Ons Erfdeel. Jaargang 24
(1981)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 645]
| |
[Nummer 5]Radio is regio
| |
[pagina 646]
| |
zegd. Werd zijn oproep 50 jaar later gehoord? In korte tijd ontstond echter enige chaos in de ether. Uit die chaos werden felle krantentitels geboren, iets wat de radio in geen jaren meer overkomen was:
‘Du rififi sur les ondes’ (Telepro); ‘Monopolmedien als Unruhestifter’ (Neue Zurcher Zeitung); ‘Vrije radio: vrijbrief voor vertrossing’ (NCR Handelsblad); ‘Die Demokratie hinkt hinter der Elektronika her’ (Mainzer Beobachter); ‘More media mean less news’ (Guardian) en tenslotte ‘Radio libre: un problème de confiance’ (Le Monde).
Wat was de reden dat de radio zo terug wist te komen?
Toen 70 jaar geleden voor het eerst gewag werd gemaakt van de technische mogelijkheden tot ‘aethertransport’ legden bezorgde generaals spoedig beslag op de nieuwe vinding. In Histoire de la Radio noteert L. Miquel: ‘La radio, phénomène anarchique, posait à la société industrielle en développement un problème de controle. Si n'importe qui pouvait transmettre des messages à n'importe qui, comment assurer dans l'avenir, l'ordre et la tranquillité des sujets du roi?’.
In 1910 namen de militairen het alleenrecht voor radiofonie dan ook prompt mee naar hun generale staven.
Na de oorlog werd de radiofoon met meer schroom omringd dan goed voor hem was. Verkopers van elektronisch materiaal deden weliswaar alle moeite om afzet te vinden voor hun nieuwe produkten (SBR startte in 1923 met Radio Belgique; de BBC begon in 1922 als afdeling van een elektronisch bedrijf), maar de overheid stelde strenge eisen aan het verkrijgen van een zendmachtiging. Immers ‘de strafbare radio-uitzending kan een kwaad stichten, geheel onevenredig aan de straf die men achteraf de dader zou kunnen opleggen...’. (Van der Pot, Handboek van het Nederlands Staatsrecht).
Zo werd een in wezen snelle rapporteur een voorzichtige bode. Door de preventieve zorg van de overheid werd de radio een bedaagde huisvriend, en toen die huisvriend na 30 jaar al zijn verhalen verteld had, werd hij bijgezet in het kamerdecor, als akoestisch behang. Verder scheen radio het nooit meer te zullen brengen.
Door de uitvinding van Howard Strong verliet de radio echter zijn mahoniehouten verblijf in de kamerhoek. Dankzij de transistor immers werden de grenzen van het familievermaak fluks overschreden. Het geluid werd mobiel en alomtegenwoordig. Het kreeg ‘het effect van de lekkende kraan in de nacht’ aldus Hofland in de Haagse Post (die verder cynisch opmerkte dat Strong als een teleurgesteld uitvinder precies 25 jaar geleden zelfmoord pleegde door in New York van een wolkenkrabber te springen...).
De kleine keffer zat opgesloten in een veel te grote kooi, zodat hij tussen de spijlen kon ontsnappen. Hij dook weer op waar er wat aan de hand was. Een ongewenste stuwdam, een stilgevallen staalfabriek, de radio kwekte er doorheen.
