| |
| |
| |
Beeldende kunst
Een remedie tegen zwaarwichtigheid.
Beelden van Jan Snoeck.
Opvatting en werkwijze.
Het werk van Jan Snoeck straalt een onhollandse zonnigheid uit. Onder de vaak grauwe luchten staan, verspreid door Nederland, zo'n dertig meerkleurige keramische plastieken van Snoeck; in de interieurs van openbare ruimten ongeveer vijfentwintig, evenzeer monumentaal. De beelden zijn overzichtelijk van vorm en zelden of nooit hard van kleur. Vorm en kleur hebben in Snoecks werk een pact gesloten; daaronder valt dat de laatste zich soms expansief mag gedragen ten opzichte van de eerste.
Jan Snoeck werd opgeleid aan de beide academies van Den Haag en kon, dankzij een studiebeurs van de Franse regering, in 1954 naar Parijs vertrekken. Het werken bij Zadkine liep voor hem uit op een teleurstelling, omdat zijn opvattingen te ver af stonden van die van Zadkine zelf. In datzelfde jaar, 1954, wint hij de Keukenhofprijs met zijn Don Quichotte. Het verbeelden van de spichtige gestalte, met geringe accenten op de plastiek, kan achteraf gezien worden als een eerste oriënteren in de richting van de opvatting zoals die sinds 1965 spreekt uit zijn werk met de lange, gerekte gestalten en afgeplatte figuren.
Jan Snoeck, die telkens weer naar Frankrijk terugkeerde, vooral naar het Zuidfranse La Ciotat, zocht zijn beelden een expressiviteit te verlenen die met de monochromie van steen en chamotte niet te verkrijgen is. Waarschijnlijk was het heldere licht van de Méditerranée mede de oorzaak van zijn behoefte aan kleur. Terwijl hij tekeningen en grafiek bleef vervaardigen, ging hij van 1966 tot '68 experimenteren met glazuren op beelden in klei bij de afdeling bouwkeramiek van de Porceleyne Fles te Delft en later bij Struktuur '68. Omdat hij monumentale beelden wilde maken en ze te groot waren voor de oven moest hij zijn figuren versnijden en daarna in elkaar metselen. Dat bracht het speciale probleem mee van de cementvoegen; overal waar ze voorkomen bepalen ze mede het resultaat zoals de loodstrips het gebrandschilderde raam. Eerst boetseert Jan Snoeck zijn plastiek in chamotteklei op ware grootte. Vervolgens geeft hij op de drogende klei en daarna op een werktekening de versnijdingen aan; ook krijgt ieder deel een nummer dat staat voor een bepaalde kleur. Om het beeld bestand te doen zijn tegen de weersomstandigheden moet de wand minstens twee tot drie centimeter dik zijn en, van binnen gewapend met ijzer en beton, gebakken worden op een temperatuur van 1170 graden Celsius. Al zijn werk voert Snoeck nu uit met medewerking van Struktuur '68 in Den Haag, dat wil zeggen met Jacques van Gaalen en Henk Trumpie, die Struktuur '68 oprichtten. De monumentale keramische beelden die geplaatst worden in de open lucht, worden tenslotte verankerd in een basis van gewapend beton.
| |
‘De kleur krijgt vorm.’
Op het marktplein van Almere zitten sinds 1979 de vier figuren van Samenspraak. Ze zijn figuratief en abstract tegelijk. De grootste, 280 cm hoog is opgebouwd uit gele en witte banden; de daarop volgende van 210 cm uit witte en blauwe, zodat de twee, vis à vis zittend, ook volgens de kleurenleer elkaars complement zijn. Nummer drie, 150 cm, heeft een sterk uitstralende kleur gekregen, rood, opdat ook zij haar stem voldoende kan laten horen in de samenspraak. De kleinste, die met haar 90 cm qua formaat het minste heeft in te brengen, komt met de sterkste tegenstelling: zwart tegenover wit. De zwarte banden lopen hoger door dan bij de andere figuren en bieden daarom een dubbele compensatie voor de beperkte monumentaliteit.
Hoezeer Jan Snoeck nagedacht heeft over de kleur blijkt uit het onderlichaam van de figuren. Bij de grootste rijst het geel op tot de vijfde versnijding boven de zitbank, bij de blauwe figuur blijft de kleur daaronder en bij de rode valt ze ermee samen; het kleine ding beschikt alleen over een smalle band. Ook de oprijzende gedeelten verschillen alle in de verdeling van kleur, zwart en wit. Het ‘kleurenprogramma’ van de vier is duidelijk op elkaar afgestemd.
