matie over de ontmoetingsplaats tussen de Franse en de Nederlandstalige cultuur. Het editoriaal van het tiende jaarboek hernieuwt met ere de verklaring uit 1976.
De succesformule bestaat o.m. uit een relevante keuze van actuele feiten en problemen en daarnaast uit historiserende bijdragen van uiteenlopende aard. Ook in het nieuwe jaarboek is voor ieder wat wils: dertien studies, twee vaste rubrieken en de sluitsteen op de eerste tien nummers, een degelijke en overzichtelijke bibliografie van de hele reeks. In een eerste artikel beantwoordt Ludo Milis de vraag of de Franse Nederlanden de bakermat van de Nederlandse cultuur vormen. Voor het gebied tussen de Canche en de A luidt het antwoord in ieder geval negatief. Francine Lenne brengt een welkome bijdrage over Maxence van der Meersch, wiens werk bijna uitsluitend nog in Frans-Vlaanderen wordt gelezen en over wie heel weinig studies bestaan. André Gamblin beschrijft de rivier de Kwinte (la Canche) op historisch, geografisch en demografisch vlak. Michiel Nuyttens tekent de vroegste geschiedenis van het ‘Comité flamand de France’ van 1853 tot 1876, een eerste actieve periode onder voorzitterschap van de bekende Edmond de Coussemaker. Er zijn verder artikelen van o.m. Frank Deleu over de beiaarden in de Franse Nederlanden, van Eric Vanneufville over Lodewijk XIV in Vlaanderen en van Ada Deprez over Gezelles briefwisseling met Frans-Vlamingen.
Michiel Nuyttens verzorgt een inleiding op de publikatie van reisherinneringen van Herman G.C. Cohen Stuart (1896-1978), een (Groot-) Nederlander die in 1922 een ‘Verkenningstocht door Vlaanderen en Noord-Frankrijk’ maakte. Reeds voor de tiende maal verzorgt inspecteur Nederlands C. Moeyaert de rubriek ‘lexicon’, waarin hij het taalgebruik in Frans-Vlaanderen bij verscheidene letterkundigen en in het dagelijks leven nader toelicht. Eveneens voor de tiende maal verscheen de rubriek ‘bibliografie’ met enige tientallen korte besprekingen van recent verschenen werken.
Om het arsenaal van 145 bijdragen van de hand van 97 medewerkers gemakkelijker toegankelijk te maken, stelde redactiesecretaris Dirk van Assche een bibliografie over de tien jaarboeken samen. Na de lijst met de gegevens over het jaarboek (samenstelling van de redactie, raad van beheer en de technische aspecten) gaat de aandacht in de eerste plaats naar de bijdragen, alfabetisch gerangschikt volgens de auteur. Na de bibliografische beschrijving volgt steeds een korte samenvatting in het Nederlands en het Frans, wat het belang van deze opzet verhoogt. Nauwkeurig wordt vermeld welke soort illustraties (portretten, tabellen, enz.) zijn opgenomen. Ook de vertaler wordt genoemd. Een afzonderlijke lijst vormen de ‘documenten’: herinneringen, studies en brievenpublikaties van bekende Frans-Vlamingen als J.M. Gantois en C. Looten worden voorafgegaan door een inleiding. De oorspronkelijke auteur én de inleider kregen een beschrijving. Een volgend deel behandelt de rubriek ‘lexicon’. Bijzonder belangrijk is de exhaustieve lijst van alle in de rubriek ‘bibliografie’ sinds 1976 besproken publikaties, zodat men zich een bepaald beeld kan vormen van het belangrijkste dat de afgelopen tien jaar over Frans-Vlaanderen verscheen. Wanneer men daar de inhoud van de tien jaarboeken zelf nog bijvoegt, komt men ongetwijfeld tot een wetenschappelijk verantwoord beeld van wat de belangstellende studiosus of leek op diverse gebieden kan raadplegen. Na de beschrijving van de rubriek ‘kroniek’ sluit Dirk van Assche zijn bibliografie af met registers op de medewerkers, gevolgd door een personenregister en een portretten zakenregister. Dit laatste verdient de aandacht vanwege de consequente thematische ontleding, waardoor meteen de voornaamste trefwoorden over Frans-Vlaanderen zijn terug te vinden.
De beheersing van de materie, die uit de jaarboeken steeds af te lezen valt, kenmerkt ook deze bibliografie.
Marc Somers
De Franse Nederlanden. Les Pays-Bas Français. 10e Jaarboek 1985, Rekkem, Stichting Ons Erfdeel vzw, 1985, 416 p. De bibliografie is ook afzonderlijk verkrijgbaar: 64 p.