ondertoon. Om overeind te blijven zijn weerstand en doorzettingsvermogen noodzakelijk. Ook het alledaagse leven vereist het soldateske. En dat heeft weinig heroïsch, het is een kwestie van zelfbehoud.
Zo leef ik in verplicht verzet, klem mij vast aan
de dingen, de pen en de appel, zo was ik mijn haar.
Het is een soort Mutter Courage die zich keer op keer te weer stelt tegen angsten die opduiken midden in huiselijk geluk, bij een strijkkwartet van Mozart, in een stille tuin, tijdens een autorit.
Soldatenliederen heeft op het eerste gezicht een strenge opbouw in acht afdelingen, begint met een ‘Ouverture’ en eindigt met ‘Zang en dans’. De vijfde reeks heet ‘Capitulatie: het huis’ en zou volgens een begeleidend woord op de flaptekst een wending in de bundel markeren, maar vier gedichten voor het einde is het nog:
Wanhoop zit wijdbeens aan de keukentafel.
Hetzelfde gedicht ‘La Folia’ eindigt met enerverende regels.
hand in hand met haar verdwijn, uitzinnig
dansend boven het ontvlamde veld?
Kortom, het evenwicht blijft wankel, de hele bundel door, de veiligheid is gestolen, het vanzelfsprekende is voortdurend in gevaar. ‘Wij achten ons gewapend’ staat in een gedicht dat met veel intiem geluk begint, maar de implicatie is duidelijk: in feite zijn we weerloos.
Er is iets in deze gedichten dat me doet denken aan soldatenliederen uit de zestiende eeuw, een landsknechtsmars naar een volkslied uit Venetië en Friaul. ‘Wir zogen in das Feld’. Een haast desperate bourdon contrastreert met de stuwende beweging, de dwingende ritmiek, die op elke bladzijde voelbaar is.
De taal heeft in haar beschrijving, beschouwing en constateringen iets buitengewoon pertinents. Onopvallend eindrijm, hier en daar, en even onnadrukkelijk binnenrijm zorgen voor hechtheid. Het gebruik van beelden is trefzeker, een neiging tot verbaal vertoon en gekunsteldheid ontbreekt geheel en al.
De gedichten van Anna Enquist hebben een verwarrende uitwerking, althans zo verging het mij. Het springlevende, de intelligentie en de natuurlijkheid wekken je geestdrift. Tegelijkertijd doordringen ze je van hun onverholen, niet te overstemmen melancholie. In hun sombere, schilderachtige schoonheid schenken ze je, hoe vaker je ze leest, ‘de troost van pessimisme’. Hoe dat mogelijk is, heeft Herman de Coninck eens zo mooi uitgelegd in zijn essay van die naam.
Naar het zich laat aanzien, zal het niet bij deze ene bundel blijven. Na Soldatenliederen is in tijdschriften al weer heel wat nieuwe poëzie van Enquist verschenen. De cadans daarvan bleef bewogen, de thematiek lijkt zich te verbreden. Je krijgt de indruk dat er een overvloed aan ervaringen is aangeboord, die onmiddellijk en moeiteloos met temperament en zelfinzicht verwoord kunnen worden.
‘Vruchtbaar, zeggen ze, vruchtbaar.’
anna enquist, Soldatenliederen, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1991, 72 p.