Dat het voor Jan Snoeck essentieel is zich in kleur uit te drukken blijkt uit dit weloverwogen aanbod waarin helderheid (geel), rust (blauw) en warmte (rood) vertegenwoordigd zijn. Hij is overtuigd van de theorie dat de kleur een vormGa naar eindnoot(1) is. Zelf schreef hij
maar de kleur (...) lijkt op
een andere vorm over te gaan
en leidt een eigen tweedimensionaal leven
krijgt de vorm dan kleur?
Wat het werken met kleur betreft, is hij geen principieel voorstander van het laten samenvallen van kleur en vorm. Hij laat een kleur ook wel actief over een vorm heen kruipen en zich weer terugtrekken, zoals eerder bij een textielobject te verwachten zou zijn. Hij legt de nadruk op de emotionele waarde van de kleur, de afkeer of agressie die kleuren kunnen opwekken, de vriendelijkheid die ze kunnen uitstralen. Hij las de brieven van Cézanne en Renoir om hun meningen over de verschillende kleuren en hun veronderstelde visuele en emotionele effecten te vernemen. Ook verdiepte hij zich in de opvattingen die Goethe, Klee en Kandinsky omtrent de kleuren hadden. Geleidelijk aan maakte deze wetenschappelijke
| |
| |
Jan Snoeck, ‘Samenspraak’, keramiek, 1978, 280 cm, geel, 210 cm, blauw, 150 cm, rood, 90 cm, zwart, Almere, Marktplein.
nieuwsgierigheid plaats voor verworvenheid; ‘soms ben ik een spons waar de kleur in regent maar ook weer uitsijpelt’, schreef hij in een brief.
De belangstelling van Jan Snoeck voor de kleur in verhouding tot de vorm sluit aan bij een internationaal onderzoek naar de waarde van de kleur dat sterk systematisch georiënteerd is. Zo baseert de Zwitser Richard Paul LohseGa naar eindnoot(3) de kleuren van zijn schilderijen op een van te voren vastgesteld ordeningssysteem; daarna zoekt hij de kleuren bij elkaar die aan dit systeem onderworpen worden. De Hongaar VasarelyGa naar eindnoot(4) onderzoekt de optische werking van systematisch geordende cirkels en vierkanten in een beperkte kleurstelling. Net als de Nederlander Peter StruyckenGa naar eindnoot(5) hield hij zich met zwart-witkunst bezig. Ook Struycken wil, zoals Lohse, de te plegen handelingen zoveel mogelijk van te voren vastleggen en de intuïtie uitbannen; zo kwam hij ertoe om de computer in te schakelen. Zo systematisch als deze drie kunstenaars gaat Jan Snoeck niet te werk; ook verwerpt hij de intuïtie niet. Toch kunnen zijn inspanningen niet los gezien worden van het consequent werken met formules van een aantal andere kunstenaars. Snoecks onderzoek, dat gericht is op een geleidelijke kleurverschuiving, heeft bijvoorbeeld voorlopig geleid tot de conclusie dat een mathematisch regelmatige kleurovergang in keramiek alleen te bereiken is van rood via oranje naar geel. Deze wetenschap past hij onder meer toe in 1980 bij Twee tegen de muur staande vormen bij de universiteit te NijmegenGa naar eindnoot(6).
Terug naar de Samenspraak in Almere. De vier zittende figuren zijn naar de vorm zeer statisch. Vooral de grootste heeft een zekere verwantschap met granieten beelden van zittende figuren uit het oude Egypte. De keuze voor zulk een statisch beeld hier werd mogelijk gemaakt door de compensatie van de kleur en haar verdeling. Hoe belangrijk de versnijding kan zijn, blijkt uit de knieën van de rode figuur. De halve cirkel legt het accent op hun bijeenhoren, maar doet dit op mathematische, dat is abstracte wijze. Figuratie en abstractie gaan in elkaar over.
| |
Een remedie tegen zwaarwichtigheid.
