gustus 1980, die aan de Vlaamse en Waalse regionalisering vorm geeft, hebben het Brusselse hete hangijzer nog niet aangeraakt. De werkgroep Politiek geeft in afwachting daarop de Vlaamse politici volgende basisideeën mee:
- Het Brussels territorium blijft definitief beperkt tot de 19 gemeenten.
- In de politieke structuren van de hoofdstad moeten de Vlamingen de pariteit op uitvoerend vlak verkrijgen, als uitdrukking van evenwaardige gelijkberechtiging, en als compensatie van de nationale pariteit op regeringsvlak.
- In de gemeente- en OCMW-organen moet de minst talrijke taalgroep over een minimumvertegenwoordiging van 1/3 van de mandaten beschikken.
- In de Colleges van Burgemeester en Schepenen, evenals in de OCMW-bureaus is paritaire samenstelling de regel.
- Zowel in de raden als in het college en in het OCMW-bureau der Brusselse gemeenten zijn de taalgroepen afzonderlijk bevoegd voor de aangelegenheden die hen rechtstreeks aangaan, nl. voor de culturele en persoonsgebonden materies.
- De culturele autonomie moet tot op gemeentelijk vlak worden doorgetrokken.
- Vooral inzake de OCMW-toestanden moet een wettelijke regeling getroffen worden om de huidige schandelijke discriminatie van de Vlamingen in de Brusselse gemeenten uit te schakelen.
- Omtrent de fusie is er een gedeelde opstelling in de werkgroep. Een kleine meerderheid kiest voor één grote stad, met vereenvoudiging in de bestuursgroep. Een kleine meerderheid opteert voor 6 à 10 gemeenten, om al te grote machtsconcentratie te vermijden.
- Het advies omtrent de subnationaliteit is ook verdeeld. Tegenstanders vrezen dat door een ‘gedwongen keuze’ tussen de twee gemeenschappen de halfverfranste Vlamingen definitief uit de Vlaamse gemeenschap losgehaakt worden, terwijl de voorstanders stellen dat de subnationaliteit een duidelijke tweeledigheid in de gemeenschapsstructuren bezegelt.
- Beperking van de toekomstige bevoegdheidsniveaus tot drie: organen bevoegd voor het gehele Brussels gebied, organen bevoegd voor de culturele-, onderwijs- en persoonsgebonden materies per gemeenschap, de zuiver plaatselijke besturen (gemeenten en OCMW).
- Voor de verkiezingen moeten er volledig taalgesplitste kieslijsten worden samengesteld.
- Voor de Brusselse gerechtelijke structuur wordt een eigen orde van advokaten bij de Brusselse balie gewenst.
In de slottoespraak zinspeelde Omer Mommaerts, voorzitter van het congresbureau, op de ‘vorming tot kritisch burgerschap’. ‘In dit kader dient ook dringend een historische fout hersteld te worden. Het is mijn grondige overtuiging,’ zei Mommaerts, ‘dat de strijd van de Vlamingen gedoemd is tot verschrompeling als de strijd om culturele ontvoogding niet eng verstrengeld is met de sociale strijd’.
Uit dit al te bondige grasduinen in de slotrapporten kan men gerust afleiden dat dit tweede congres een gefundeerde aanbreng geleverd heeft voor de konkrete uitbouw van de Vlaamse gemeenschap te Brussel. Hopelijk inspireert het eigen overvloedig denkwerk van dit congres het verdere handelen van de Vlaamse politici inzake het Brusselse ‘probleemgebied’.
Godfried van de Perre.
Vanaf eind februari 1981 is het congresverslagboek met de volledige syntheserapporten verkrijgbaar op het secretariaat van het Congres Brusselse Vlamingen, Kroonlaan 16 te 1050 Brussel, 350 BF.