nochtans door feodale verplichtingen gebonden, maar dan moest ze ook de Engelse wol ontberen. Van Artevelde omzeilde die moeilijkheid door het op een oncompromitterend, zelfs winstgevend akkoordje te gooien met de Engelse koning Edward III. Diens bescherming en vooral de sterkte van Gent brachten een onmogelijk geachte neutraliteit tot stand.
Gent was onder Van Artevelde inderdaad een machtige stad: vorsten achtten het zich waardig met hem, als vertegenwoordiger van de stad, te onderhandelen. Toch waren het moeilijkheden binnen de muren van Gent die Van Arteveldes gezag zouden ondermijnen. De eenheid en samenhorigheid tussen de gilden die hij dankzij zijn charisma bereikt had, raakten zoek. Het evenwicht was te delicaat. Verdachtmakingen verdreven hem van het voorplan en werden hem in 1345 fataal, toen hij in een volksoproer werd vermoord.
Ondanks zijn rol is Van Artevelde nooit beroemd geweest in zijn tijd. Documenten zijn schaars. Hij is letterlijk een historische figuur zonder identiteit. Het interessantste onderdeel van Carsons boek is dat het aantoont hoe die identiteit er nadien aan vastgehaakt is. Kroniekschrijvers, zelfs die uit zijn tijd, schetsten hem als een rebel, en hadden nauwelijks oog voor zijn diplomatieke gaven en politiek-economische inzichten. Er werden veeleer problemen gemaakt over zijn status, of hij nu een aristocraat geweest was dan wel tot de brouwersgilde behoord had...
In de 19de eeuw werd het beeld er niet helderder op. Van Artevelde werd een symbool voor het groeiende Vlaamse emancipatiebesef, maar bovenal toch een folkloristische held voor wie een standbeeld opgericht werd en feestelijke optochten uitgingen. Over wat hij in zijn tijd werkelijk betekend had, werd niet verder nagedacht, tot Hendrik Conscience aan hem een boek wijdde waaraan ook bronnenstudie ten grondslag gelegen had. Historici zouden de karikatuur pas later helemaal corrigeren. Toch zijn de bewonderaars van Van Artevelde uit de jaren veertig van de vorige eeuw niet zo ver van diens ware gezicht af geweest. De economische crisis die toen heerste leek sterk op die die Van Artevelde in zijn tijd had weten te bedwingen. In hem droomden ze zich een staatsman die ook hun welvaart kon doen terugkeren.
Patricia Carson heeft een aantal belangrijke gezichtspunten omtrent Jakob van Artevelde in haar boek verenigd, zonder er eigen, nieuwe inzichten aan te kunnen toevoegen. Voor velen zal de ware toedracht van de geschiedenis al nieuw genoeg zijn. Toch is het onderwerp Jakob van Artevelde duidelijk te beperkt voor een omslachtig uitgeschreven boek als dit. Carson heeft het te uitvoerig gestoffeerd met historisch bedenkelijke situatieschetsen van hoe het er in Van Arteveldes tijd waarschijnlijk aan toe ging, en vooral met te veel illustraties. De ontegensprekelijke flair waarmee James van Artevelde, the Man from Ghent geschreven is, kan niet verbergen dat zij voortdurend in herhalingen vervalt.
Karel Osstyn.
Patricia Carson, James van Artevelde, the Man from Ghent, E. Story-Scientia, Gent, 1980, 204 blz.