Ons Erfdeel. Jaargang 23
(1980)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 645]
| |
[Nummer 5]De actuele situatie van de neerlandistiek in de Duitse Bondsrepubliek
| |
[pagina 646]
| |
niet verkeerd op: in vele deelstaten staan alle neerlandici, of afzonderlijke docenten steeds opnieuw op de bres om ‘regionale’ en persoonlijke belangen te verdedigen. Maar pogingen om een gecoördineerde politiek op te bouwen, zijn tot nu toe zonder tastbaar resultaat gebleven. Er wordt te weinig aandacht besteed aan de uitwerking van toekomstperspectieven op korte en lange termijn. Duitse ambtenaren kijken soms verwonderd op als men hen vertelt dat de neerlandistiek een volwassen filologische discipline is. Deze anachronistische reactie heeft vele oorzaken. Maar men moet ook durven vast te stellen dat de neerlandisten hier vaak zelf in gebreke gebleven zijn. Het forum voor de uitwerking van toekomstperspectieven zou de jaarlijkse vergadering van de docenten moeten zijn. Maar deze vergadering is vleugellam ten gevolge van interne meningsverschillen. Ik noem enkele punten van onenigheid. Moet deze bijeenkomst het hele Duitse taalgebied (incl. DDR, Oostenrijk, Zwitserland) omvatten, of dient zij zich te concentreren op de Duitse Bondsrepubliek? Is het wenselijk om studenten uit te nodigen? Welke verdeelsleutel kan men dan hanteren? Mogen studenten bij alle resoluties hun stem uitbrengen? Hoe moet het stemrecht in het algemeen geregeld worden? Wat is de voertaal op de vergadering? Wie stelt de agenda vast? Een academische vragencatalogus, die toch laat zien dat er bij de vaak jonge en voortdurend wisselende neerlandisten toch wel een behoefte bestaat aan een goed functionerende vereniging. Een degelijk voorbereide poging om tot oprichting daarvan te komen, werd evenwel regelrecht geblokkeerd door de vertegenwoordigers uit een paar deelstatenGa naar eind(3). Zoiets is mogelijk, omdat de vergadering niet over vaste spelregels beschikt. Een betreurenswaardige vicieuze cirkel. Toch lijkt hier een kentering op komst. Steeds meer docenten luchten hun ongenoegen over de ondoeltreffendheid van deze bijeenkomstenGa naar eind(4). En in Nordrhein-Westfalen (met een derde van alle docenten Nederlands!) zou men met het opruimen van de vragencatalogus geen moeite hebben. Ik heb goede hoop dat de neerlandisten weldra zullen ophouden met achter de feiten aan te hollen, als het erop aan komt de status en de concrete omstandigheden van hun vak te behartigen. Dat is ook dringend nodig. Deze brok neerlandistiek ‘extra muros’ is een hemel van vaste sterren, meteoren en meteorieten, die een waakzame sterrenwacht nodig heeft. Men kan deze taak niet overlaten aan de diensten van Internationale (Culturele) Betrekkingen in Brussel en Den Haag, en aan de Cultuurattachés. Hoewel ik zeer veel respect heb voor het werk dat ik deze mensen zie verrichten - zonder hun grote inzet zou dit overzicht er véél somberder uitzien! - moet ik toch vaststellen dat diplomaten en filologen hun specifieke werkterreinen, mogelijkheden en grenzen hebben. De sterrenwacht is er voor de sterren. Maar dan moeten de neerlandisten dat ook zelf willen. Ik meen dat er een docentenvergadering moet komen, die de rechtspositie en de functie van de lectoren, en de problemen rond de status van de neerlandistiek aanpakt, en bovendien besluit tot opbouw en bediening van een klein informatiecentrum. Ik laat zien hoe belangrijk zo'n informatiebankje zou zijn. Geen enkele instantie beschikt op dit ogenblik over een op heden bijgewerkt overzicht van de plaats die de studie van het Nederlands bekleedt in de studieregelingen van de verschillende universiteiten. De positie van het Nederlands in de structuur voor de academische- en staatsexamens is een weerspiegeling van de betekenis die van Duitse zijde aan de studie van deze taal wordt toegekend. Het | |
[pagina 647]
| |