Mediadeskundigen begrepen al spoedig dat men voor het nieuwe geluid nieuwe namen moest bedenken. De luisteraars werden een ‘doelgroep’ of een ‘publiekscategorie’, het zendbereik werd ‘verzorgingsgebied’, en de man achter de microfoon een ‘communicator’. Het geluid zwol in een minimum van tijd aan, de ether werd door honderden illegalen gekraakt. De overheid, met enkel luister-rapporten en frekwentieverdelingen in de hand, luisterde verward toe. Jarenlang had men fundamenteel onderzoek verwaarloosd omtrent de heuristische radiovraag van Laswell: ‘Who says what to | |
[pagina 647]
| |
whom on which channel with what effect?’. Niettemin was de recente evolutie te verwachten: ‘De komst van de tv had de radio vrijgesteld ten behoeve van haar eigenlijke communicatieve taak. Radio is goedkoop, gemakkelijk te produceren en te distribueren, efficiënt, snel en actueel. De tv is een improduktieve olifant, de radio een creatieve hinde’. (Dr. P. Hofstede). Die creatieve hinde koos ondertussen dus de vrijheid. Dat vervult sommigen nu met zorg want ‘les radios sont le germe puissant de l'anarchie’Ga naar eind(3). Anderen echter beluisteren het toenemend radiogedruis met minder zorg. ‘The sound of tireless voices is the price we pay for the right to hear the music of our own opinions’ (Adlai Stevenson). André Malraux verbaasde er zich tegenover John Kennedy over ‘hoe het mogelijk was een land te regeren zonder radio en televisie te controleren?’. Het antwoord is niet bekend, maar een jacobijn zal ook in deze een congregationalist wel nooit begrijpen. Voor de ene zijn 400 illegale radio's op zijn grondgebied een horreur, voor de andere zijn 8992 lokale radiostations een blijk dat het goed loopt met de democratie. Spreken zij overigens wel over hetzelfde soort radio? | |
De eerste piraten.Op paasdag 1964 liet rond het middaguur Radio Caroline voor het eerst van zich horen. Er werd via de lange golf uitgezonden vanaf een schip dat buiten de territoriale wateren lag. Tien dagen na de eerste uitzending moest de Britse post een oplossing vinden om 20.000 brieven van luisteraars ter bestemming te krijgen. Een jaar later had Caroline 15 miljoen luisteraars. BBC (‘Boring But Clean’) had duidelijk een aantal luisteraars verwaarloosd en zou met een speciale popketen de kaper voor de kust van antwoord trachten te dienen. Caroline had overigens snel het gezelschap gekregen van andere piraten die zich allen, met meestal zuiver commerciële bedoeling, aan de grens van het territorium opstelden om van daaruit, zonder betaling van zendmachtiging, belastingen of auteursrechten, radioprogramma's uit te zenden. De etherboekaniers uit de jaren zestig vormden overigens een merkwaardig gezelschap. De meesten hadden niet anders dan lucratieve bedoelingen. Maar ook evangelische organisaties bedreven met grote zendkracht de zonde van de piraterij. Allen kregen ze vroeg of laat te maken met het Verdrag van Straatsburg (1965) waarmee de toetredende naties de extra-territoriale radio's gingen weren. Sommige piraten wisten binnen te dringen in een omroepbestel (Veronica werd een Nederlandse zuil, ook de TROS is strikt genomen afkomstig van een REM-eiland). Maar de meesten moesten uiteindelijk het anker lichtenGa naar eind(4). Wat overbleef was de notie van free(gratis)-radio. Maar de free-radio uit de jaren zestig is nauwelijks te vergelijken met de vrije radio uit de jaren zeventig. | |
Vrije radio en lokale radio.In de meeste Europese landen bestaat een staatsmonopolie voor de omroep. Radiozenders die niet in dit legale monopolie thuishoorden of thuis wilden horen, werden de nieuwe (illegale) vrije radio's. Spoedig ging zich echter een relevant onderscheid manifesteren tussen de globale term ‘vrije radio’ en de specifieke aanduiding ‘lokale radio’. Dit hangt samen met het moeizame identificatieproces in het nieuwe mediaterrein.
Het is gebruikelijk dat media worden ingedeeld naar twee verschillende uitgangspunten, namelijk zendbereik en programma-inhoud. Getoetst aan de norm van het zendbereik zou men kunnen spreken van: buurtradio, lokale radio, arrondissementsradio, regionale radio | |
[pagina 648]
| |
enz. De meeste van de recente radiozenders zouden in de reeks van de buurt- of de lokale radio's thuishoren. In een aantal gevallen is dit kleine zendbereik een gevolg van een technische beperking. In veel andere gevallen gaat het echter om een bewuste keuze.
