rinaams-Javaans en enkele Indiaanse talen. Vervolgens behandelt hij de geschreven letterkunde aan de hand van het uitgangspunt dat wie de Surinaamse literatuur leest, de Surinaamse geschiedenis leest, in een chronologisch drieluik. In een volgend hoofdstuk perst hij dan samen wat niet onder die noemer valt, waarna hij nog een overzicht geeft van Surinaamse auteurs in Nederland en de Nederlandse kritiek. Fragmentarisch en via enkele sprekende voorbeelden geeft Van Kempen ook nog iets over de produktie-problemen, en de receptie, waaronder de literaire kritiek, in Suriname zelf. Zijn boek besluit met honderd profielen van schrijvers: biografisch-bibliografische gegevens en korte karakteristieken, en een lijst van pseudoniemen.
Dat is alles bij elkaar niet gering! Er worden dan ook in het bestek van zo'n 190 pagina's heel wat namen, boektitels en jaartallen genoemd, maar de kracht van dit boek is dat het desondanks heel boeiend is om te lezen. Dat heeft alles te maken met Van Kempens stijl en het arrangeren van gegevens, waarbij de grote lijnen van de beschouwingen voortdurend worden afgewisseld met demonstratiemateriaal dat juist sprekende details betreft, die altijd tekenend, vaak geestig en soms zelfs hilarisch zijn. Zoiets kan alleen iemand die heel goed thuis is in zijn stof en daarbij een vlotte pen heeft.
Alleen bij de ‘lappendeken’ na het historische deel zijn zoveel zaken overhoop gehaald dat het een lappendeken is gebleven.
Van Kempen geeft in zijn overzicht veel aandacht aan vertellers en auteurs in het Sarnami, Surinaams-Javaans en in de Indiaanse talen. Hij steunt daarbij uiteraard veelal op detailstudies van voorgangers, vooral in het historische deel. Daar blijkt niet veel van eigen onderzoek naar de bronnen zelf, maar dat zal bij de huidige stand van zaken in de Surinaamse literatuurstudie ook nog wel niet mogelijk zijn. Dit probleem maakt Van Kempens knappe overzicht voor de ingewijden een heel handige compilatie en voor de relatieve buitenstaanders tot een goede, want heel overzichtelijke eerste inleiding. De plaats die de Surinaamse literatuur in een Caraïbische context inneemt, wordt soms even aangestipt maar nergens uitgewerkt, laat staan uitgediept. Daar ligt nog een heel werkterrein.
Michiel van Kempen is als literair criticus verbonden aan De Ware Tijd in Suriname, en de Weekkrant Suriname in Nederland, en als literair criticus stelt hij zich ook in dit overzicht op. Hij kiest zijn auteurs, titels en thema's, hij plaatst ze onder een bepaalde invalshoek, hij trekt de lijnen en oordeelt volgens zijn vooraf genoemde criteria. Het is voor het eerst dat de Surinaamse literatuur op zo'n heldere en uitgebreide wijze bekeken wordt. Als zodanig is Van Kempen een pionier, die vanuit een moeilijke tussenpositie - de Europeaan die zich helemaal inleeft in een andere literatuur en cultuur - optreedt als kritische verdediger en pleitbezorger van die Surinaamse literatuur die volgens hem de toets der kritiek kan doorstaan. Daarbij deelt hij veelvuldig prikken en soms méér dan dat, naar allerlei kanten uit, wat deze positie meebrengt. Dan weer geeft hij Nederlandse critici ervan langs, dan weer moet hij laten zien hoe Surinaamse auteurs meer pretenderen dan waarmaken in sommige gevallen.
Impliciet toont hij aan dat er heel wat meer Surinaamse literatuur is dan wat er in Nederland geproduceerd wordt, het zwaartepunt ligt ongetwijfeld in Suriname zelf. Er is ook veel meer dan wat alleen de auteurs uit de creoolse bevolkingsgroep geproduceerd hebben. De laatste jaren komen alle groepen uit de maatschappij sterk naar voren.
De winst van Michiel van Kempens aanpak is een aanzienlijke correctie op de traditionele beeldvorming die uit artikelen die details van de Surinaamse literatuur betroffen, steeds weer spreekt.