Publikaties
Het boek van België.
1980 is het jaar van België, ook al wordt precies dit jaar de unitaire staat verder afgebouwd. Radio en televisie, krant, tijdschrift en boek hebben het publiek een stroom van informatie aangeboden. Tot het beste hiervan behoort het door Frans Boenders samengestelde Het Boek van België. Een controversieel portret van cultureel België.
Het boek stelt ons land voor gezien door 17 figuren die elk op hun vakgebied 150 jaar geschiedenis hebben geëvalueerd. Een kritisch beeld is daarvan het resultaat en niet een gevleid zelfportret dat bij dergelijke feestelijke gelegenheden zo graag wordt opgehangen. De artikelen die dit werk bevat kunnen in drie categorieën worden ondergebracht: politiek, maatschappij en kunst. Gezien ze een periode van 150 jaar overspannen zijn ze uiteraard historisch van aanpak.
De origineelste bijdrage van de eerste categorie en tegelijk van het hele boek, vooral omwille van de visie en de ontwikkelde gedachtengang, is het artikel Oorsprong van Belgiës eigenheid en mentaliteit: een historische kijk. Reginald de Schryver zoekt in de eeuwen voor 1830 een Belgische eigenheid die de opstand van 1830 onvermijdelijk maakte. Dit is geen anachronistische geschiedschrijving. Integendeel, met dat soort van typisch 19de-eeuwse belgiscistische geschiedschrijving waarvan Pirenne de onovertroffen kampioen was, rekent de auteur af. Voor de Franse annexatie van 1794 geven de historische atlassen evenwel gedurende twee eeuwen van Habsburgse souvereiniteit, een eigen Zuidnederlandse vlek te zien. Volgens de auteur hebben de belgicistische historici die beweerden dat we toen onder vreemd juk leefden, dynastie met natie verward en onvoldoende begrepen dat de Zuidelijke Nederlanden in deze periode een eigen gezicht en een ‘Belgische’ traditie hebben ontwikkeld. Deze traditie hebben het Franse bewind en de hereniging met Nederland, die nochtans door de Europese grootmachten gepatroneerd was, niet ongedaan kunnen maken. In ieder geval een boeiend en intelligent geschiedfilosofisch artikel.
In De Nederlandse gedachte in Vlaanderen bespreekt Adriaan Verhulst de Nederlandse, de Grootnederlandse en Heelnederlandse gedachte, termen die gewoonlijk door elkaar worden gebruikt, maar niet dezelfde lading dekken. Hij komt tot de conclusie dat de gedachte aan politieke toenadering van Nederland en België/Vlaanderen, zoals in het neerlandisme en groot-neerlandisme, bij de Vlamingen aanwezig was in de periode van 1830 tot 1870 en tijdens het interbellum, periodes waarin machteloosheid en frustratie overheersten. Wanneer het Vlaamse bewustzijn en de eenheid in Vlaamsgezinde kringen groeit, zijn er aan de culturele toenadering tot Nederland geen politieke bijgedachten verbonden zoals tijdens de periode van 1870 tot 1914 en de na-oorlogse periode.
Herman Balthazar laat zich ook met het flamingantisme in. In het artikel De identiteit van het flamingantisme onderneemt hij een poging om het fenomeen flamingantisme via historische en sociologische weg te omschrijven.
De Waalse Beweging, die als reactie op de Vlaamse ontstond, behandelt Georges-Henri Dumont in De Waalse identiteit en haar bewustwording. In de Waalse Beweging hebben, in tegenstelling tot de Vlaamse, de katholieken een marginale rol gespeeld, op de Fransdolle priester Mahieu na die door zijn extreme stellingen tijdens het interbellum een hypotheek legde op de vitaliteit van de beweging. Hij relativeert ook de betekenis van de Koningskwestie voor het nationaliteitenvraagstuk door erop te wijzen dat er evenzeer een tegenstelling tussen agrarische en industriële centra in meespeelde. Tot de eerste categorie van artikelen behoort ook nog het encyclopedische artikel Het socialisme, een humanitaire droom waarin Michel Oukhow de groei en de ontwikkeling van het socialisme schetst.
Tot de categorie ‘kunst’ behoren Architectuur en stedebouw in België (Francis Strauven), De tijd van de Jugendstil (Jacques-Grégoire Watelet), 150 jaar schilderkunst (Roger Avermaete) en Theater en volk (Alfons van Impe). Deze laatste komt tot de slotsom dat de jaren 20 het belangrijkste decennium is geweest van de Vlaamse theatergeschiedenis. Figuren als De Gruyter, De Meester en Teirlinck hebben in deze periode waarin het toneel inspeelde op het streven van het bewuste deel van het Vlaamse volk, verwezenlijkingen tot stand gebracht die zijn blijven nawerken. Tot deze categorie behoort ook Daniël Robberechts' Brussel, een geboortestad, een creatiefliteraire bijdrage die in het verlengde ligt van zijn werken Aankomen in Avignon en Praag schrijven, waarin telkens een stad het literaire object van zijn schrijven is. Een andere tekst met literaire aspiraties is Een schrijver ziet België. ‘Bluf en geblaf, een wondervleugje anarchie en een overvloed aan mentale slagroom, ziedaar’ van Ivo Michiels. Een geestig artikel waarin Michiels met milde ironie schrijft over wat Frans Boenders in zijn inleiding ‘de prettige kanten van de middelmaat’ noemt. De middelmaat is zo prettig, zegt Michiels, dat men zich niet voortdurend kan ergeren aan wat ons nu echt ontbreekt: een onafhankelijke pers, een combattief geestelijk en artistiek leven, ideologisch pluralisme, felle polemieken en gefundeerde kritiek.
In de categorie ‘maatschappij’ kunnen de overige artikelen wor-