In het handvest van de Vlaamse vereniging ter Bevrijding van de Ether (VEBE) die een groot deel (ongeveer 30) van de onafhankelijke radiozenders verenigt, definiëren de opstellers lokale radio samengevat als volgt:
‘De mogelijkheid van alle burgers of groepen van burgers tot het vrij realiseren en uitzenden van radio-programma's van allerlei aard met de uitdrukkelijke bedoeling de communicatie tussen en binnen de onderscheiden te bereiken sociale deelgroepen te bevorderen, zonder enige vorm van voogdij of controle van de kant van de openbare omroep, en de overheid en met een strikt beperkte controle van de Ministers tot wier bevoegdheid de radio-omroep behoort, en gericht op een geografisch beperkt en gedifferentieerd deel van de bevolking.’
Een aantal zenders overschrijden bewust de lokale geografische begrenzing. Het gaat hierbij dikwijls om de zenders met ruimere commerciële (politieke?) bedoeling voor wie niet de duidelijke identificatie van het verzorgingsgebied dan wel de zo ruim mogelijke spreiding van de luisterkring van belang is.
Bij een verdeling naar programma-inhoud zou men kunnen spreken van strijdradio, opbouwradio (radio d'expression), en ontspanningsradio (radio d'animation).
In deze indeling worden de strijdradio's geïdentificeerd aan de hand van een duidelijk actiepunt waarover geïnformeerd en waartegen geageerd wordt. (Radio Clare rond een bedrijfssluiting, Radio Arena rond een bouwproject, Radio SOS emploi van de vakbond CFDT in het Franse staalgebied Longuy, Radio Donna rond de vrouwenemancipatie in Rome, enz...). Het zijn overigens deze strijdzenders die de eerste stoot gaven tot het uitzwermen van de radio. (In België is Radio Eau Noire, die in Couvin tegen een stuwmeer bestemd voor koelwater van een kerncentrale ageerde, sedert maart 1978 de eerste loot in het nieuwe medialandschap).
De identificatie als ‘strijdradio’ is overigens vrij arbitrair. Dikwijls evolueert de actie. (Radio Arena werd van strijdradio een buurtradio.) Meestal is het ook zo dat de buurtradio zich door zijn nauwe betrokkenheid bij het sociale leven van zijn verzorgingsgebied geregeld engageert in concrete acties. (Men herinnert zich de discussie die op gang kwam toen de Amsterdamse stadsradio STAD zich tijdens de kroning volgens sommigen gedroeg als strijdradio. Was STAD toen de tolk van een stad of animator van een actie?).
Van de strijdradio wordt wel eens gezegd dat ze de elektronische pendant is van de stencilmachine. De Duitse Radio Zebra rekende uit dat de prijs voor een radiozender gelijk is aan de kosten voor het verspreiden van 10.000 vlugschriften.
Met opbouwradio wordt, ondanks de wat muffe welzijnswerkachtige bijklank, die radio bedoeld, die zich duidelijk ent op een doelgroep, om door een versnelde communicatie de sociologische evolutie van de groep te begeleiden of erop in te werken. Deze doelgroep hoeft niet geografisch omschreven te zijn. Het kan evenzogoed gaan om een leeftijdsgroep, een gedefinieerde samenleving (ziekenhuisomroep), enz...