is bekend hoezeer de waardering voor vreemde talen juist in onze tijd aan schommelingen onderhevig is. Vooral de mogelijkheden om een tweede vreemde taal te bestuderen, dreigen het slachtoffer te worden van bedenkelijke overwegingen. Ik zal verder nog aantonen dat de structurele status van het Nederlands in een aantal gevallen ontwikkelingskansen kan bieden. Een overzicht van deze gedifferentieerde status wordt nu in Keulen voorbereid. Dat is onmisbaar om met Duitse instanties te onderhandelen over een verbetering van de positie van het Nederlands. De filologie van het Nederlands is welhaast altijd georganiseerd als een sectie van de germaanse filologie. Binnen dit kader ressorteert zij onder de bevoegdheid van een hoogleraar of een dekaan. Wie deze hoogleraren en dekanen zijn, is niet altijd bekend. Dat leidt tot contactarmoede, en tot verrassingen als één van deze leerstoelen plots vacant is. Wat overblijft, is een geïsoleerde, in zijn rechtspositie vaak kwetsbare persoon: de lector. Dat is geen hersenschim. Het is brandende actualiteitGa naar eind(5). Ook aan dit overzicht wordt gewerkt. Het informatiebankje zou bovendien over een contracten register moeten beschikken. Het maakt immers heel wat uit of een lector in tijdelijke of in onbeperkte dienst is aangesteld. Is de aanstelling slechts tijdelijk, dan dreigt het aflopen van het contract soms tevens het einde van het vak te worden. Juist ook daarom is het zo verontrustend, dat er sinds kort een onmiskenbare tendens bestaat om lectorencontracten meteen te beperken tot twee of drie jarenGa naar eind(6). Uit deze voorbeelden blijken de betekenis van een ‘sterrenwacht’ en... het genoemde tekort aan slagvaardigheid. De jaarvergadering zou er goed aan doen om van de controle van deze gegevens een vast agendapunt te maken. En bovendien zou zij zich met andere, aan de bredere actualiteit gebonden probleemgebieden moeten bezighouden. Een gemiste kans is de invoering van het nieuwe ‘Hochschulgesetz’ geweest. In deze wet op het universitair onderwijs wordt over ‘lectoren’ niets meer gezegd. In allerlei ambtelijke stukken heten deze docenten plots ‘Lehrkräfte für besondere Aufgaben’. M.i. is er geen twijfel mogelijk: hier wordt in ambtenarenduits geknaagd aan de actuele positie van onze lectorenGa naar eind(7). Op dit ogenblik hecht de Duitse overheid plotseling veel waarde aan de ‘Principles governing the position of modern language lectors abroad’, uitgewerkt door de Raad van Europa. Ik meen dat men hier het profiel van de ‘Lehrkraft für besondere Aufgaben’ heeft gevondenGa naar eind(8). Uit het perspectief van de neerlandistiek in de Duitse Bondsrepubliek is dit standaardmodel voor een ‘Europese’ lector niet gunstig. Ik bespeur hier het gevaar van een niet gewenste nivellering, die vooral de tweede vreemde taal, de kleinere talen, bedreigt. Ook de discussies over de plaats van vreemde talen en over het profiel van de taalleraar dient men op de voet te volgen. Tegen deze achtergrond is de twist over de academische vragencataloog een waardeloos gevecht tegen windmolens.
Een negatieve ontwikkeling van de neerlandistiek in de Duitse Bondsrepubliek zou ernstige schade toebrengen aan de Duitse belangstelling voor taal en cultuur in Nederland en Vlaams België. Terwijl ik dit artikel voorbereid, staan de Duitse media toevallig bol van informatie over gebeurtenissen in het Nederlandse taalgebied: de raketten kwestie, de moeilijkheden rond de Belgische staatshervorming, het aftreden van koningin Juliana, de zaak Schillebeeckx, de bisschoppensynode. Maar dit beeld bedriegt. Ik citeer - exemplarisch - uit de krant van vandaag. Het artikel verschijnt naar aanleiding van het | |
[pagina 648]
| |
bezoek van de bondskanselier in BrusselGa naar eind(9). ‘Belgien... ist ein weitgehend unbekannter Nachbar... Auch über die inneren Verhältnisse ist nicht viel bekannt... Das geringe Interesse an Belgien steht in erstaunlichen Gegensatz zu der wirtschaftlichen Bedeutung, die das Land für die Bundesrepubliek hat. Nach Frankreich und Holland ist es mit einem Umsatz von rund 45 Milliarden Mark unser drittgrösster Handelspartner. Es liegt damit vor Italien, Gross-britannien und den Vereinigten Staten’. Duidelijke taal, die door de dagelijkse ervaring van Nederlandstaligen in de Duitse Bondsrepubliek voortdurend bevestigd wordt. Het artikel lokte heel wat reactie uit: over de positie van de Duitstaligen in België... Een Duitse romanist, met bijzondere belangstelling voor het wel en wee van de vreemde talen, noemde het Nederlands onlangs ‘eine exotische Tertiärsprache’! Een derderangstaal, uit een ver en vreemd land. Bij de kwalificatie ‘tertiair’ kan ik me nog wel iets voorstellen: ook hij verdedigt de voorrangspositie van Engels en Frans, en laat Nederlands optrekken met