Ons Erfdeel. Jaargang 28
(1985)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 650]
| |
De Stadsbibliotheek van Antwerpen met het standbeeld van Hendrik Conscience.
| |
[pagina 651]
| |
Een nationale bibliotheek voor Vlaanderen in algemeen-Nederlands perspectief
| |
[pagina 652]
| |
van de geconstateerde verstrengeling van de boekproduktie in het Zuiden met die van het Noorden zijn nogal prozaïsch en bovendien kan men gevoeglijk vaststellen, dat die verstrengeling vooral een uiterlijk fenomeen is om het gebrek aan innerlijke samenhang van het Nederlandse en het Vlaamse boekenbedrijf te boven te komen. Voor Nederlandse uitgevers is een markt van meer dan 5.000.000 mensen buiten de grenzen van het eigen land interessant, voor Vlaamse uitgevers een markt van bijna 15.000.000 in het Noorden uiteraard nog interessanter. Vandaar vestigingen in het andere land en co-produkties. Beide zouden niet nodig zijn, als er een werkelijk geïntegreerde boekenmarkt van Noord en Zuid zou zijn, als de grens tussen Nederland en België in dit opzicht geen betekenis zou hebben. Als dat ideaal ooit volledig realiteit zou worden, dan zou een oppervlakkig beoordelaar uit zo'n steekproef in de Belgische Bibliografie als in 1972 gedaan, waarschijnlijk de gevolgtrekking kunnen halen, dat er totaal geen sprake zou zijn van een integratie van Noord en Zuid. Voorlopig zal de klacht van zelfstandige Vlaamse uitgevers, dat ze met hun produkten maar moeilijk in het Noorden kunnen doordringen, nog wel niet van de lucht zijn. En er zal heel wat Taaluniepapier beschreven moeten worden, voordat alle Vlaamse literatoren tevreden zullen zijn over de ontvangst van hun voortbrengselen bij het Noordnederlandse publiek (hoewel...., deze kwestie is ietwat gecompliceerd; sommige Vlaamse auteurs verkopen juist heel goed in het Noorden - een combinatie van kwaliteit en uitgever?). Voor het vraagstuk van de nationale bibliotheekvoorziening en de nationale bibliografie is het uitgangspunt van de eenheid van het taalgebied geldig, of er nu in de praktijk sprake is van een werkelijke integratie over de staatsgrens heen, dan wel, zoals thans nog de situatie is, niet. In het laatste geval van een feitelijke situatie van overwegend nietintegratie op het maatschappelijk vlak, moet de eenheid van het taalgebied zelfs bij uitstek één van de leidende beginselen zijn inzake aangelegenheden, waarvoor we vandaag bij elkaar zijn. Ik hoop, dat dit uit het vervolg van mijn verhaal duidelijk zal worden. Maar eerst een korte uiteenzetting van de situatie in Nederland op het gebied van deponering van Nederlandse werken en nationale bibliografie.Ga naar eind(1) Nederland heeft nog steeds geen wettelijk depot. Evenals in Zwitserland wordt de nationale boekproduktie verzameld op vrijwillige basis, waarbij het enige verplichtende element gelegen is in een overeenkomst tussen de staat (nationale bibliotheek) en de organisatie van uitgevers. Aldus contractueel vastgelegde verplichtingen gelden evenwel niet voor de niet tot de betreffende organisatie(s) behorende producenten van publikaties. In Nederland is het vrijwillig depot voortgekomen uit het streven naar een wettelijk depot. Tot 1912 zijn er in Nederland vormen van wettelijk depot geweest, de laatste van 1881 tot 1912 gekoppeld aan de toen vigerende auteurswet. Om auteursrecht te verkrijgen moest men twee exemplaren deponeren bij het departement van Justitie. Eén van deze exemplaren kwam terecht in de Koninklijke Bibliotheek en bleef daar gewoonlijk. Het was een beperkte vorm van depot, omdat al de publikaties, waarvoor men geen behoefte had aan auteursrecht, er buiten vielen. In 1912 werd in Nederland in een nieuwe auteurswet de volgens de Berner Conventie overbodige koppeling van auteursrecht en deponering afgeschaft. Verzuimd werd een afzonderlijke wettelijke regeling voor deponering van publikaties in te voeren. Waarom dat niet geschiedde, maken de archieven niet duidelijk. Waarschijnlijk was er bij hen, die beslissingen moesten nemen of helpen voorbereiden, sprake van een zeker uit de hoogte bekijken van ‘gewoon leesvoer’. Dit zou althans verklaren, waarom er exemplaren van een bepaald soort romans, | |