Om de geografische nadruk van de term zendbereik te vermijden, spreekt men eerder van verzorgingsgebied. Het contact met de doelgroep komt immers niet enkel tot stand door territoriumafbakening (F.M. leent zich technisch overigens | |
[pagina 649]
| |
zeer goed tot nauwgezette afbakening van zendbereik) maar ook in de tijd (nachtprogramma's, programma op vrije schooldag, e.d.). Wat het hanteren van geografische normen betreft wordt trouwens geregeld gewaarschuwd voor de trend van de overheid om een verzorgingsgebied gemakkelijkheidshalve te laten samenvallen met een administratief gedetermineerd gebied (bijv. een provinciegrens). De meeste vrije radio's willen klinken als ontspanningsradio. Maar ook dit heeft geen absolute betekenis. De radio's met reclame-ambitie presenteren zich graag als ontspanningsradio, en politieke penetratie kan het best gebeuren via populair klinkende stations. In de huidige context tendeert men ernaar om op een fundamenteel onderscheid te wijzen in het nieuwe radioaanbod aan de hand van de termen vrije radio versus lokale radio. Met ‘vrije radio’ wordt de ontspanningsradio met al dan niet commerciële ambities aangeduid. De grootste van deze zenders (Contact - Capitale - Radio XIIes - Satellite) hebben zich trouwens verenigd in de GRIB voor Wallonië en Vebora voor Vlaanderen. Met de term ‘lokale radio’ wordt die radio bedoeld die zich een duidelijke communicatie-opdracht geeft. Deze radio's zijn verenigd in de ALO (Association pour la libération des Ondes) en in de jongere Vlaamse pendant de VEBEGa naar eind(5). | |
Vrije radio's in België.Hoewel België strikt genomen een lange voorgeschiedenis heeft op het gebied van de vrije radio (de meeste gewestelijke omroepen hebben een illegaal verleden...) begon de recente escaltie in maart 1978. Toen ontmoetten actievoerders die in Couvin (Charleroi) tegen een stuwmeer ageerden de Brusselse anarchisten van ‘22 mars’ op een congres in verband met Radio Libres in Parijs. ‘22 mars’ beschikte over een zendinstallatie, en uit deze ontmoeting ontstond Radio Eau Noire. In Frankrijk en vooral in Italië was het fenomeen vrije radio al veel vroeger op gang gekomen. In de herfst van 1978 begonnen de studenten van de UCL met Radio Louvain-la-Neuve. Deze zender had alleen de ambitie een ‘radio d'animation’ te zijn. Dit lokte begin 1979 weer als reactie het ontstaan van verschillende strijdradio's uit: CAN (Coördination anti-nucléaire); Les Amis de la Terre; Rock against Racism e.d.). Als overkoepelend orgaan werd de Association pour la Libération des Ondes (ALO) opgericht, met als Vlaamse tegenhanger de eerder genoemde VEBE. Een twaalftal grote radiostations, voor wie het er in hoofdzaak om gaat het BRT-RTBF monopolie te bestrijden, verzamelden zich in de GRIB met als Vlaamse pendant Vebora (Vereniging voor Belgische onafhankelijke radio's).
Hoewel de overheid ook in Wallonië prohibitief optrad, veranderde na een mislukte actie tegen Louvain-la-Neuve deze houding. Tijdens een anti-kernenergie-manifestatie zond CAN uit onder het oog van de rijkswacht. Toen in mei 1979 de politie twee zenders in Namen en Charleroi in beslag nam, wenste geen enkele politieke autoriteit de actie te dekken. De kabinetschef van het betrokken staatssecretariaat van de Franstalige gemeenschap zei zelfs de actie te betreuren.
Ook in Vlaanderen kwamen ondertussen vrije radio's van de grond. Zo was Radio Aktief erg bedrijvig bij de Gentse studentenprotesten tegen de verhoging van de inschrijvingsgelden. Op dit ogenblik zijn er een honderdtal vrije lokale radio's in Vlaanderen, waarvan sommige zich als streekradio tot een behoorlijk peil wisten op te werken. In tegenstelling met Wallonië werd in Vlaanderen door de diensten van Justitie | |
[pagina 650]
| |
echter strenger de hand gehouden aan de vigerende wetten. Opmerkelijk is de verschillende wijze waarop de radio-instituten reageerden op de nieuwe mediasituatie. RTBF had al geruime tijd een gedecentraliseerde structuur met 6 produktiecentraGa naar eind(6). Via de tweede radioketen brengen deze produktiecentra iedere ochtend (van 6.30 uur tot 9.00 uur) en in de vooravond een programma bestemd voor de eigen regio. Dagelijks zorgt een aparte redactie bovendien nog voor een regionaal magazine. Ook Brussel beschikt met Canal 21 over een eigen programma. Deels ingegeven door de concurrentie van de lokale radio, maar ook door het al van vroeger daterend besef dat de huidige produktiecentra veel te uitgestrekte gebieden moeten bedienen, kwam de RTBF-directie met het plan om het Waals grondgebied op te delen in 10 basis-regio's die ieder een eigen socio-culturele identiteit hebbenGa naar eind(7). In ieder van deze basisregio's zal een beperkte redactiestaf eigen zendaccomodatie krijgen. Nog voor januari 1982 komen alvast drie van dergelijke ‘lokale’ RTBF-stations in de ether. Voor het beheer van deze stations zoekt men trouwens contact met plaatselijke groepen die buiten de gemeentelijke politieke structuur staan en een pluralistische garantie kunnen bieden.
