misschien is Van der Meulen bang geweest voor het invoeren van een brave-Hendrikken-mentaliteit. Daar is wel in te komen. Een jeugdfilm blijft evenwel een jeugdfilm en hoe je het ook draait of keert, ook in de meest schelmse bedenksels keert het pedagogisch element terug. Zelfs in de genoemde contrastering bij Van der Meulen. En als je opvoedkundig bezig bent, dan moet je dat all-round zijn en niet selectief. Maar laten we er niet te veel zwaarwichtigheid aan vastknopen.
Dat hoeft ook niet bij Wim Verstappens jongste creatie, onder inspiratie van de door Verstappen zeer bewonderde auteur Simon Vestdijk, Het verboden bacchanaal. Met enige uitdagendheid heeft Verstappen gezegd, dat hij de handschoen heeft willen opnemen met Buñuel, m.n. diens films Belle de jour en Le fantôme de la liberté plus Le charme discret de la bourgeoisie, beide laatste films door Verstappen samengevat onder de titel Les chemins de la liberté.
Verstappen is een redelijk denkend man, met voldoende zelfkennis om eigen werk en eigen kunnen in relativerend perspectief te kunnen zien. Als hij nu gewaagt van wedijver met Buñuel, dan zal hij zeker niet aan enige vormvergelijking hebben gedacht. Dat zou al te lachwekkend zijn geweest. Vermoedelijk heeft Verstappen het oog gehad op het thema van de erotische vrijheid; door Buñuel in de genoemde films behandeld met een soevereine ironie, die nauwelijks enige weerga kent. Verstappen heeft, onder invloed van zijn gevoel voor Vestdijks speciale ironie (burgerlijker en, in vergelijking met Buñuel, typisch niet-Latijns), naar een vergelijkbare versie gezocht van een erotische vrijheid. Vergelijkbaar met Buñuel, maar Verstappens versie is zowel qua verhaalinhoud als qua filmische vorm armtieriger.
Uit ‘Het verboden bacchanaal’ van Wim Verstappen.
Niet door verschraling maar juist door aandikking en vergroving.
Het verhaal gaat over een mislukt sexfuifje van een viertal echtparen, dat geregeld wat bandeloos verlopende avondjes organiseert. Kinderen van de echtparen zijn van enige afstand getuigen van het vrije vrijgedoe van de ouders plus de ‘ooms en tantes’. Volgens uitlatingen van de makers zouden die kinderen dramatisch het beeld moeten opleveren van taboe-doorbreking. Daar is geen sprake van. De enige band tussen de kinderen en de vrij gevochten volwassenen is het toekijken. Statisch als bij een boertig schilderijtje van een moraliteit. Een moraliteit; want even sterk als de monkeling van de vrijheid is de monkeling van het ‘gewaagde’. In Buñuels versies (ook in andere films van hem) is de vrijheid autonoom, staat zij boven de mens die zich er aan moet conformeren (wat sommigen wel en anderen niet lukt). In Het verboden bacchanaal bestaat vrijheid uit het breken met conventies, uit verzet. Zij is een oneigenlijke, moralistisch anti-moralistische vrijheid. In laatste instantie even onvrij als morele conventie.
De film Een vlucht regenwulpen, door Ate de Jong gemaakt naar het gelijknamige boek van Maarten 't Hart, heeft bij het gemiddelde bioscooppubliek een ontvangst gekregen, die plezierig spoort met het succes dat de oorspronkelijke auteur met zijn boek heeft gehad. Het wezenlijk kenmerkende van het door 't Hart gecreëerde werk is, de bemijmering. Bemijmering van verleden en heden, onder de stimulerende inwerking van natuurervaringen en voorvallen uit de jaren van de jeugd, in nevelige schakeringen van moederbinding en religie. Deze aspecten zijn door Ate de Jong welbewust buiten zijn film gehouden. Omdat ze verstorend zouden (kunnen) inwerken op het actie-patroon. Hij heeft daarin niet helemaal gelijk gehad, omdat het overbrengen van bemijmering naar actie onvermijdelijk verlies aan persoonlijkheid met zich brengt. Het klankbord van het instrument vibreert niet meer. Of in elk geval te weinig.
Het verhaal, zoals De Jong het voor zijn film heeft ge(re)construeerd, heeft als uitgangspunt een angstdroom van de professor in de biologie, Maarten. Deze Maarten dreigt een dodelijke val