talen als Spaans en Russisch. Maar waarom is het Nederlands een ‘exotische’ taal? Ik tekende de uitspraak op in Keulen; en wellicht weet deze man dat slechts 0,6% van de middelbare scholieren in Nordrhein-Westfalen Nederlands studeren: overigens een toename met 30% ten opzichte van 1978. Maar ook dan is ‘exotisch’ niet het juiste woord. Het Nederlandse taalgebied ligt voor hem ver weg, niet in geografisch opzicht, niet als trekpleister voor toeristen, maar als maatschappelijke en culturele realiteit. In de Duitse Bondsrepubliek is men soms blij dat de Nederlandse stam ook een verleden heeft. Al kon ik hier onlangs nog lezen dat de Nederlandse letterkunde begonnen is met Vondel... een Keulenaar! Toch zullen sommige filologen ook lichtpunten zien in de uitspraak van de romanist. Hij beschouwt het Nederlands immers niet meer als een dochtertaal van het Duits of als een groep van Duitse dialecten. Er zijn de laatste tijd van bevoegde zijde rake en behartigenswaardige dingen geschreven over deze Duitse vooroordelenGa naar eind(10). En ik heb de indruk dat deze vooroordelen enigszins op de terugtocht zijn. Een meer dan twintigjarige schooltraditie in Nordrhein-WestfalenGa naar eind(11), en het feit dat jaarlijks honderden Duitsers studeren onder de leiding van neerlandisten, moet wel langzamerhand de vitaliteit van deze vooroordelen aantasten. Het is een hartverwarmende ervaring, als Duitse studenten zélf protesteren tegen denigrerende uitlatingen van Duitse zijde over de Nederlandse taal en cultuur. Een grove opmerking, als zou de katholieke Kerk in Nederland niets beter hebben kunnen bedenken dan de vervanging van het Latijn door ‘das karge Niederländisch’ werd door studenten in Keulen als schaamteloos ervarenGa naar eind(12). Er zijn overigens nog meer tekenen die op een langzame kentering wijzen. In haar eindrapport legde de ‘Studienreformkommission’Ga naar eind(13) het vakgebied ‘Landeskunde’ alleen voor de filologie van het Nederlands vast als een verplicht studiegebied. De germanisten volgden hier unaniem het voorstel van de neerlandisten. Zij lieten zich overtuigen door de volgende argumenten: de bijzondere verwantschap tussen Nederlands en Duits, de nabijheid van het Nederlandse taalgebied, de zeer sobere informatie in de Duitse media. En nu maar wachten op de beslissing van de bevoegde minister. Voortgaande op de ervaring in Keulen, stel ik vast dat de belangstelling van de studenten voor de colleges ‘Landeskunde’ van Vlaanderen en Nederland bijzonder groot is. De nieuwe wetgeving voor de lerarenop- | |
[pagina 649]
| |
leiding in Nordrhein-Westfalen (1974) heeft ertoe geleid, dat studenten in Keulen en Munster aanspraak mogen maken op een brede en diepgaande opleiding in de filologie van het Nederlands. Men mag verwachten dat de pioniers van het Nederlands in het onderwijsGa naar eind(14) geleidelijk voor de nieuwe opgaven gekwalificeerde opvolgers zuilen vinden in de nieuwe generatie van leraren. Volgens de actuele tendens zullen vanaf 1981 in Keulen en Munster samen 3 à 6 leraren Nederlands hun universitaire studie voltooienGa naar eind(15). En dat is voldoende om in de behoefte te voorzien. Het is niet uitgesloten dat ook in de deelstaat Niedersachsen een gelijkaardige ontwikkeling plaatsvindt. In 1979 heeft het Nederlands voor het eerst postgevat in de ‘Schülerwettbewerb Fremdsprachen’Ga naar eind(16). Eén kandidaat is niet veel. Maar ik heb van dichtbij ervaren hoe de verantwoordelijken voor andere vreemde talen het Nederlands ‘ontdekten’ en met vreugde begroetten. Het belangrijkste feit is uiteraard de erkenning van de neerlandistiek als een autonome en volwaardige wetenschapsdiscipline, door de oprichting van leerstoelen in Keulen en Münster, evenals in Berlijn en OldenburgGa naar eind(17). Duitse studenten kunnen er neerlandistiek kiezen als hoofdvak voor het staatsexamen en de academische examensGa naar eind(18). De neerlandistiek is zelfstandig geworden. De wetenschappelijke activiteiten van deze leerstoelen zullen in niet geringe mate het aanzien van de neerlandistiek in de Duitse academische wereld bepalen. Met deze ontwikkeling tot zelfstandigheid zijn nieuwe problemen ontstaan. Zij komen nog aan de orde bij de systematische beschrijving van de neerlandistiek in de afzonderlijke deelstaten. Vooraf wil ik echter de positie