[pagina 653]
| |
die blijkens officiële notities op de titelpagina, vóór 1912 gedeponeerd moeten zijn in de Koninklijke Bibliotheek, zich nu nog bevinden in de collectie van de Openbare Bibliotheek in Den Haag. Ook uit een oogpunt van nationale bibliografie deed zich toen kennelijk geen klemmende noodzaak gevoelen voor een wettelijk depot, omdat er een goede boekhandelsbibliografie bestond (Brinkman's Catalogus). Behalve tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen het bijna werd ingevoerd, zijn er pas in de tweede helft van de jaren zestig met grote aandrang pogingen ondernomen om te geraken tot een wettelijk depot. Dat leidde in 1970 tot de instelling door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen van een breed samengestelde Studiecommisie Wettelijk Depot, onder voorzitterschap van de bibliothecaris van de Koninklijk Bibliotheek, met de opdracht de wenselijkheid van een wettelijk depot te bestuderen en bij een gunstige conclusie een voorontwerp van wet op te stellen. Zoals te verwachten concludeerde de Studiecommissie gunstig en op 1 juni 1971 diende ze een rapport in met een voorontwerp-wet. In 1972 kwam ze met een tweede rapport, waarin nader ingegaan werd op de bibliografische verwerking van te deponeren publikaties en een waslijst werd gegeven van nog nader te bestuderen punten. Op 1 juni 1981 diende de Studiecommissie een herwerkte versie in van haar rapport van 1971 en publiceerde ze die meteen.Ga naar eind(2) In het decennium tussen de twee edities van de rapportage door de studiecommissie is er veel gestudeerd en bedacht. Als u een stukje Nederland wilt leren kennen, moet u zich daar maar eens in verdiepen.Ga naar eind(3) Een wettelijk depot kwam er niet uit voort. In 1973 werd vanuit de Koninklijke Bibliotheek, waar men nu wel eens een aanvang wilde maken met het verzamelen van de Nederlandse boekproduktie, het initiatief genomen om alvast op vrijwillige basis te beginnen door de boeken, die ingezonden werden bij de uitgever (en tevens samensteller) van Brinkman's Catalogus van Boeken verschenen in Nederland en Vlaanderen, na beschrijving op te nemen in de bibliotheek en niet meer zoals tot dusver, terug te sturen naar de uitgevers. Het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen haakte hierop in en stelde, vooralsnog vrij bescheiden, middelen ter beschikking, met als overweging, dat op deze wijze een experiment ondernomen kon worden om na te gaan, in hoeverre de uitgevers bereid zouden zijn gratis te leveren. Met Sijthoff, de uitgever van Brinkman's Catalogus, werd overeenstemming bereikt en eveneens met de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond (KNUB), die bereid bleek een bindende regeling aan zijn leden op te leggen, dat van boeken tot een prijs van f25,- een exemplaar gratis aan de KB afgestaan werd en duurdere met een korting van 25%. Ook tijdschriften zouden op vrijwillige basis verzameld worden. Zowel in het voorgestelde wettelijk depot als in het vrijwillige depot ging het om de inlevering van 1 exemplaar. In feite durfde men niet meer te vragen vanwege de principiële discussie, die al over dat ene exemplaar aan de gang was (in het buitenland werd er veelal pas een discussie ontketend over de vraag of 10 exemplaren niet wat te veel was). Overigens, een principe dat in Nederland sterk benadrukt werd - m.i. terecht - was dat bij een wettelijk depot niet sprake mocht zijn van verrijking op oneigenlijke wijze van bibliotheekcollecties. Voor ‘normale’ uitlening en ander gebruik dupliceert de Koninklijke Bibliotheek door aankoop op selectieve wijze een deel van de depotcollectie. In 1974 ging op bovenomschreven grondslag het Depot van Nederlandse Publikaties bij de Koninklijke Bibliotheek van start. In 1976 vond, mede als voortvloeisel van een subsidieregeling voor Brinkman's Catalogus, waarvan | |