In Vlaanderen zenden de zogenaamde gewestelijke zenders uit via de nationale BRT-II-ontspanningsketen. Hierdoor is het voor die zenders niet mogelijk een duidelijk regionale kaart te spelen. Enige tijd werd overwogen om de gewestelijke zenders tijdens de middag een uur ‘ontkoppeld’ te laten uitzenden met telkens een zendbereik dat min of meer samenviel met de provinciegrens. Deels door budgetaire beperkingen, deels in het besef dat een provincie geen sociologisch homogeen gebied is dat een eigen radiobediening vraagt, gingen deze plannen in de koelkast. De Raad van Beheer van de BRT liet overigens weten zelf geen enkele ambitie te hebben op het gebied van lokale radio. Terwijl de nationale omroepen een houding zoeken in de nieuwe situatie blijkt uit een Sobemap-enquêteGa naar eind(8) dat 4 van de 10 Belgen geregeld een vrije radio beluisteren; 35% van de geenquêteerden vindt dat vrije radio moet worden bevorderd of vergemakkelijkt. De vrije radio-luisteraars waarderen vooral de aantrekkelijke muziek, het feit dat de presentatoren ontspannen klinken en dichter bij het publiek staan, en dat men ‘gelukkig minder over politiek spreekt...’. | |
Vrije, lokale en regionale radio in enkele Europese landen.Italië.Geregeld wordt naar Italië verwezen als de bakermat van de vrije radio. Italië wordt evenzogoed aangehaald als kwalijk voorbeeld van hoe bevrijding van de ether tot een chaotische toestand kan leiden. Op dit ogenblik telt Italië 6.500 lokale radio- en tv-stations die in de handen zijn van 2.600 eigenaars. Radio Milan International (vooral muziek, sportuitslagen, lokaal nieuws) kwam in 1974 als eerste in de ether. Hoewel oorspronkelijk zowel de PS, als de communisten en de christen-democraten bezwaren hadden tegen privatisering van de radio, steeg het aantal vrije radio's in de voorbereidingsperiode van de verkiezingen van juni 1976 pijlsnel. Een arrest van de Raad van State stelde in juli 1976 dat het monopolie van de RAI op geen enkele Italiaanse wet kan steunen. Vrije radio bleek en blijkt in Italië noch legaal, noch illegaal... In een minimum van tijd verloor de RAI 35% van zijn luisteraars aan het sedert het genoemde arrest steeds toenemende aantal vrije radio's van de meest uiteenlopende signatuur. | |
[pagina 651]
| |
Na vijf jaar blijkt dat de totale anarchie in het voordeel speelde van machtige commerciële groepen. | |
Engeland.De lucide wijze waarop Engeland steeds deskundige commissies instelt om het toekomstig mediabeleid richting te geven, bezorgde dit land in audiovisuele kringen groot aanzien. Het is dus veelbetekenend dat men op het eiland besliste om het net van 50 lokale radiostations (27 Independent Local Radio; 22 BBC) uit te breiden tot 107 (69 ILR en 38 BBC). De BBC zal bovendien nog een 30-tal zeer plaatselijke radiosteunpunten uitbouwen. In de jaren vijftig was de BBC al afgestapt van het concept van regionale radio ten gunste van meer kleinschalige stations. Na enkele korte experimenten werd in 1966 het sein op groen gezet voor een experiment van twee jaar met acht volwaardige stations. Pas na bewezen succes kwam een gestadig uitbreidingsproject op gang. Local Radio beschikt in Londen over een centrale redactie en een eigen trainingscentrum. De staf van de lokale radio's wordt steeds voor de helft ter plaatse gerecruteerd om contact met plaatselijke situatie te behouden. De lokale omroepen worden gefinancierd met nationale luistergelden. Van de oorspronkelijke medefinanciering door de lokale overheid zag men na twee jaar af. Sedert 1973 bouwde de Independent Broadcasting Authority een net van onafhankelijke