Publikaties
Wij, Europa
Probus pugnax, eerlijk en strijdvaardig, is het devies van Hendrik Brugmans (geb. 1906). Vanuit deze twee begrippen heeft hij in gesprekken met Hanna Kirsten, met wie hij acht jaar geleden hertrouwde, zijn leven en werk beschreven in Wij, Europa.
Het boek is grotendeels chronologisch opgezet. Brugmans beschrijft eerst zijn jeugd en het ouderlijk huis, waarin hij opgroeide. Zijn vader was de Amsterdamse hoogleraar en historicus H. Brugmans (1868-1939). Het was een vrijzinnig protestants en liberaal gezin, waar boeken lezen, historische verhalen, kortom cultuuroverdracht vanzelfsprekend was. Na deze door Brugmans zelf beschreven periode begint het gedeelte dat in samenspraak met zijn vrouw tot stand is gekomen.
Na de middelbare school volgde een studie Franse taal- en letterkunde. In zijn studententijd, midden jaren twintig, maakte hij kennis met de Vlaamse Beweging via het Diets Studenten Verbond.
Het was een intense ervaring en het werd een blijvende verbondenheid met Vlaanderens wel en wee. De tweede ervaring was de kennismaking met het socialisme en ook dat werd een verbintenis voor het leven. Als sociaal-democraat zette hij zich in voor de arbeidersontwikkeling.
In de Tweede Wereldoorlog werd hij door de Duitsers gegijzeld en in St. Michielsgestel dacht hij met andere lotgenoten (o.a. W. Banning en W. Schermerhorn) mee over de politieke ontwikkeling van het naoorlogse Nederland. Gegrepen door het personalistisch socialisme koos hij voor de Nederlandse Volksbeweging (NVB), waar in 1945 W. Schermerhorn de grote man werd. Na zijn ontslag uit de gijzeling werkte hij in de illegaliteit voor de NVB en het blad Je Maintiendrai.
Bij de bevrijding raakte Brugmans betrokken bij het Militair Gezag en vervolgens bij de Regeringsvoorlichtingsdienst. Na ontslag uit de laatste functie volgde de derde grote liefde: het federale Europa. Ook voor dit ideaal zet hij zich in tot op de dag van vandaag. In de jaren vijftig viel ook zijn overgang naar het rooms-katholieke geloof. Over de vreugde die deze overgang hem bracht en over de teleurstellingen die er ook waren en zijn - de kerk luistert slecht naar de gelovigen - is Brugmans zeer openhartig.
Het boek laat zich prettig lezen. Het boeit door de open houding van de auteur, zijn humor, zijn relativeringen èn het idealisme waarmee hij zich telkens in nieuwe activiteiten stort. Het is tegelijk een vol boek, tal van personen en gebeurtenissen worden beschreven en bekend verondersteld. Hier een opmerking: Matthieu Wichman moet zijn Erich Wichman(n) en een verzuchting: waarom een beknopt register? Dat is verkeerde zuinigheid van de uitgever. De volheid van het boek geldt met name voor de jaren na 1945. De verschillende stromingen en personen in het Europese federalisme, hun rivaliteit en hun politiek gewicht, komen op buitenstaanders enigszins verwarrend over. Mogelijk komt dit, omdat Brugmans in de praktische politiek van het Verenigde Europa geen grote rol heeft gespeeld. Hij was en bleef de theoreticus en idealist, die met name in zijn werk als rector van het Europa College te Brugge (1950-1972) bleef hameren op de culturele eenheid van Europa. Politieke en economische problemen van de Gemeenschap komen we bij hem weinig tegen.
Brugmans is nationalist, maar een bijzondere. Hij verafschuwt het staatsnationalisme. Het was de algemene afkeer van deze vorm van nationalisme waardoor de Europese federalisten na 1945 de wind in de zeilen kregen, evenals dat korte tijd na 1919 het geval was geweest (Volkenbond-beweging en de Pan Europabeweging van Coudenhove-Kalergi). Het is jammer dat tussen de beide golven van anti-nationalisme geen vergelijking is gemaakt, ook al omdat net als in de jaren twintig ook in de jaren vijftig veel van dit anti-nationalisme wegebde.
Voor Brugmans zijn eigen taal en cultuur de kenmerken van een nationalisme dat niet onderdrukt mag worden. Tegelijk waarschuwt hij voor nationale zelfoverschatting en nationaal provincialisme en wijst hij op de cultuuruitingen die Europa als geheel verbinden. Jammer genoeg blijft de verbinding naar de hedendaagse problematiek van het Verenigde Europa steken bij de vaststelling van de culturele samenhang tussen de Europese staten van de Oostzee tot de Middellandse zee en van de Atlantische Oceaan tot aan de Oeral, maar dat is niet het gebied van het Verenigd Europa van nu. Hier is een kans gemist om een concreter geluid over de Europese eenheid te laten horen en dit klemt te meer omdat de hedendaagse Europese eenwording eerder centralistische dan federale ontwikkelingen vertoont.
Deze kritiek neemt niet weg dat de lezer graag met deze eru-