[pagina 654]
| |
de rechten in 1982 zouden overgaan op de Staat der Nederlanden, een integratie plaats van de nieuw opgezette onderneming in de Koninklijke Bibliotheek en de redactie van Brinkman's Catalogus in wat nu heette de afdeling Depot van Nederlandse Publikaties en Nederlandse Bibliografie van de Koninklijke Bibliotheek. Met krachtige ondersteuning van de zijde van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen werd de afdeling in de komende jaren uitgebouwd. Nu telt ze 42 formatieplaatsen (en vijf gewetensbezwaarde dienstplichtigen), waarbij nog komen enige personele middelen uit een concentratie van werkzaamheden in het kader van het Samenwerkingsverband Nederlands Bibliografisch Centrum (waarover hierna). Het vrijwillig depot heeft zeker succes gehad. Bij het Ministerie van O. en W. vond men er zelfs aanleiding in om maar helemaal af te zien van een wettelijk depot, tot teleurstelling van de Koninklijke Bibliotheek en ook enigszins van de rest van de Nederlandse bibliotheekwereld en van organisaties van uitgeverij en boekhandel, welke laatste gelijke leveringsvoorwaarden wensten voor georganiseerde en niet-georganiseerde uitgevers. Dit is alleen mogelijk bij een wettelijke regeling. De Bibliotheekraad heeft in 1984 in een gedegen advies nogmaals aangedrongen op een wettelijke regeling.Ga naar eind(4) De overheid is hier evenwel niet positief op ingegeaan. Enkele weken geleden besloot de ministerraad het vrijwillig depot te bevorderen, met name door inlevering van de zijde van de overheid zelf van publikaties, maar hij achtte een wettelijke regeling niet nodig, omdat die toch geen 100% dekking zou brengen. Op de door de Bibliotheekraad aangevoerde argumenten werd niet gereageerd. Het Depot verzamelt boeken en tijdschriften en sedert 1975 ook kaarten, maar geen audiovisuele materialen en bladmuziek. Voor AV-media wordt gewacht op nadere beleids- beslissingen van de overheid. Haast vanzelf kwam de taak van retrospectief verzamelen bij het Depot terecht, doordat uitgevers, openbare bibliotheken en ministeries oudere publikaties willen afstoten. Zo werden de oude fondsen van in Educaboek gefuseerde uitgevers van schoolboeken bij het Depot in beheer gegeven (ca. 20.000 titels). Middelen om al dit oudere materiaal bibliografisch te verwerken zijn nog in onvoldoende mate aanwezig. Van de lopende produktie werden in 1984 33.598 boeken verzameld en bibliografisch beschreven en kwamen 13.666 tijdschriften binnen. Van de boeken werd 81,3% gratis geleverd, van tijdschriften het overgrote merendeel. Vanaf de aanvang werd ook de Vlaamse boekproduktie, voorzover ingezonden bij de redactie van Brinkman's Catalogus, verzameld. Bij tijdschriften en kaarten werd dit alleen gedaan met de in Nederland verschijnende uitgaven. De reden voor dit onderscheid was, dat er bij het uitgeven van boeken in een veel grotere mate sprake is van een - zij het dan misschien uiterlijke - verstrengeling van de Noordnederlandse en Vlaamse produktie dan het geval is bij tijdschriften, waarvan maar enkele honderden titels via commerciële circuits verspreid worden. Ook het feit, dat Brinkman's Catalogus het gehele Nederlandse taalgebied bestreek, droeg natuurlijk bij tot de oorspronkelijke beslissing. Grote nadruk valt thans op het verzamelen van de zgn. ‘grijze literatuur’ (rapporten e.d.). Wat de Vlaamse boekproduktie betreft, werd enkele jaren geleden, in overeenstemming met de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, de beslissing genomen, dat door de KB in Den Haag alleen de boeken, die verspreid werden langs de officiële uitgeverskanalen (of normaal zouden moeten worden verspreid zoals bepaalde uitgaven in eigen beheer), verzameld zouden worden en in de Nederlandse Bibliografie opgenomen. Op 22 april 1983 werd, na lange voorbereidingen, het Samenwerkingsverband Neder- | |
