop. Dat Madrid in ditzelfde jaar culturele hoofdstad van Europa was, maar tegen het gigantische media-geweld van Barcelona en Sevilla niet op kon tornen, zou een veeg teken aan de wand voor ‘Antwerpen '93’ moeten zijn: cultuur blijkt niet direct de sterkste toeristische smaakmaker.
| |
Europees cultuurvenster
Dat was ook niet meteen de bedoeling van de Griekse minister voor Cultuur, Melina Mercouri, toen zij haar idee lanceerde om elk jaar een EG-stad tot brandpunt van de Europese cultuur te maken. Op 5 juni 1985 zetten de cultuurministers van de EG-landen het licht op groen en opende Athene datzelfde jaar nog de reeks. Sindsdien kwamen zeven andere steden aan de beurt: Firenze '86, Amsterdam '87, Berlijn '88, Parijs '89, Glasgow '90, Dublin '91 en
| |
| |
Madrid '92. Na Antwerpen komen nog Lissabon ('94), Luxemburg ('95) en Kopenhagen ('96) aan bod. Elke stad moe(s)t rekening houden met twee doelstellingen: de cultuur van de betrokken stad of streek toegankelijk maken voor een Europees publiek, en een beeld ophangen van de actualiteit van de Europese cultuur.
Het initiatief heeft in de praktijk zijn vooren nadelen aan het licht gebracht: relatief kleine steden deden hun best om op te vallen, de grote metropolen deden hun best om het initiatief niet compleet te laten verdrinken in het normale, alledaagse kunsten-aanbod. In de eerste categorie werd Glasgow '90 een duidelijk succes: deze Schotse stad maakte van de gelegenheid handig gebruik om de grijsheid van haar industriële teloorgang van zich af te schudden en een nieuw en fris gezicht te tonen. In de tweede categorie werd Parijs '89 de grootste sof: de stad zette alles in het teken van de tweehonderdste verjaardag van de Franse Revolutie en vergat al de (Europese) rest.
Was zo'n imago-facelift in Europese context, die een stad als Antwerpen zeker goed kan gebruiken, de achterliggende bedoeling van burgemeester Hubert B. Cools, toen hij in '88 zijn stad voordroeg voor de Europese ere-titel? Cools mag dan de meest bekritiseerde burgemeester sinds jàren in Vlaanderen zijn, puur opportunisme kan hem niet aangewreven worden. ‘Bob’ Cools is op zijn manier ‘fier’ op zijn stad en haar cultuur, en heeft onmiskenbaar een fors vleugje van het roemruchte Antwerpse chauvinisme over zich. ‘Als een stad als Glasgow Europese cultuurhoofdstad kan zijn, dan moet Antwerpen dat zéker kunnen’, is één van zijn gevleugelde uitspraken, waarvan het denigrerende karakter hem nu nog altijd ontgaat.
Maar Cools had van in den beginne enkele goeie ideeën. Hij voorzag in '88 al wat de grote meerderheid van Belgen pas na de verkiezingen van 24 november '91 duidelijk zou worden: het politieke klimaat is veranderd, de Kunst en de Cultuur worden bedreigd door de pletwals van racisme en nationalistische onverdraagzaamheid. Daarmee stelde hij, als allereerste, Antwerpen voor de grootste uitdaging sinds decennia: de stadsbewoner zal met ‘Antwerpen '93’ moeten kiezen voor een ‘open’ of een ‘gesloten’ stad. Een stad met de vensters wijdopen naar Europa gericht, of met de stadspoorten potdicht gegrendeld, alle multi-culturele samenlevingsvormen afwijzend.
Daarnaast is Cools al langer pleitbezorger voor de ‘stadscultuur’: in het nieuwe Europa vervagen de nationale grenzen meer en meer, de hoofdrol wordt nu opgeëist door de regio's, maar ook en vooral door de steden. Cultuur ontwikkelt zich van oudsher binnen de microcosmos van een stad, niet zomaar ergens op het platteland. Steden zijn de spiegels van cultuur. Dat Antwerpen in '93 de kans krijgt om zich op dat vlak te manifesteren, is hoe dan ook positief.