Vóór de hoofdingang van het Westeindeziekenhuis in Den Haag bereidt een reeks veelkleurige keramische patiënten in beddenGa naar eindnoot(7) de bezoekers voor op wat hun binnen te wachten staat. Twee figuren zitten alert overeind, als klaar voor het bezoek. Enkele steunen op de ellebogen. Weer andere schurken in elkaar, de knieën opgetrokken. En twee bedden schijnen te wachten op patiënten, een kleurrijke uitnodiging. Ieder bed heeft zijn eigen gamma, terwijl de kunstenaar ook rekening heeft gehouden met de buurplastieken en, net als bij Samenspraak, met de tonaliteit van het geheel.
Dat Jan Snoeck toch beeldhouwer blijft en de kleur niet alleen het werk laat doen blijkt uit de twee bedden zonder patiënt: naar het midden van de plastiek zinkt het bed wat omlaag; ook het exemplaar met de soberste vorm van de Tien bedden blijft een plastisch gevoelig volume. De dekens bieden veel afwisseling in verloop, kleurverdeling en versnijding. Doordat bij een vrijwel identieke opbouw dankzij de kleur zeer verschillende plastieken ontstaan, blijkt hier het gelijk van de theorie van Jan Snoeck dat de kleur een vorm is. De versnijding speelt haar dienende rol: bij véél cementvoegen ontstaat een indruk van versnelling, bij weinig wordt vertraging gesuggereerd, rust. De versnijding beïnvloedt dus vorm en atmosfeer van een beeld.
Wie de kans krijgt een blik te werpen in het grote atelier van Jan Snoeck in de Haagse binnenstad ontdekt daar in de grijsviolette, monumentale plastieken nog meer affiniteit met de Egyptische beeldhouwkunst, Sommige kleine ontwerpen daarentegen demonstreren een even grote levensvreugde als de figuren
| |
| |
Jan Snoeck, ‘Tien bedden’, keramiek, 1979, 40 × 200 × 60, polychroom Den Haag, Westeinde ziekenhuis.
van Niki de St. Phalle, andere tonen overeenkomst met de tussen kinderhanden gedraaide kleiworsten.
Sinds 1965 zien de beeldhouwers in verbazing om naar hun collega, terwijl de keramisten, over het algemeen werkend in veel kleiner formaat, verwonderd constateerden dat zij voor hem een plaats moesten inruimen. Voor allen is het duidelijk dat Jan Snoeck een uitnemend vakman is met eigen ideeën, eigen opvattingen over het kleurgebruik en een persoonlijk vormenscala. Zijn ontwerpen weet hij af te stemmen op de omgeving en het specifieke doel. Hoewel hij verankerd is in de traditie van de beeldende kunst, levert hij daaraan een bijdrage met een eigen signatuur. Naar de geest zijn sommige figuratieve werken verwant aan Cobra, hoewel Snoeck nooit met Cobra verbonden is geweest. De keramieken van Jan Snoeck tonen een voorkeur voor eenvoud in de vorm, duidelijkheid, heldere kleuren. Ze hebben iets aanvankelijks en vanzelfsprekends. Ze zijn ongecompliceerd. Hun zonnigheid en humor zijn een remedie tegen zwaarwichtigheid en zwaartillendheid.
José Boyens.
N.B. De drie maten van de plastieken worden gepresenteerd in cm, hoogte x breedte x diepte. Copyright eerste foto: Bas Roodnat, van de tweede: Stichting kunst en bedrijf, beide te Amsterdam.
| |
Biografische gegevens:
1927
Geboren te Rotterdam op 5 maart.
1950-1953
Den Haag, Koninklijke academie van schone kunsten en Vrije academie. Doet bij de Vlaamse beeldhouwer Albert Termote, die in Voorburg woont en werkt, veel praktische kennis op.
1954
Gaat dankzij een studiebeurs van de Franse regering werken bij Zadkine te Parijs.
Krijgt voor zijn beeld Don Quichotte de Keukenhofprijs.
Een studiebeurs van Daniel Guérin. Deze had een buiten in La Ciotat waar kunstenaars mochten komen werken en wonen voor een bepaalde tijd. Jan Snoeck, die er zijn vrouw leerde kennen, bezocht La Ciotat in de volgende jaren nog drie maal.
1956-nu
Docent aan de vrije academie Psychopolis te Den Haag.
1963
Neemt deel aan het Symposium voor beeldhouwkunst te Kostanjeviça, Joegoslavië, op uitnodiging van de Joegoslavische regering.
1967
Jacob Marisprijs.