[pagina 655]
| |
lands Bibliografisch Centrum opgericht, met in hoofdzaak een tweeledig doel, a) coördinatie en, waar mogelijk, concentratie van werkzaamheden op het terrein van de Nederlandse Bibliografie (concentratie bij voorkeur bij de afdeling Depot van Nederlandse Publikaties en Nederlandse Bibliografie van de KB), b) het beleid te bepalen ten aanzien van het uitgeven van de Nederlandse Bibliografie. Het Samenwerkingsverband NBC werd gesloten tussen enerzijds de Staat der Nederlanden (KB) en anderzijds een zevental organisaties op het gebied van uitgeverij, boekhandel en openbare bibliotheekwezen. Tot deze 7 organisaties behoort ook de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen (VBVB). Tevens werd een viertal bilaterale contracten gesloten, waaronder één met de KNUB, waarin bepaald werd (als minimum) dat de leden van de KNUB boeken tot f350,- gratis en duurdere met 25% korting moesten leveren. Een stuurgroep, waarin de Staat even veel vertegenwoordigers benoemt als de anderen tezamen, bestiert het geheel. Van de staatsdelegatie maakt - ten persoonlijken titel - deel uit een vertegenwoordiger, die aangewezen wordt op voordracht van de KB Brussel, een misschien op het eerste gezicht wat merkwaardige constructie, maar een die de samenwerking tussen de KB Den Haag en de KB Brussel waarborgt. De - vrijwel geheel langs geautomatiseerde weg gemaakte - Nederlandse Bibliografie bestaat thans uit de volgende onderdelen: 1. Nederlandse Bibliografie/A-lijst, die sedert april 1983 in Boekblad verschijnt als onderdeel van de Officiële Mededelingen van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels. Het betreft Nederlandse en Vlaamse boeken (en eerste en themanummers van tijdschriften), die langs de normale uitgeverskanalen verspreid worden. Het gaat om ± 15000 titels per jaar. Met tijdige inzending van boeken aan het Depot wordt voldaan aan het Reglement Handelsverkeer van de Vereeniging. De titels komen vervolgens maandelijks in Brinkman's Catalogus. 2. Nederlandse Bibliografie/B-lijst, bevattende vooral rapportliteratuur e.d. De lijst verschijnt maandelijks bij Samson Uitgeverij en elk half jaar worden de titels opgenomen in Brinkman's Catalogus. 3. Brinkman's Cumulatieve Catalogus van Boeken verschenen in Nederland en Vlaanderen. Wordt maandelijks uitgegeven door Samson in een patroon van frequente cumulatie. De Brinkman bevat de titels uit de A en de B-lijst alsmede - eenmaal per 3 maanden - titels, die niet in A- of B-lijst zijn opgenomen. 4. Bibliografie van uitgaven van de Rijksoverheid en Provinciale Besturen. Deze wordt eenmaal per jaar gepubliceerd door de Koninklijke Bibliotheek (op uitzonderingen na een derivaat van Brinkman's Catalogus). 5. Uitgaven in voorbereiding/CIP. Dit is een wekelijkse uitgave van de Koninklijke Bibliotheek. Bij CIP (= Catalogering in Publikaties) wordt samengewerkt, enerzijds met het ISBN-bureau te Culemborg, anderzijds met de KB Brussel. 6. Bibliografie van in Nederland verschenen kaarten. Deze wordt eenmaal per jaar uitgegeven door de Koninklijke Bibliotheek. 7. Het Nederlandse boek in vertaling: bibliografie van vertalingen van Noord- en Zuidnederlandse werken, een uitgave van de Staatsdrukkerij/Uitgeverij en samengesteld door de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage en de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Verschijnt jaarlijks. Verder is er een samenwerking met de Stichting Drukwerk in de Marge voor de samenstelling van de Bibliografie van Marginale Drukken (overwegend bibliofiele uitgaven), waaronder ook Vlaamse drukken.
