Franse staat haar centraliserende invloed over de veroverde provincies uitbreidt en het regionalisme gaat weren. Op het niveau van de taal is de verfransing zowel linguïstisch als sociaal. Zo voert de koning tegen de Nederlandse taal een assimilatiepolitiek die zich op dat ogenblik tot de elite richt. Volgens Lambin zal het nog tot de 19e eeuw duren alvorens de oppositie tegen Frankrijk verdwenen is.
Met het welbehagen van de regionalist constateert de auteur in de slotpassage dat de culturele en linguïstische particularismen in het Noorden aan een herleving toe zijn. Met zijn studie breekt hij impliciet voor datzelfde regionalisme een lans.
De grote verdienste van Quand le Nord devenait français (1635-1713) zit dan ook in het concept van waaruit het is geschreven. Historici zullen er geen nieuwe thesen in aantreffen. Lambin is via de gevestigde waarden tot de bronnen teruggekeerd met de bedoeling ten behoeve van het grote Frans-Vlaamse publiek eens alles bijeen te brengen en het verkeerde beeld dat sommigen nog hebben recht te zetten. Ook stilistisch schrijft hij naar dat grote lezerspubliek toe: het werk is immers uiterst gemakkelijk toegankelijk. Het heeft zelfs iets weg van een roman. Dat Lambin bepaalde historici ongenuanceerd overneemt, zullen sommigen ongetwijfeld als een beperktheid aanvoeren. Dat geldt ook voor enkele oppervlakkigheden, zelfs onjuistheden, of enkele stukken die ver van het eigenlijke onderwerp afzitten. Het gaat echter niet op deze elementen eenzijdig tegen Lambin en zijn boek uit te spelen.
Jean-Michel Lambin, Quand le Nord devenait français (1635-1713), Ed. Fayard, Paris, 1980, 339 blz.
Onlangs is ook de monografie La mer et les hommes. Pêcheurs et matelots dunkerquois de Louis XIV à la Révolution van Alain Cabantous verschenen. Ze gaat terug op een proefschrift van dezelfde auteur nl. Les gens de mer de Dunkerque à l'époque moderne: étude sociale. In dit stuk Duinkerkse maritieme geschiedenis valt het op hoe de auteur er als statisticus in slaagt zijn rigoureus cijfermateriaal te laten interfereren met een ruime belangstelling voor het meer irrationele, meer bepaald de angstneurose rond leven of dood die het werk heel sterk karakteriseert.
Alain Cabantous, La mer et les hommes. Pêcheurs et matelots dunkerquois de Louis XIV à la Révolution, Westhoek-Editions, Dunkerque, 1980, 351 blz.
‘Depuis des années des hommes et des femmes de bonne volonté se battent pour que les habitants de la Flandre française prennent conscience de leur identité culturelle spécifique, et l'ampleur et de la qualité de notre patrimoine commun. Ils affirment avoir droit à la différence sans pour autant renier leur appartenance à l'Entité France. Ils veulent faciliter cette reconquête de la mémoire collective flamande.’ Enkele veelzeggende zinnen van burgemeester Jean Delobel van Belle die Eric Vanneufville en zijn nieuwste publikatie Apprenons notre histoire de Flandre inleiden.
Dit merkwaardige, op het eerste gezicht erg bescheiden boekje, is bedoeld voor de Frans-Vlaamse schoolgaande jeugd. Dit laatste is de verklaring voor een uiterlijke vormgeving die opvalt door dertien korte hoofdstukjes, door samenvattingen en vragen of oefeningen aan het einde van elk hoofdstukje, door een groot, makkelijk leesbaar lettertype. Ook enkele selectieve illustraties en kaartjes wekken een aangename indruk. De eigenlijke inhoud wordt aangevuld met 40 bladzijden documenten en teksten achter in het boek. Het eigenlijke corpus is een substantiële synthese van de geschiedenis van Frans-Vlaanderen gezien vanuit het Noorden, niet vanuit Parijs. Vanneufville maakt tabula rasa met vroegere etatistische historische benaderingen en heeft slechts oog voor de historische pluraliteit van de Franse Nederlanden.
In het werk zitten enkele cultuurhistorische foute gegevens. Hadewych bijvoorbeeld is niet een mysticus, wel een mystica. Ze hoort thuis in de 13e eeuw. Karel V mocht best gelicht worden uit het hoofdstuk gewijd aan de Bourgondische hertogen. Van een regionalist in hart en nieren had ik ook niet verwacht dat hij zijn evaluerend commentaar op de Frans-Vlaamse Beweging zou afbreken vóór de periode waar precies iets meer over te zeggen was.
De eigen geschiedenis begint de Frans-Vlamingen steeds meer te boeien. Apprenons notre histoire de Flandre blijkt makkelijk zijn weg te vinden naar het Frans-Vlaamse publiek, dat zich zeker niet beperkt tot de schoolgaanden.
Eric Vanneufville, Apprenons notre histoire de Flandre, Lille, 1980, 128 blz., 35 FF.
Tegen het einde van 1980 zijn ook een tweetal fotoboeken over het Noorden verschenen. Eén ervan heet Lumières du Nord van René Marécaux en Michel Marcq. Fotograaf Marécaux heeft ervoor gezorgd de clichés waarmee het Noorden geassocieerd wordt te vermijden om tot een osmose te komen met een natuur die hier suggestief poëtisch is. De teksten van Michel Marcq ademen eenzelfde zachte poëzie.
René Marécaux en Michel Marcq, Lumières du Nord, gedrukt in Zwitserland, 1980, 125 blz.
André Stil en José Dupont, Paysages et gens du Nord, Ed. Chêne, 1980.
Deze reeks publikaties besluit ik met Le Nord d'hier et de demain van Pierre Pierrard. Met ‘le Nord’ bedoelt de auteur het Noorden van Frankrijk sensu latiore; het omvat de departementen Nord, Pas-de-Calais, Somme. Pierrard heeft gewerkt op die