Problemen bij de opera
Een kans om zich te bewijzen als intendant van de Nederlandse Opera was jan van Vlijmen niet beschoren. Van Vlijmen ging ver over het hem beschikbare budget heen en dit veroorzaakte onzekerheden met name bij zijn personeel. Ruim een jaar na zijn indiensttreding zette het bestuur hem op non-actief, nadat de Nederlandse Opera al eerder bekend maakte te kampen met een ongedekt tekort van ongeveer zeven miljoen gulden. De Kunstenbond FNV beschuldigde Van Vlijmen van mismanagement en de Ondernemingsraad beschuldigde op haar beurt het bestuur, dat het de Intendant de hand boven het hoofd hield. Spanningen alom die culmineerden in het non-actief plaatsen, nadat al eerder de uit de reclamewereld afkomstige Truze Lodder naast Van Vlijmen was aangesteld om toezicht te houden op de financiën.
Ontzet reageerden talloze figuren uit de opera- en muziekwereld, die de artistieke inzet van Van Vlijmen hoog schatten. De Brusselse intendant Gerard Mortier in NRC-Handelsblad van 25 november 1987: ‘Ik vind dat Jan van Vlijmen de Nederlandse Opera weer in de internationale belangstelling heeft gebracht. Hij behoort tot de weinige intendanten die een beetje anders denken, zoals die in Cardiff en Hamburg: operadirecteuren die niets te maken willen hebben met grote sterren, die zoeken naar een goede samenwerking tussen regisseurs en dirigenten en die hun beleid niet laten beïnvloeden door platenmaatschappijen. En misschien behoor ik daar zelf ook toe. Artistiek heeft Jan van Vlijmen absoluut gelijk. Hij produceert niet minder opera's en voorstellingen dan ik in de Muntschouwburg en hij doet dat onder moeilijker omstandigheden. Mijn woede over de situatie in Nederland is dat jan van Vlijmen als zondebok wordt weggestuurd wegens de jarenlang aanslepende fouten met het operagebouw. De organisatie en structuur zijn zó verkeerd dat Jan van Vlijmen en om het even welke andere intendant - gedoemd was te mislukken. Men dreigt nu een overhaaste beslissing te nemen en dat men de mening van het personeel laat meespelen is totaal naast de kwestie. Daarom zou ik nooit directeur worden in Amsterdam’.
De organisatie is inderdaad hoogst ongelukkig: een operahuis met directeur, een opera met directeur, een ballet met directeur, - conflictstof te over!
En dat de intendant geen zeggenschap heeft over het bij elkaar geharkte orkest, het nog steeds niet geïntegreerd Nederlands Philharmonisch Orkest met zijn eigen leiding, is niet minder een onmogelijkheid.
Bovendien kan Van Vlijmen voor de programmering niet terugvallen op veel vroegere produkties ten einde de kosten te drukken. Gerard Mortier bijvoorbeeld kan wel degelijk besparen door herhalingen, zodat hij zich kan beperken tot drie à vier nieuwe produkties per seizoen.
Vooralsnog is de Nederlandse Opera kostbaar en de minister wil voor een dubbeltje op de eerste rij zitten. Dan had men niet zo'n duur gebouw moeten neerzetten en vervolgens een intendant moeten inhuren die bijzondere voorstellingen wil geven. De Engelsen zeggen het zo mooi: men kan niet de cake hebben en opeten tegelijk.
Door Van Vlijmen kwam meer kwaliteit en dat kan niet met meer kwantiteit bij een lager budget, dan Van Vlijmen had geëist nota bene! Van Vlijmen stelde een noodpakket samen van 70 voorstellingen, terwijl hij als ideaal zag: 170 voorstellingen, begroot voor het jaar 1991.
De eis van het ministerie luidde: zoveel mogelijk mensen moeten van de opera-cake kunnen genieten. Een oudbakken cake, ja: dàt zou mogelijk zijn, alleen dus met verlies van kwaliteit.
Ernst Vermeulen