lokale radio's uit, op commerciële basis. IBA produceert zelf geen programma's maar beschikt over zendapparatuur en geeft zendvergunning aan plaatselijke groepen van initiatiefnemers die met lokale commerciële radio willen beginnen. Met negen minuten publiciteit per uur hapte ILR voor 7,7% in het nationale publiciteitsbudget. Met een jaaromzet van 40 miljoen pond en 18 miljoen luisteraars bereikt ILR 51% van de potentiële lokale luisteraars. Local Radio moet het met 18% van de luisteraars stellen. Overigens heeft het overdadige Britse medialandschap niet kunnen voorkomen dat ook hier ruimschoots illegale radio bedreven wordt. Op een zondag kan men in Londen een tiental niet gelicentieerde zenders beluisteren. | |
Frankrijk.‘Dans l'histoire de France il y a toujours eu des moments où des hommes ont dû prendre des risques pour la liberté’. De stijl alleen al waarmee de toenmalige eerste secretaris van de PS François Mitterand in augustus vorig jaar zijn medewerking aan de uitzendingen van Radio Riposte vanuit het Parijse PS hoofdkwartier verdedigde, verraadt veel over de heftigheid waarmee in Frankrijk de strijd voor de vrije radio (‘des espaces de liberté’) gevoerd wordt. Frankrijk heeft steeds moeite gehad met het evenwicht tussen media en macht. Alleen al tijdens de vijfde republiek werden vijf verschillende statuten uitgewerkt. Na de opdeling van ORTF in 1974 kwam de radio in een ongemakkelijke boedelscheiding terecht. De regionale tv-keten FR-3 zou meteen ook zorg dragen voor regionale radio. Dit leidde tot een conflict met Radio France (RF). ‘Radio ne peut pas pousser à l'ombre de la télévision’, zo beet de toenmalige presidente van RF Jacqueline Baudrier van zich af, en zij besliste drie lokale radio-experimenten op gang te brengen, waaronder de Rijselse Fréquence Nord. Niet dat de buitenwacht zich veel gelegen liet aan het onderling gebakkelei van twee staatsomroepen. Regionale overheidsradio was voor hen slechts ‘un aspect décentralisé de ce monopole d'état’. Alle centrifugale krachten vonden elkaar in de Franse ether, en het Frankrijk van Giscard reageerde door peperdure stoorzenders in te schakelen en door haar gendarmes de apparatuur van bij- | |
[pagina 652]
| |
voorbeeld de Frans-Vlaamse Radio Uylenspiegel boos uit het raam van het klooster op de Kasselberg te laten keilen. Maar eigenlijk had Frankrijk geen poot om op te staan, want het was financieel nauw betrokken bij de grote perifere radio's waarvan het gul de zenders (Radio Monte Carlo) en produktiecentra (RTL) op eigen grondgebied duldde. Onverwacht deelde de toenmalige Franse minister voor cultuur Lecat tijdens het begrotingsdebat van december vorig jaar mee dat men een keten thematische radio's zou oprichten. Op de valreep opende President Giscard d'Estaing op 30 augustus in Le Bourget het eerste Franse jongerenstation ‘Radio-Jeunes-Ile-de-France’. De machtswisseling volgde, en het Franse radiomaquis wachtte met spanning af. Op 25 september 1981 nam de Franse Kamer een wetsvoorstel aan, waarmee tijdelijk uitzonderingen kunnen worden toegestaan op het staatsmonopolie voor radio-uitzendingen, mits de aanvrager niet meer dan één radiostation beheert (‘pas de radio Hersant’), geen publicitaire inkomsten beoogt (‘pas de radio fric’), een duidelijke boekhouding bijhoudt en niet verder zal uitzenden dan 30 kilometer. Teleurstelling bij een groot deel van de vrije radiomakers. Waar anders dan uit reclame moeten we fondsen halen, zo stellen ze. ‘5 minutes de publicité par heure, cela veut dire cinquante-cinq minutes d'émissions de création’ (Gilda la Radiopolitaine). Ondertussen droomt Radio France verder over 60 tot 90 lokale stations en heeft FR-3 een project klaar liggen voor regionale radio gespreid over het hele Franse grondgebied... Het grote Franse debat omtrent ‘l'audiovisuel’ is aangekondigd voor begin 1982. | |