| |
Professioneel
Burgemeester Cools wou, in alle euforie,
| |
| |
eerst zowat alles zélf doen, in zijn neven-functie van schepen voor Cultuur. Enkele ‘stadsdiensten’, vooral de Educatieve Dienst, zouden hem wel bijstaan, tussen hun gewone taken door. Dat bleek, gelet op de culturele, maar ook politieke en economische complexiteit, natuurlijk pure waanzin. En het is de verdienste geweest van enkele nationale politici uit SP (de partij van Cools) en PVV (partij van toenmalig gemeenschapsminister voor Cultuur Patrick Dewael, die mee aan de kar van ‘Antwerpen '93’ trok) dat zij Cools tegen zichzelf in bescherming genomen hebben: zij hebben ervoor gezorgd dat ‘Antwerpen '93’ professioneel aangepakt werd. Als intendant werd Turnhoutenaar Eric Antonis aangewezen, een man zonder duidelijke politieke signatuur, maar met een uitgesproken cultureel profiel: hij maakte het cultureel centrum de Warande in Turnhout groot, trok daarna naar Nederland om artistiek directeur te worden van het Zuidelijk Toneel in Eindhoven. Antonis verzamelde een jonge equipe rond zich die opvallend sterk uit het Leuvense universitaire cultuurmilieu afkomstig is, maar waarvan de professionele kwaliteiten over het algemeen door niemand betwist worden.
De Antonis-equipe heeft resoluut gekozen voor de Kunst in Europese context. Eric Antonis: ‘We zijn geen city marketing-project, geen toeristische dienst, geen PR-bureau. Maar als Antwerpen 1993 slaagt, krijg je automatisch al die neveneffecten, die de diverse partijen zo graag willen. Je kan ‘Vlaanderen’ het best promoten als alle belangrijke Vlaamse kunsttalenten in het project zitten, als de bezoeker zich een idee kan vormen van de culturele levenskwaliteit in deze contreien. Het is voor de buitenlanders nu al zo moeilijk om zich te oriënteren in dit kleine land. Wat is Antwerpen, wat is Vlaanderen, waarom spreekt men hier ‘dutch’, toch de taal van ‘The Netherlands’? Dat is allemaal warrig voor hen.’
| |
Hedendaags
Een overzicht van het programma moet duidelijk maken waar ‘Antwerpen '93’ concreet voor staat. Eén: het gaat niet alleen om Antwerpen, maar ook om Vlaanderen, om België, om Europa. Twee: er wordt resoluut voorrang gegeven aan de hedendaagse kunst. En drie: na 1993 moet Antwerpen verder kunnen, moet de stad een eigentijds podium blijven binnen een multi-cultureel Europa.
Als vanouds bij dergelijke grote cultuurmanifestaties eist de sector ‘tentoonstellingen’ de meeste ruimte op. De diverse exposities binnen ‘Antwerpen '93’ zijn ofwel gericht op wat er aan hedendaagse kunst leeft in de wereld, ofwel opgezet als eerbetoon aan de twee ‘gouden periodes’ die de Scheldestad in haar turbulente geschiedenis heeft meegemaakt: de barokke Rubens-jaren in de eerste helft van de 17de eeuw en de rijke jaren tussen 1885 en 1930, toen Antwerpen opnieuw een metropool werd.
Blikvanger wordt de groots opgezette tentoonstelling in het Museum voor Schone Kunsten rond de schilder Jacob Jordaens, die in 1593 (dus net vierhonderd jaar terug) geboren werd. Van deze tijdgenoot van Rubens en Van Dijck worden een kleine honderd schilderijen geëxposeerd, afkomstig uit de grote wereldmusea.
Het Rubenshuis biedt een speciale tentoonstelling van tekeningen uit het zogenaamde ‘Rubens Cantoor’, het atelier waar Rubens zijn originele ontwerpen, studiemateriaal en documentatie bewaarde, als beroepsgeheim verborgen voor de buitenwereld. Veel van dat materiaal ging na Rubens' dood verloren, maar dank zij zijn leerling Willem Panneels, die heel wat werk van zijn meester kopieerde, kunnen we ons toch een beeld vormen van dat geheimzinnige Cantoor.
De tentoonstelling Verhaal van een metropool (in het Hessenhuis) zal het Antwerpen uit de rijke 16de en 17de eeuw laten zien. Aansluitend daarop kan De panoramische droom bekeken worden (te zien in het Bouwcentrum), over het flamboyante Antwerpen van de drie wereldtentoonstellingen tussen 1885 en 1990. In beide periodes was de stad uitgegroeid tot een wereldhaven en een echte metropool.