1968
Jacob Hartoghprijs.
1968
Werkte van 1966 tot 1968 op de afdeling bouwkeramiek van De Porceleyne Fles te Delft. Van nu af bij Struktuur '68 in Den Haag, een ongesubsidieerde werkplaats met een internationale faam op het gebied van glazuur dankzij Henk Trumpie en Jacques van Galen. Snoecks beelden worden in elkaar gezet en geplaatst door de gebroeders Zuliani.
1974
Eerste prijs bij prijsvraag voor beeld bij Rioolwaterzuivering, Houtrusthallen Den Haag.
Woont Emmastraat 15, Den Haag. Heeft ook een atelier in de Provence.
| |
1970
Werk in Den Haag, Gemeentemuseum. Werk in Amsterdam, Stedelijk Museum.
Werken bij Dienst verspreide rijkscollecties (3 werken, 2 tekeningen, grafiek).
1971
Plastiek, 70 × 350 × 50, Ariënsdeest, meubelfabriek.
Wandkleden, textiel, twee stuks, 300 × 250, Argenteuil, Groupe scolaireGa naar eindnoot(o).
Haan, 225 × 60 × 100, Den Haag, Gemeentemuseum, tuin.
Wand, 250 × 600 × 10, Leiden, Fasson n.v.Ga naar eindnoot(o).
Muur, 250 × 100 × 30, Voorburg, Thomas MoreschoolGa naar eindnoot(o).
1972
Wand (balie), 70 × 1900, Oss, P.T.T. hoofdkantoorGa naar eindnoot(o).
Twee plastieken, 260 × 40 ∅ en 220 × 40 ∅, Oss, P.T.T.Ga naar eindnoot(o).
Relaxing objects (± tien), geschilderd beton, 150 × 300 × 120, Parijs-Villetaneuse, UniversiteitGa naar eindnoot(o).
Drie muren, 230 × 100 × 40, en 190 × 100 × 40 en 150 × 100 × 40, Rijswijk, Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werkGa naar eindnoot(o).
1973
Plastiek, 260 × 180 × 65. Den Haag-Rijswijk, Mytylschool Van VredenburchwegGa naar eindnoot(o).
Speeltegels (± 140 stuks), 30 × 30 ieder, Voorburg, Basisschool Essesteyn, (meer kleuren per tegel) en vier + achttien speelpalenGa naar eindnoot(o).
Drie plastieken, 50 × 120 × 100; 180 × 100 × 50; 120 × 80 × 50, Zoetermeer, IvoschoolGa naar eindnoot(o).
1974
Plastiek, 150 × 140 × 30, Castricum, zwembad gemeenteGa naar eindnoot(o).
Plastiek, polyester, 400 × 1400 × 100, Den Haag, Houtrusthallen, RioolwaterzuiveringGa naar eindnoot(o).
Plastiek, 350 × 200 × 12.000, Diemen, P(rovinciale) E(lektriciteitsmaatschappij) N(oord-Holland)Ga naar eindnoot(o).
Vijf plastieken, van 250 × 100 × 120 tot 130 × 100 × 120, Leidschendam, P.T.T., Dr. NeherlaboratoriumGa naar eindnoot(o).
Twaalf panelen, 40 × 60 × 5, Heemstede, Diaconessenhuis, halGa naar eindnoot(o).
Vijf plastieken, 120 × 50 ∅, Kijkduin, BejaardenflatGa naar eindnoot(o).
1975
Twaalf plastieken, 70 × 35 ∅, Nijmegen, basisschool De eikenhorst-kleuterschool De notedop, Meyhorst 2774Ga naar eindnoot(o).
Speelplastieken, 12 stuks, van 70 × 200 × 60 tot 60 × 30 ∅, Amstelveen, winkelcentrum De zaagtandGa naar eindnoot(o).
| |
| |
Jan Snoeck, ‘Plastische vormen’ Nijmegen, Rijksuniversiteit, 1979-1980.
1976
Vuileter (containerhuisje), 400 × 230 ∅, Amsterdam, Florapark, zwembad (dankt voor ingeworpen vuil via bandopname)Ga naar eindnoot(o).
Samenspraak, resp. 280, 210, 150 en 90 hoog, Almere, MarktpleinGa naar eindnoot(o).
Drie plastieken, 230 × 50 ∅ en 190 × 50 ∅ en 150 × 50 ∅, Amstelveen, Amro, ComputercentrumGa naar eindnoot(o).
