1840 geveild zou worden, bleek dat ook Comte de Fortsas een fictie bleek te zijn (geweest). De werkelijke samensteller van dit staaltje mystificatie was Rénier Hubert Ghislain Chalon. Ik moest om deze fraaie anekdote denken toen ik de tentoonstelling Goed Gezien bezocht. Als Copernicus zijn voor die tijd ketterse uitspraak dat de zon en niet de aarde het middelpunt van ons heelal is en dat de aarde beweegt (vooral dat laatste was ketters) puur bij wijze van mystificatie had gedaan, had de wetenschap er zich ook niets van aangetrokken. Alhoewel hij zijn theorieën pas tegen het einde van zijn leven in 1543 durfde publiceren werd Commentariolus pas in 1616 op de index gezet.
Uit het boek wordt duidelijk dat wetenschappelijke discussie pas mogelijk werd na de uitvinding van de boekdrukkunst. Pas toen konden meerdere geleerden in verschillende landen kennis nemen van één en hetzelfde boek. Daarvoor werden teksten ‘afgeschreven’ maar bijna nooit leverde de nieuwe tekst een exacte kopie van de vorige op. Bij het overnemen van afbeeldingen was dit probleem nog groter. Aangezien in de middeleeuwen een plaatje van een geit in een boek meer autoriteit had dan een levende geit, leek iedere afbeelding die nagetekend was van een vorige getekende geit minder op een echte geit. Pas in 1781 maakte Georg Louis Leclerc, comte de Buffon een dierenencyclopedie waarbij hij zich losmaakte uit het theologisch kader. Dat betekende kort gezegd dat hij de levende natuur als voorbeeld nam. Misschien voor ons nauwelijks een ‘verlichte’ wetenschappelijke handelswijze maar voor die tijd een revolutionaire daad.
De pronkstukken die in het Rijksmuseum van Oudheden te bewonderen waren, corresponderen met de hoofdstukindeling van het boek, ze hebben betrekking op zeven thema's, te weten: de mens, de dierenwereld, het plantenrijk, schrift en beeld, de aarde, het heelal en het krijgsbedrijf. Onder dat laatste thema hangt een Zwitsers handschrift op perkament uit ongeveer 925 met een afbeelding van ruitervechters. Het perspectieftekenen is pas aan het einde van de middeleeuwen ‘uitgevonden’, zo staat vaak geschreven. Aan deze tekening is te zien dat de onbekende tekenaar al eeuwen eerder met de techniek worstelde. Toegegeven, hij kwam er niet helemaal uit maar de onwetende doch oplettende lezer weet na het zien van deze ruiters schoolboekenpraatjes over perspectieftekenen te relativeren.
Ter gelegenheid van dit vierhonderdjarig bestaan van de universiteitsbibliotheek verscheen ook Beeld & Tekst in het moderne wetenschappelijke boek. De opzet is als volgt. De samenstellers hebben internationaal vermaarde wetenschappelijke uitgevers verzocht hun mooiste uitgave van na 1983 in te zenden. Al deze boeken zijn uitgebreid gebibliografeerd. Je moet wel een echte boekenvijand zijn om De Nederlandsche Bank. Het Nederlandse bankbiljet en zijn vormgeving (1987) of Color atlas of anatomy. A photographic study of the human body (1985) niet mooi te vinden. Gelukkig is ook uitverkoren Boek over het maken van boeken (1986). Een slim wetenschappelijk werk schrijven is vaak een levensopgave maar zo'n manuscript ook nog zo uitgeven dat het er acceptabel uitziet en dat daardoor meer van de inhoud beklijft is ook geen sinecure. Op gezag van een uitgever heb ik twee jaar geleden in Londen voor £ 25,50 The Chicago Manual of Style for authors, editors, and copywriters (196913) gekocht en sinds ik dat boek regelmatig inkijk, weet ik dat het zeer terecht is dat ze in Leiden de wetenschappelijke uitgevers eens in het zonnetje hebben gezet.
Hans Renders
Goed Gezien. Tien eeuwen wetenschap in handschrift en druk, 192 p.
Beeld & Tekst in het moderne wetenschappelijke boek, 54 p.