Het Nederlands in Europa
Wat is de betekenis van de Nederlandse taal in Europa? Een van 25 t/m 28 mei 1986 te Parijs gehouden colloquium over ‘Het Nederlands in Europa’ bracht vele antwoorden op deze vraag. Niet alleen werd gewezen op de onmiskenbare levenskracht die de neerlandistiek uitstraalt, maar eveneens op de vooraanstaande positie die het Nederlands bekleedt bij de Europese opbouw. De internationale vereniging ter bevordering van de interculturele communicatie (AIMAV), die regelmatig internationale bijeenkomsten belegt over taalonderwijs en -beleid en andere onderwerpen op het gebied van de toegepaste taalwetenschap, heeft het voortreffelijke idee gehad ter gelegenheid van haar 16de colloquium aandacht te schenken aan de rol van het Nederlands in Europees verband.
Bij het vaststellen van de ontmoetingsplaats werd een verstandige keuze gedaan. Door de ligging van Parijs buiten het Nederlandstalige cultuurgebied, kon de Nederlandse taal enigszins relativerend worden bekeken en werd aangetoond hoezeer een voor alle culturen openstaande wereldstad belang hecht aan de wording van een taal waarvan de verspreiding aansporing verdient.
Het onder auspiciën van de Unesco, de EG-Commissie, de European Cultural Foundation, de Taalunie en de Vlaamse Executieve georganiseerde colloquium in het Institut Néerlandais, groeide uit tot een ontmoeting tussen ongeveer 100 deelnemers uit verschillende landen en van diverse pluimage. Het colloquium bleef terecht niet voorbehouden aan deskundigen; het was een ‘colloquium’ in de ware zin des woords, waarbij tussen sprekers en toehoorders een echte discussie op gang kwam. De manier waarop de deelnemers werden ontvangen door het Institut Néerlandais en de Nederlandse ambassadeur te Parijs, Z.E. Jhr. M. Vegelin van Claerbergen, heeft veel bijgedragen tot de goede sfeer. Met name het groepswerk van de laatste twee dagen bleek bijzonder vruchtbaar te zijn. Ofschoon de officiële werktalen Frans en Nederlands waren, werden, op twee of drie uitzonderingen na, alle lezingen en interventies in ‘de taal van Vondel’ gehouden.
De door het wetenschappelijk comité van het colloquium gekozen thema's betroffen pedagogische, socioculturele, politieke en linguïstische aspecten van het Nederlands. Al dadelijk werd gewezen op de gevoeligheid van het Nederlands voor externe invloeden en haar gebrek aan eigen uitstraling; deze taal is buiten het eigenlijke Nederlandstalige gebied zelfs bij linguïsten weinig bekend. De in taalkundig opzicht eigen aard van Vlaanderen en Nederland, bron van misverstanden, verhult bovendien het bestaan van een eenheidstaal. Veel argumenten echter pleiten voor een betere kennis van het Nederlands. Het gebruik van deze taal bij de Europese Gemeenschap draagt belangrijk bij tot de bevordering van de Europese idee, aangezien elke Nederlandstalige burger - in het bijzonder Parlementsleden en EG-ambtenaren - zijn stem naar voren kan brengen en voorlichtingsmateriaal kan raadplegen in zijn eigen taal. Het spreekt vanzelf dat met de verspreiding van het Nederlands ook Nederland en Vlaanderen meer bekendheid zullen krijgen en de culturele, politieke en commerciële betrekkingen op die manier kunnen worden bevorderd. Ook in het Nederlandstalig gebied zélf bestaat het verlangen het Nederlands beter te beheersen. Hoe kan communicatie ongestoord verlopen en hoe kan een beroepsactiviteit volledig tot ontplooiing komen zonder een perfect gebruik van het Nederlands?
De inspanningen op pedagogisch en didactisch gebied zijn legio: structurele, contextuele, exploratief-creatieve en reflectieve leermethoden, tweetalig onderwijs, enz. Aan een nauwkeurige en gelijkvormige Nederlandstalige terminologie, zowel in Nederland als in België, is steeds meer behoefte. Vanuit het oogpunt van het taalbeleid lijken steun aan het onderwijs van het Nederlands in het buitenland, culturele betrekkingen en vooral ook voorlichting over de Nederlandse taal en cultuur een noodzaak.
Concluderend kan gesteld worden dat het colloquium de grote verdienste heeft gehad het Nederlands onder al zijn verschijningsvormen te belichten, zonder daarbij de dagelijks voorkomende praktische problemen uit de weg te gaan. De deelnemers werden zich bewust van de nog te verrichten inspanningen om de coördinatie van de pedagogische en linguïstische activiteiten te bevorderen en bij te dragen tot een betere uitwisseling van informatie. Er konden concrete voorstellen worden gedaan. Het is nu aan de AIMAV, en vervolgens aan de bevoegde instanties en de instellingen belast met de bevordering of het onderwijs van de Nederlandse taal en cultuur om bekendheid te geven aan de conclusies van dit colloquium.
Jean-Philippe Riby