Nederland.Ook in Nederland zijn vrije radio's te beluisteren: zwakke epigonen van Hilversum III, evenzogoed als de krakersradio De Grote Keyzer. Tegen de ‘illegalen’ wordt nauwelijks opgetreden, omdat ze ongrijpbaar zijn. ‘Het is toch dweilen met de kraan open’, klaagde staatssecretaris Smit-Kroes. Overigens beschikt Nederland al sinds lang over regionaal gestructureerde omroepen. Op dit ogenblik zijn er 6 regionale omroepen dagelijks enige uren in de etherGa naar eind(9), maar het zogenaamde Roos-plan om deze 6 omroepen uit te breiden tot 23 liep vertraging op. Streekradio werd opgevat als een welzijnsvoorziening afhankelijk van de regionale overheid. Maar regionale overheden letten op hun beurs, en zodoende... ‘Het beleid reist hier op een dienstfiets een eind achter de werkelijkheid aan’, stelt NOS-voorzitter Eric Jurgens vast. Recent vroeg het NOS-bestuur nog om uitbreiding van de regionale zendtijd met 50%. Op de eis van de overheid om deze eventuele uitbreiding te realiseren zonder uitbreiding qua budget en mankracht antwoordde de NOS-commissaris voor Regionale Omroep met deze merkwaardige mededeling: ‘Het vanouds gehanteerde uitgangspunt voor regionale omroepen, dat zij de bevordering van de culturele identiteit en de samenlevingsopbouw in de regio tot taak zouden hebben, onder de invloed van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen is achterhaald. De regionale omroep richt zich meer en meer op de actualiteit. Dat maakt een goedkopere werkwijze mogelijk’. | |
Het Belgisch model.Door de nadruk die we legden op het communicatieve aspect van de recente ontwikkeling gingen we al te achteloos voorbij aan het technisch probleem, dat het plotse gedrum op de FM-band met zich meebracht. Frequentiemodulatie leent zich uitstekend voor een nauwkeurig af te bakenen zendbereik, maar het toewijzen van frequenties is een zaak van | |
[pagina 653]
| |
internationaal overleg. Daarna is het zaak van de nationale overheid om een frequentieplan uit te werken waarbinnen de zenders elkaars signaal niet wegdrukken. In Frankrijk vroeg de overheid de verenigingen van vrije radio's onderling een frequentieplan uit te werken. Dit leidde tot chaotische vergaderingen (‘Coctaille vraagt Pomme dringend op de 99,2 te gaan!...’). In Vlaanderen werkten PTT-ingenieurs (PTT beheert in België het frequentiespectrum) een inplantingsrooster uit waarbij binnen de voor vrije radio beschikbare frequenties in een ideale situatie plaats zou zijn voor een 80-tal zenders. Wie zal hiervoor technisch een zendvergunning krijgen? In het Belgisch Staatsblad van 19.9.1981 verscheen een Koninklijk Besluit waarbij de minister van PTT de technische voorwaarden stipuleert waarbinnen een zendvergunning (duur 2 jaar) kan worden afgeleverd. Men opteert hierin voor een maximaal zendbereik van 8 km, wat bij de grote zendstations, verenigd in Vebora en GRIB op tegenstand stuit. 