Kleinere historische tentoonstellingen lopen rond de Antwerpse retabels uit de 15de en 16de eeuw in de gerestaureerde Onze-Lieve-Vrouwekerk, rond de Botanica in de Zuidelijke Nederlanden (in het Museum Plantin-Moretus), rond een unieke collectie maskers uit
| |
| |
het Zaïrebekken (in het nieuwe Etnografische museum), rond de eetcultuur in Europa aan tafel, rond de Russische avantgarde-schilders van 1900 tot 1930 enz.
Het luik van de hedendaagse beeldende kunst vertrekt van de museale infrastructuur in Antwerpen: het Museum voor Schone Kunsten, het MUHKA en het Openluchtmuseum Middelheim. Opvallend daarbij is dat zeker niet gekozen wordt voor een ‘Antwerpse’ kleur: projectleider Bart Cassiman, zelf een Gentenaar, trekt duidelijk de Europese, zelfs mondiale kaart.
In het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten zal werk getoond worden van een twintigtal hedendaagse kunstenaars uit Europa en Amerika, die getuigenis afleggen van hun intense band met de geschiedenis, haar mythen en allegorieën. Een expositie dus die afstand neemt van het vrijblijvende postmodernisme en de kunst weer naar haar ‘roots’ wil voeren.
Het MUHKA of Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen wordt het schouwtoneel voor drie jonge buitenlandse tentoonstellingsmakers: de Fransman Yves Aupetitallot, de Britse Iwonna Blazwick en de Italiaanse Carolyn Christov-Bakargiev zetten gezamenlijk een expositie op met werk van een door hen geselecteerde nieuwe generatie kunstenaars.
En het Openluchtmuseum voor Beeldhouwkunst Middelheim, geesteskind van wijlen burgervader Lode Craeybeckx, wordt nieuw leven ingeblazen. Het is altijd de bedoeling geweest om van dit museum een tempel voor hedendaagse beeldhouwkunst te maken, maar de jongste twintig jaar werd er nog nauwelijks in geïnvesteerd. Daar komt nu verandering in: in 1993 krijgt Middelheim er ten minste tien hedendaagse werken bij, van ondermeer Per Kirkeby, Matt Mullican, Isa Genzken, Panamarenko en anderen. Die beelden blijven in het openluchtmuseum, ook als ‘Antwerpen 1993’ achter de rug is. In die zin is het project in Middelheim geen tentoonstelling in strikte zin. Maar het zal, net als de gerestaureerde kathedraal, het Centraal Station en de Bourlaschouwburg (de kredieten voor die restauraties worden gemakshalve ook als Vlaamse overheidssteun aan ‘Antwerpen 1993’ gezien...), of net als de alsmaar concreter wordende plannen voor een nieuw waterfront aan de Schelde, de blijvende gevolgen dragen van de manifestatie ‘Antwerpen 1993’.
| |
Internationaal
De podiumkunsten vormen een tweede grote item binnen ‘Antwerpen '93’. Daarbij werd gekozen voor een dialoog tussen de nieuwe, succesvolle generatie Vlaamse podiumkunstenaars en een aantal vaste waarden van de Europese scène. Zo biedt ‘Antwerpen '93’ een eerste Festival van Hedendaagse Opera, met nieuw muziek- en regiewerk van ondermeer Eugeniusz Knapik en Jan Fabre, Waker Hus en Jan Lauwers, Dirk Dhaese en Alex Steyermark. Voor het dansprogramma zijn vier choreografen aangezocht die momenteel aan de artistieke top binnen het dans-landschap staan: Anne Teresa de Keersmaeker, Philippe Decouflé, William Forsythe en Trisha Brown. De heropening van de Bourla-schouwburg moet het prestigieuze decor worden voor de premières van zeven theaterprodukties, allemaal opgebouwd rond het thema De Vragensteller van Peter Handke. Dat thema staat overigens centraal in het hele programma-aanbod: er worden geen stellingen geponeerd, geen slogans geuit, maar vragen opgeworpen. De hele promotiecampagne van
| |
| |
‘Antwerpen '93’ draait in die zin rond twee vragen (gesteld in vier talen): ‘Wat is mooi? Wat is lelijk? en ‘Kan kunst de wereld redden?’.
Veelbelovend is ook het project De Ark, naar een idee van de Antwerpse architect Bob van Reeth: een zevenenzeventig meter lange duwbak wordt omgebouwd tot drijvend theater en zal vanaf april '93 op verschillende plekken in de oude haven kunst- en cultuurgroepen uit vijftien kunststeden in de wereld ontvangen. Werden al geselecteerd: Gent, Berlijn, Sint-Petersburg, Barcelona, Ljubljana, Rotterdam, Marseille, Los Angeles, Praag en Istamboel.