Muur, 230 × 100 × 40, Voorburg, architectenbureau D.J. Lucas en NiermeyerGa naar eindnoot(o).
Vier banken, 40 × 200 × 60 (4 keer), Amsterdam, park TwikkelGa naar eindnoot(o).
Vrijstaande plastieken, 16 stuks, 20 tot 50 hoog, Utrecht, IVO-Mavoschool Pythagoraslaan, patioGa naar eindnoot(o).
1977
Waterspuwers, 2 stuks, 170 × 60 × 100, Helmond, Marktplein, vijverGa naar eindnoot(o).
Twee muren, 500 × 300 × 25 ieder, Amsterdam, Vrije universiteit, weerszijden ingang aulaGa naar eindnoot(o).
Speelplastieken, 4 stuks, 60 × 200 × 40, Tilburg, MavoschoolGa naar eindnoot(o).
1978
Daktuinplastieken, 5 stuks, van 180 × 50 × 40 tot 100 × 50 × 40, Amsterdam, Metro.
Plastieken, 200 × 60 × 40 en 130 × 100 x 30, Amsterdam, Metro.
Tekens, geschilderd, op 60 platen van 1 cm dikte; 120 × 120 (10 platen), 60 × 60 (30 platen), 30 × 30 (20 platen), Amsterdam, Metro, over hele gebouw bevestigd aan de wand.
Wandschildering, 550 × 2900, Amsterdam, Metro, magazijn voor baan en bovenbouw, buitenmuurGa naar eindnoot(o).
Wandschilderingen, 200 × 2000, Am-Amsterdam, Metro, LijnwerkplaatsGa naar eindnoot(o). Zittende figuur, 270 × 40 × 40, Jerusalem, Community Center Beit Hakerem (bij Holland Place)Ga naar eindnoot(o).
Tien springpalen, 100 × 35 × 40 (5 keer) en 100 × 30 × 30, Purmerend, Het hoefbladGa naar eindnoot(o).
Buutpaalkoppen, 22 stuks, 60 ∅ (11 stuks) en 45 ∅ (11 stuks), Lelystad, K.B.O.-school De boeierGa naar eindnoot(o).
1979
Tien bedden, 40 × 200 × 60, en dit 10 keer, Den Haag, Westeindeziekenhuis, hoofdingang.
Drie zittende figuren, 300 × 300 × 70 en dit 3 keer; daar eveneens:
Waterplastiek, 250 ∅, Den Haag, West-eindeziekenhuisGa naar eindnoot(o).
1980
Twee figuren, 240 × 240 × 40 en dit 2 keer, Amsterdam-Watergraafsmeer, Mathematisch Centrum, hoofdingangGa naar eindnoot(o).
‘Stripverhaal’, d.w.z. 170 maal een figuur, 30 × 30, schildering, polychroom, door hele interieur Mathematisch CentrumGa naar eindnoot(o).
Plastiek, 350 × 130 × 25, Utrecht, Rijksuniversiteit, De Uithof, Transitorium III, buiten bij hoofdingangGa naar eindnoot(o).
Plastiek, 250 × 100 × 20, Utrecht, De Uithof, Transitorium III, hoofdingang, entreeGa naar eindnoot(o).
Wand, 250 × 950 × 60, landschap om op te zitten (binnen). Dit wordt op iedere etage steeds kleiner herhaald t.m. de 9e verdiepingGa naar eindnoot(o).
Stoel bij ieder landschap, 120 × 40 × 50, De Uithof, Transitorium IIIGa naar eindnoot(o).
Ambtenaartje, 170 × 100 × 20, Utrecht, Provinciehuis, hoofdingang, buitenGa naar eindnoot(o). Reliëf, 75 × 140 × 15, Utrecht, Provinciehuis, bij hoofdingangGa naar eindnoot(o).
Reliëf, 65 × 120 × 15, Utrecht, Provinciehuis, bij hoofdingangGa naar eindnoot(o).
Kussentje, plateautje, 75 × 75, Provinciehuis, bij bibliotheek.
Twee tegen de muur staande vormen, 202 × 64 × 56 en 204 × 65 × 56, Nijmegen, Universiteit, instituutsbebouwing bij Thomas van Aquinostraat. Drie vrijstaande vormen, 112 × 125 × 81; 68 × 81 × 81; 47 × 156 × 79 (wit galzuur tegenover de staande vormen die polychroom zijn), Nijmegen, Universiteit z.b.