8 km is voor hen veel te krap. Voor hen biedt niet alleen het spectrum tussen 100 en 104 megahertz vrije radioruimte maar is er op de FM-band tussen 88 en 104 megahertz wel plaats voor 50 kanalen. De lokaal geïnspireerde VEBE en A.L.O. konden zich wel vinden in de technische normen, maar de prijs voor de vergunning (40.000 B.F. of circa f 2.700, keuringskosten inbegrepen) deed hen toch de wenkbrauwen fronsen. Zouden de decreten van de Waalse en Vlaamse raad (de media zijn geregionaliseerde materie) hen enige mogelijkheden bieden om inkomsten te verwerven? In juni 1981 al keurde de Waalse raad een decreet goed ‘fixant la reconnaissance des radios locales’. Om erkend te worden moet een lokale radio zich onder meer met een culturele en sociale opzet richten op een geografisch beperkt gebied. De lokale radio mag niet afhankelijk zijn van een professionele of politieke groep, geen lucratieve bedoelingen hebben, en geen deel uitmaken van een groter zendernet. Publiciteit is uit den boze. Lokale openbare besturen kunnen initiatieven nemen via hun erkende culturele structuren. Het decreet werd nog niet gepubliceerd, maar de GRIB verklaarde alvast het naast zich te zullen neerleggen. In de Vlaamse raad onderzocht de mediacommissie twee voorstellen (Kuypers en Grootjans) en een voorontwerp van decreet. Alle drie wensen ze dat van de zendmogelijkheden gebruik wordt gemaakt binnen een lokale en onafhankelijke context. Het voorontwerp wil dat, net als in het Waalse decreet, de aanvragen vooraf onderzocht worden door een op te richten Raad voor de lokale radio die de executieve adviseert. De aanvragers moeten trouwens een uitgebreide nota indienen waaruit duidelijk moet blijken welk gedeelte van de zendtijd gericht is op lokale informatie, en hoe ze het gemeenschapsleven en lokale initiatieven zullen bevorderen. Uiteraard is ook hier geen sprake van publiciteit!
Er wordt gezegd dat Frankrijk in voorbereiding op het voorjaarsdebat met grote belangstelling ‘le modèle Belge’ volgt. Maar de Neue Zurcher Zeitung vindt dat België zich niet liet hinderen door grondig empirisch onderzoek naar de werkelijke luisternood omtrent vrije of lokale radio. Men bepaalt de prijs van de vergunning, maar onderzoekt niet de behoefte en biedt geen concrete mogelijkheden, schrijft deze krant.
‘Alle diese Undeutlichkeiten und Doppeldeutigkeiten werden in einem Land wie Belgien nämlich nur dazu führen, dass der Staat zwar Erlasse und Gesetze erarbeitet, die, wenn man sie den daran interessierten Wählern richtig verkauft, | |
[pagina 654]
| |
einige Stimmen mehr versprechen, aber dass sich im Grunde genommen niemand an diese Erlasse und Gesetze zu halten braucht’Ga naar eind(10). | |
Tenslotte.Het is mijn overtuiging dat goede lokale radio een nuttige uitdaging kan worden voor de staatsomroepen om hun ‘openbaar nut’ duidelijker waar te maken. Lokale radio's zullen ongetwijfeld de mediadrempel voor potentieel talent verlagen. Zij kunnen de nationale omroep dwingen om zich geografisch beter te organiseren, om ook het gebied tussen loco en natie radiofonisch te bedienen. Zij kunnen de behoefte aan een gedegen informatienet aanscherpen, want voor hen geldt niet in de eerste plaats ‘de donner la vérité, mais de donner la parole’. Door hun lokale culturele animatie maken ze voor de staatsomroepen de opdracht vrij om zich te gedragen als culturele gangmakers. Van de staatsomroepen mag men verwachten dat zij het risico zullen nemen om nieuwe vormen van radiocommunicatie uit te testen. Voor deze vijf artikelen van geloof in lokale radio geldt slechts één dogma: dat men lokale radio de volwaardige kans geeft met behoorlijke zendtijd, professionele bemanning en voldoende inkomsten binnen een duidelijke structuur. Anders krijgen we een warrig en nutteloos geheel dat The Guardian, schrijvend over het veel geroemde Angelsaksische radiolandschap, omschreef als ‘a patchwork more than a network...’.
Voor de huidige akoestische chaos geldt wat René Clair ooit van een van zijn films zei: ‘Cela ne plait à personne, sauf au public...’. |
|