Ook kindertheater komt intensief aan bod (het Koninklijk Jeugdtheater bestaat net vijftig jaar), met als onderliggend discussiepunt weerom een vraag, met name of ‘de kunstenaar kunst voor kinderen maakt’ dan wel of ‘kinderen naar kunst kijken’.
| |
Muziekdrager
Voor het muziekprogramma wordt uitgegaan van ‘de stad als organische muziekdrager’: van de kathedraal met zijn muziek van Johannes Ockeghem en Orlandus Lassus tot en met de muziek van migranten en matrozen. Het programma-aanbod van oude, symfonische en nieuwe muziek is oeverloos, met speciale aandacht voor het werk van Peter Benoit, Karel Goeyvaerts, de Kamermuziek en de niet-Europese hedendaagse stedelijke muziek, vooral gericht op de migrantencultuur.
Het literatuur-programma voor ‘Antwerpen '93’ is voorlopig het meest omstreden: het project Vertoog en literatuur, geleid door Bart Verschaffel, vertrekt van de stelling dat ‘de grondvorm van het intellectuele bedrijf niet het literaire spektakel of het wetenschappelijke congres is, maar het bedachtzaam lezen en schrijven.’ Tachtig binnen- en buitenlandse auteurs zullen alles bij elkaar tien zogeheten ‘cahiers’ bedachtzaam volschrijven over de meest uiteenlopende onderwerpen die een nadenkend mens in deze tijden moeten interesseren: stilte, provincialisme, postmodernisme, restauratie, economische en cultuurpolitiek, de stad. De Vlaamse schrijvers zijn al in opstand gekomen tegen dit project, omdat ze het te ‘intellectueel’ en te ‘essayistisch’ vinden, en omdat de echte literatuur weinig of niet aan bod komt. Dat is ook zo, maar het sluit logisch aan op de hele opzet van ‘Antwerpen '93’: geen overzicht van wat Vlaamse kunstenaars van A tot Z allemaal kunnen, maar eigen initiatieven, met een eigen profiel. En als het meezit, levert het ons een schat aan teksten op, die nog jaren nadien gebruikt kunnen worden voor verder denk- en discussiewerk.
Het hoofdstuk ‘film, fotografie en mediakunst’ dreigt het zwakke broertje in het geheel te worden. Zeker voor wat de film betreft: het al zo lang geplande Centrum voor Beeldcultuur, dat zowat de draaischijf van dit programmaonderdeel had moeten worden en een onderkomen zou moeten vinden in het huidige Internationaal Cultureel Centrum, is nog altijd een groot (politiek) vraagteken.
Qua architectuur en stedebouw tenslotte wordt gewerkt rond het thema Open Stad, waarbij o.a. via tentoonstellingen, stadswandelingen en colloquia gewerkt wordt aan en gedacht over het fenomeen ‘stad’ in het algemeen en over Antwerpen in het bijzonder.
| |
Elite-kunst?
Is dit een elitair programma? Deels wel, en terecht. Het is, in deze tijden van sponsoring en nivellering, lang geleden dat een cultuurmanifestatie van enige omvang nog zo openlijk voor durf, niveau en kwaliteit gekozen heeft. Dat er gevit wordt op ‘ontbrekende elementen’ in het programma bewijst juist dat er gekozen IS. Intendant Antonis zegt zelf: ‘Je bent de legitimatie voor je bestaan kwijt als je niet iets maakt dat uniek is. We willen dus niet zomaar een uitbreiding van het bestaande aanbieden.’ De kracht van het programma ligt in dat sterke eigen profiel. ‘Antwerpen '93’ mag dus, na de mars van protesterende Vlaamse literatoren, niet buigen voor de volgende optocht van kunstenmakers, die op hun beurt menen dat zij te weinig aan bod komen. Antonis: ‘En wat is elitair? Bekijk het niet in denigrerende betekenis: het kunstleven zit zo al meer dan genoeg in een neerwaartse spiraal. In die zin is elitair zijn een recht, is het vaak meer een verwijt naar de samenleving toe, dan naar de kunstenaar die probeert zijn integriteit te behouden’.
| |
| |
En er zijn vangnetten voor dat ‘elitaire’, in de vorm van een hoop andere initiatieven, zoals: stadsanimatie, feest rond 150 jaar Zoo, een grote diamantcampagne, Eurosail '93 op de Schelde (een gigantische vlootshow met zeilschepen en jachten), initiatieven als Kerk in de Stad en Stad aan de Stroom.