Zes stoelen, een figuur, de stoelen: 105 tot 210 × 60 tot 150; de figuur: 230 × 130 × 20, Amersfoort, Gemeentelijke scholengemeenschap De schothorstGa naar eindnoot(o).
Twintig betonelementen in kleur, 50 ∅, 30 ∅, 20 ∅, Gouda, zwembad De tobbe, bodem grote en kleine badGa naar eindnoot(o). Slingers, geschilderd, Gouda, De tobbeGa naar eindnoot(o).
Twee zittende figuurtjes, 140 × 45 × 30, Nijmegen, M.O.K.-school, DingostraatGa naar eindnoot(o).
Toeschouwer, 260 × 60 × 70, Zaandam, buurthuis De bovenkruierGa naar eindnoot(o).
1981
Drie plastieken, 110 × 20 ∅ en 80 × 20 ∅ en 70 × 20 ∅, Alkmaar, Sportcomplex De Hoornse vaart, zwembad. Twee vrijstaande muurtjes, 100 × 450 x 30 ieder, Alkmaar, idem, kleuterbadGa naar eindnoot(o).
Muurtje, 100 × 50 × 30, Alkmaar, idem, kleuterbadGa naar eindnoot(o).
Tegeltableau, 125 × 4200, Wylre (L.), Brand's Bierbrouwerij.
Vrijstaande vormen, 6 stuks, 40 × 200 x 60 en dit 6 keer, Parijs-Villetaneuse (uitbreiding universiteit).
Twee plastieken, 125 × 60 en 180 × 60, Assendelft (Zaandam), scholencomplex basisonderwijs in centrum IV, patioGa naar eindnoot(o).
Plastiek, 500 × 50, Parijs, Mont-Rouge, Bureau d'architecture Pierre GrosboisGa naar eindnoot(o).
Tegels, 30 × 30 (24 stuks), Baarn, huize Nieuwenoord, kantineGa naar eindnoot(o).
Drie waterspuwers, 120, 30 en 15 lang, Assen, gemeentelijke brandweerkazerne.
Stoel, 230 × 60 × 70, Assen, idem.
Tegelstrook op de slangetoren, 20 × 2700, Assen, idem.
Tegelstrook, 20 × 1500, Assen, idemGa naar eindnoot(o).
| |
Individuele tentoonstellingen:
1970
Den Haag, Gemeentemuseum.
1974
Hilversum, Cultureel centrum De Vaart.
1975
Dordrecht, Dordrechts Museum.
| |
J.L. Locher, Verantwoording in Kontrasten, 22 Nederlandse kunstenaars van nu, cat. Gemeentemuseum Den Haag, tent. 12.9-15.11.1970. |
M.G. Spruit-Ledeboer, Nederlandse keramiek 1900-1975, Assen-Amsterdam, 1977. |
P.A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars, 1750-1950, M-Z, Den Haag, 1970. |
|
-
eindnoot(1)
- In 1966 was er in het Stedelijk Museum te Amsterdam (van 20-11-1966 tot 15-1-1967) een tentoonstelling Vormen van de kleur die de aandacht wilde vragen voor de betekenis van de kleur binnen de ‘koele’ abstractie van een aantal internationale kunstenaars. Organisator W.A.L. Beeren deelde de 37 kunstenaars in groepen in, uitgaande van hun werk en opvattingen. Er waren 19 deelnemers uit Amerika, 9 uit Engeland, 3 uit Nederland, 3 uit Duitsland en 2 uit Zwitserland.
-
eindnoot(2)
- Catalogus tentoonstelling Hedendaagse keramiek, Voorschoten / Warmond, 1973. Zijn artistiek credo wordt tot in de interpunctie toe gepresenteerd zoals de poëzie van de vijftigers(-cobraleden).
-
eindnoot(5)
- Geboren in Den Haag in 1935; woonde en werkte geruime tijd in Arnhem.
-
eindnoot(6)
- De rechtse plastiek vertoont het bedoelde gamma. Thomas van Aquinostraat, 202 × 64 × 56 cm.
-
eindnoot(7)
- 1979, 40 × 200 × 60 en dit tien keer, opdracht.
-
eindnoot(*)
- Alle werken zijn in keramiek, tenzij anders vermeld.
|