een samenstel zijn van talenwonders zonder theoretische interesse, theoretische vaklui met een perfecte kennis van terminologie en enthousiaste amateurs die er nog wel even een vierde vak bij willen doen. Hetgeen met name voor de laatste groep soms wel eens een te grote opgaaf blijkt te zijn. Tenzij men het niveau van de cursus natuurlijk tot ver onder U.P., Universitair Peil, laat zakken.
Maar ook de talenwonders hebben het niet gemakkelijk. Want ook voor een wonder is het contrast ‘tien uur 's ochtends Japans, elf uur Nederlands’, nog afgezien van het vroege uur, soms net iets te veel. Klanken in je klas die misschien dan wel Germaans zijn maar in ieder geval toch geen Nederlands, worden door deze middelbare-schoolachtige intensiteit in de hand gewerkt.
Er was een tijd dat men in Nederland alleen maar talen mocht studeren met een klassieke vooropleiding. De zeven- of acht jaar Frans - bij een studie Frans bijvoorbeeld - op lagere en middelbare school werden voorondersteld.
In Australië kan het heel gemakkelijk gebeuren dat iemand een taal aan de universiteit gaat studeren zonder ooit eerder serieus een vreemde taal te hebben geleerd. Dan ontbreekt niet alleen de elementaire kennis en een basisidee van grammatica en grammaticale begrippen, maar ook de notie wat dat is: een vreemde taal leren.
De ontwikkelingen binnen de universiteit lijken ertoe te leiden dat er gevraagd wordt het niveau dan maar aan te passen. Niet genoeg studenten betekent immers automatisch inkrimping, ontslagen en minder geld. Wij houden talen-uitverkoop.
De grotere departementen werken inmiddels allemaal met twee - of zelfs drie - stromen: één voor studenten met H.S.C. in het betreffende vak, en één voor de studenten zonder.
Natuurlijk zijn er ook voordelen van het systeem te bedenken. Het keuzemoment, dat in het Nederlandse systeem op de middelbare school, geloof ik, zelfs nog meer naar voren is verplaatst, ligt in Australië, althans binnen een studie aan de Arts Faculty, heel laat. De geva-rieerdheid van de studie is natuurlijk veel groter. Dit gaat niet zozeer op voor vakken op zich, maar vooral voor wetenschappelijke benaderingswijzen, onderwijsaanpak en atmosfeer. Voor de werkelijk slimmen of initiatiefrijken ligt er natuurlijk ook de kans een volstrekt individueel pakket samen te stellen. Binnen zo'n systeem zou je ook verwachten dat kleinere vakken, zoals Nederlands meer kans krijgen. Een keus in het eerste jaar voor Nederlands is nog geen keus voor het leven, dus iets gemakkelijker gedaan.
Toch geloof ik dat in de praktijk de voordelen niet altijd tegen de nadelen opwegen. De meeste studenten zijn (nog) niet echt in staat een overdacht eigen pakket samen te stellen. Dit wordt mede in de hand gewerkt door de middelbare school-achtige atmosfeer en aanpak - zie ook de brede oriëntering en het meervakken systeem - die eigen initiatief niet echt stimuleren. Het accent in de eerste drie studiejaren ligt op het leren van feiten en het aanleren van vaardigheden, niet op het ontwikkelen van het eigen kritische denken. De wetenschappelijke instructie is dan ook geheel geconcentreerd op het vierde studiejaar, de M.A.-studie en de PhD.-fase.
In het conflict van de Nederlandse Sectie met de Arts Faculty spelen dit soort overwegingen zeker een rol. Mijn collega en ik probeerden althans enig wetenschappelijk niveau te handhaven, ook in de lagere jaren. Hoewel het natuurlijk niet met zoveel woorden werd toegegeven, werd ons ten sterkste aangeraden teneinde meer studenten te trekken, de cursus te populariseren of extra-colleges aan te bieden - bij voorkeur in het Engels, want dat talen leren duurt zo lang. De honours-cursus en het vierde studiejaar zijn voor Nederlands inmiddels opgeheven.