Nu dan de Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen. Hoe past die in het algemeen-Nederlandse plaatje? Uit mijn uiteenzetting - | |
[pagina 656]
| |
en uit het feit, dat ik hier deze uiteenzetting geef - kunt u concluderen, dat ze er uitstekend in past. In de eerste plaats is dit het geval in algemene zin, nl. dat regionale depots ondersteunend kunnen werken voor algemene depots, omdat ze, vooral voor uitgaven buiten de gebaande paden, soms dichter bij de producent staan en er vaak eerder achter komen als er iets van dit soort publikaties is verschenen. Ik denk, dat dit vooral in Vlaanderen van belang kan zijn, waar veel boeken in eigen beheer worden uitgegeven, die men bij een normale uitgever zou verwachten. Dit soort boeken, die eigenlijk zouden moeten worden verspreid langs de officiële uitgeverskanalen, hoort thuis - ik duidde er al even op - in de Nederlandse Bibliografie/ A-lijst en in Brinkman's Catalogus. Naast samenwerking met de KB Brussel kan samenwerking met een Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen in dit opzicht voor de KB Den Haag van veel nut zijn. Ik heb begrepen, dat deze ondersteunende functie ook door Ludo Simons wordt beoogd, zowel naar Brussel als naar Den Haag toe. Dit soort publikaties wordt dan dus twee-of drievoudig verzameld, en terecht, al was het alleen maar om redenen van bereikbaarheid. In de tweede plaats is er het verzamelen als aanvulling voor de collectievorming van betrekkelijk efemeer drukwerk, dat de nationale depots noodgedwongen laten liggen of waarvoor men, om de materie zonder meer de baas te kunnen, het beste kan overgaan tot een onderlinge taakverdeling zonder duplicering tussen nationale en regionale depots. Ik denk hier aan materiaal als affiches e.d. Deze taak zou in Vlaanderen uitstekend aansluiten bij wat het Archief en Museum voor het Vlaamse cultuurleven (AMVC) nu reeds doet. In de derde plaats is er een goede samenwerking tussen nationale en regionale depots - in casu Brussel, Den Haag en Antwerpen - mogelijk op bibliografisch terrein. Voor wat de algemene nationale bibliografie betreft, zou de Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen zich zorgvuldig moeten onthouden van duplicering van wat in Brussel en in Den Haag geschiedt. Voor het in België verschenen boek is, volgens het internationaal aanvaarde beginsel van Universal Bibliographical Control (UBC), de Belgische Bibliografie het instrument, voor de bibliografie op basis van het taalgebied Brinkman's Catalogus, zoals de Deutsche Bibliographie in haar cumulaties alle Duitstalige publikaties registreert. Antwerpen moet hier alleen attenderend optreden. Ik zeg dit met zoveel nadruk, omdat het maken van een nationale bibliografie van Vlaanderen al heel gauw een logische consequentie lijkt van de instelling van een Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen. Een nationale bibliografie als emancipatorisch instrument kan in gegeven omstandigheden zijn nut hebben - zoals het geval was met de Vlaamsche Bibliographie, die het Willemsfonds in de 19e eeuw regelmatig publiceerde -, maar dit station is in Vlaanderen nu toch wel gepasseerd. En over nationale bibliografie als statussymbool kunnen we hier, hoop ik, het zwijgen doen. Wel zou een Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen zich, in samenwerking met Den Haag en Brussel, kunnen toeleggen op het vervaardigen van speciale bibliografieën. Wat Den Haag betreft, zou ik kunnen denken aan medewerking - meer dan in alleen attenderende zin - aan de Bibliografie van Drukwerk in de Marge. Als er op dit ogenblik, dankzij de onvermoeibare ijver van W. van den Steene, al niet een goede Bibliografie van de Vlaamse Beweging (waarin ook de algemeen-Nederlandse aspecten aan de orde komen) zou verschijnen, zou dit zeker een taak van de Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen kunnen zijn. In de vierde plaats - en hier is nauwe coöperatie van veel instellingen wenselijk - zou de Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen een belangrijke taak kunnen hebben bij het bewa- | |