Een ander, veel belangrijker vangnet om mogelijke onvrede van het plaatselijke cultuurleven op te vangen, is de Culturele Raad van de Stad Antwerpen. Die Raad, die bijna vijftienhonderd (!) Antwerpse verenigingen groepeert, staat niét afkerig tegenover ‘Antwerpen '93’. Voorzitter Marc Swyngedouw: ‘Wij vinden de optie van Antonis voor een echt Kunstenprogramma zeker niet slecht. Maar 1993 moet voor ons ook een startjaar zijn voor een blijvend cultuurbeleid in het Antwerpse. Dat is natuurlijk een politieke optie, waar Antonis minder mee te maken heeft dan wel het eigenlijke Antwerpse beleidswezen. Toch willen wij voorzichtig waarschuwen: welk programma er ook voorgesteld wordt, de Antwerpse bevolking en het verenigingsleven moeten er zich voor een stuk in kunnen herkennen, anders wordt het een flop. Dat hebben andere Europese cultuurhoofdstadinitiatieven intussen al wel bewezen.’
De samenwerking tussen beide partijen lijkt goed los te komen. Zo worden twee volksprojecten van de Culturele Raad opgenomen in de zomeranimatie van ‘Antwerpen '93’: Muziek in de Stad en zelfs een Internationaal vendeltreffen. Negen andere projecten worden mede ondersteund en gefinancierd door de stad, ten behoeve van het culturele verenigingsleven. Daar zit Dossier Antwerpen bij, een samenwerkingsinitiatief voor hedendaagse beeldende kunstenaars, maar b.v. ook een reeks kleinere ambachtstentoonstellingen, volksdans, een Internationaal Toneelfestival voor Minderheidstalen en een milieusymposium.
Zowel het eigenlijke programma ‘Antwerpen '93’ als de werkzaamheden van de Culturele Raad zijn duidelijk doordrongen van de multi-culturele idee, zoals bekend een gevoelige materie in Antwerpen, en bij uitbreiding in Vlaanderen, België, Europa. Antonis: ‘Wij maken geen Antwerps project, wel een Europees project in de stad Antwerpen’. In die zin mag, gelet op de gemeenteraadsverkiezingen in 1994 die voor de grootste stad van Vlaanderen cruciaal zullen zijn, het initiatief ‘Antwerpen '93’ niet mislukken.
Des te opmerkelijker is de onwil bij enkele gevestigde culturele instellingen in het Antwerpse om actief met ‘Antwerpen '93’ mee te werken. Het Ballet van Vlaanderen en de Opera bijvoorbeeld geven de voorkeur aan de eigen seizoensprogrammatie (het dans- en operaaanbod van ‘Antwerpen '93’ vindt vooral plaats in de gebouwen van de Stadsschouwburg en van deSingel). Maar vooral het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten blinkt uit door lethargie. Een geplande tentoonstelling over de Antwerpse kunstenaars in het Interbellum loopt in de herfst van '92, dus vóór het culturele jaar: een verschuiving naar '93 bleek organisatorisch niet mogelijk. En twee veelbelovende tentoonstellingen, gepland binnen het kader van ‘Antwerpen '93’ (één over de Antwerpse Maniëristen, een andere over de internationale impact van Antwerpse kunstenaars in deze eeuw) zijn door het Museum afbesteld, om onduidelijke redenen. Antonis: ‘Misschien is dit het moment om Antwerpen wakker te schudden. De stad wordt algemeen ervaren als een gezellige, plezierige stad, maar er heerst een dreigend provincialisme, een sfeer van middel- | |
| |
matigheid. Het is op dat aspect dat ‘Antwerpen '93’ een gepast, geprononceerd antwoord kan bieden. Er bestaan veel dingen in Antwerpen, maar ze bestaan ondanks Antwerpen. Er leeft veel aan kunst en cultuur, maar de plaatselijke overheid ondersteunt de nieuwe initiatieven niet genoeg. De middelen worden opgeslokt door de gevestigde, grote instellingen, er is geen flexibiliteit. En er wordt in Antwerpen al te graag naar het verleden gekeken. De hele programmatie van ‘Antwerpen '93’ is erop gericht om dat beeld om te draaien’.
|
|