[pagina 657]
| |
ren - en aanvullend verzamelen en ontsluiten - van wat wel het oudere nationale patrimonium van publikaties genoemd wordt, met name gezien de relatieve verwaarlozing van deze taak in de Nederlanden (en speciaal Noordnederland). Deze taak zou direct aansluiten op wat Antwerpen - Stadsbibliotheek en AMVC - al in belangrijke mate gedaan heeft. Een Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen zou moeten worden opgenomen in het Samenwerkingsverband Nederlands Bibliografisch Centrum. Ze zou er zeer welkom zijn. Ik kan me voorstellen, dat ook in een voorbereidend stadium Antwerpen alvast informeel bij het werk van het NBC betrokken wordt (en omgekeerd). Ik zeg dit ook, zij het met schroom, maar als iemand die hier al ruim 30 jaar over de vloer komt, veroorloof ik me het niettemin, ik zeg het ook uit een zekere beduchtheid, dat, ondanks de brede overtuiging waarmee Ludo Simons de kar in beweging heeft gezet, een Vlaamse politieke oplossing - want dat zou natuurlijk de instelling van de Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen zijn - particularistisch zelfbevestigend zou kunnen werken en een zich afzetten tegen Brussel en tegen Den Haag zou kunnen inhouden. Concreet gezegd zou bij een wettelijke regeling nooit een gevecht mogen ontstaan, waar een bepaalde publikatie terecht zou komen, in Antwerpen of Brussel (of Den Haag). Het is dan altijd en - en. Met lovanisering zijn we niet gebaat. Over het droevige verschijnsel van een nationale bibliografie als statussymbool heb ik het al gehad. Ook om de verhoudingen in de driehoek Brussel - Den Haag - Antwerpen vanaf het begin goed te regelen, is het goed - ik herhaal het - dat Antwerpen in een zeer vroeg stadium bij het NBC betrokken wordt. In haar vergadering van 25 april 1985 heeft daarom de stuurgroep NBC besloten Ludo Simons uit te nodigen om alvast als waarnemer de vergaderingen van de stuurgroep bij te wonen. Antwerpen als vestigingsplaats van de Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen, is er een andere, zinnige oplossing denkbaar? Ludo Simons heeft in de verhandeling ‘Een nationale bibliotheek voor Vlaanderen’, waarmee hij in een feestbundel voor een Noordnederlands bibliothecaris de zaak aankaartteGa naar eind(5) (ik ben geneigd deze coïncidentie (?) als een gelukkig voorteken te beschouwen), voldoende aangetoond, dat de enige zinnige oplossing is een Nationale Bibliotheek voor Vlaanderen te enten op de Stadsbibliotheek en het met haar verbonden Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuur leven. Uit de ervaring van mijn historisch onderzoek op het terrein van de geschiedenis van de Vlaamse Beweging kan ik dit alleen maar bevestigen. Hoewel er belangrijk materiaal te vinden is in Gent en Brussel en ook elders, men zal zich toch in de eerste plaats naar Antwerpen moeten begeven. Uit algemeen Nederlands oogpunt is er nog een argument, dat voor Antwerpen pleit: de al decennia lange nauwe samenwerking tussen het AMVC en het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag, waarvoor het AMVC model heeft gestaan en dat in Den Haag in hetzelfde complex is gehuisvest als de KB. Dit argument geldt temeer, omdat in het geautomatiseerde informatiebestel, waar we nu reeds mee te maken hebben gekregen, bibliotheek- en documentatietaken nauwer dan ooit met elkaar verweven zullen zijn. |
|