van de eenmanslectoraten onderzoeken. Misschien kunnen deze in de toekomst voordeel halen uit de erkenning van de neerlandistiek als autonome filologische discipline. Deze eenmanslectoraten zijn opgericht als dienstverlenende secties van de Germaanse filologie. Zij ressorteren onder de afdeling ‘Toegepaste Taalwetenschap’ (waar de neerlandistiek een - niet rooskleurige - plaats heeft in de opleiding van tolken en vertalers), of onder de afdeling ‘Nederlands-Nederduits’, of - meestal - onder de afdeling ‘Altgermanistik’. De zorgwekkende positie van de neerlandistiek binnen de opleidingen voor tolken en vertalers voorlopig buiten beschouwing latend, dient men vast te stellen dat de lectoraten nog in het historisch perspectief van een lange, academische traditie staan, waarin Duitse germanisten in het verlengde varl hun wetenschappelijk onderzoek tevens het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde exploreerden. Hun belangstelling gold daarbij overwegend de middelnederlandse letterkunde, de historische taalkunde van het Nederlands, en de dialectologieGa naar eind(19). Bibliografische overzichten laten onverbloemd zien dat ook in de tweede helft van de 20ste eeuw Duitse germanisten vooral belangstelling aan de dag leggen voor historische en dialectologische aspecten van het NederlandsGa naar eind(20). Aan enkele universiteiten, die geen leerstoel Nederlands hebben, maar waar het Nederlands toch een examenvak is voor de academische examens (en soms ook voor het staatsexamen) ontkomt de neerlandistiek nauwelijks of niet aan de schaduw van de ‘Altgermanistik’. Vriendelijk geformuleerd mag men zeggen dat de ontwikkelingen van de Nederlandse taal- en letterkunde sinds de tweede helft van de 18de eeuw er te weinig aan bod komen. De Nederlandse cultuur is een fenomeen uit het verleden. Wij blijven ‘ein weitgehend unbekannter Nachbar’. Men mag dit uiteraard niet opvatten als kritiek op de belangstelling vanwege de | |
[pagina 650]
| |
secties voor ‘Altgermanistik’! Integendeel. De schoen wringt elders. Er dienen verbindingen tot stand te komen tussen de neerlandistiek en de afdelingen van de germanistiek die de nieuwe tijden bestuderen. Ik heb onlangs in een zeer uitvoerige en openhartige discussie met Duitse ambtenaren de indruk gekregen dat dààr wel inzicht gewekt kan worden in het anachronistisch karakter van de structuur voor de neerlandistiek aan een aantal Duitse universiteiten. Maar deze gedachte moet uitgedragen worden naar de vakgenoten onder de germanistenGa naar eind(21). Ik heb goede hoop dat in de komende maanden zulke contacten tot stand zullen komen. Daarbij zullen wel heel wat problemen rijzen, al was het maar omdat een student in de moedertaal (Duitse filologie) niet verplicht is om een tweede germaanse taal in zijn programma op te nemen. Overigens is dat niet de kern van het probleem. De neerlandistiek wordt gekozen door studenten uit allerlei studierichtingenGa naar eind(22). Al zijn we nog altijd onvoldoende ingelicht over de motieven die hen tot die keuze gebracht hebben, - een onderzoek naar deze motieven wordt voorbereid -, toch kan ik me niet voorstellen dat deze studenten naast het aanleren van de taal vooral aangetrokken worden door historirische en dialectologische aspecten van het Nederlands. Wanneer lectoren contrastieve taalcursussen en comparatistische letterkundecolleges aanbieden, kunnen zij op de belangstelling van hun studenten rekenen. Lectoren hebben bovendien vaak gewezen op de bereidheid van hun studenten om deel te nemen aan (vaak vrijblijvende) colleges over moderne Nederlandse taal- en letterkunde. Zij willen weliswaar Nederlands leren, maar zij doen dit om toegang te krijgen tot de neerlandistiek. Waarom zouden twee studenten, één uit Würzburg en één uit Keulen, geheel afwijkende meningen over neerlandistiek hebben? In gesprekken met Duitse instanties hanteer ik, zonder daarmee iets denigrerends te bedoelen, wel eens de slogan: Nederlands is geen Koreaans. Het is de taal van ca. 20.000.000 Europeanen, van buurlanden die o.a. in economisch opzicht erg belangrijk zijn, die in maatschappelijk en cultureel opzicht een volwassen leven leiden in Europa en zich overigens veel moeite en kosten getroosten voor de studie van de Duitse taal- en letterkunde. Wij hoeven toch niet te bedelen om belangstelling! Het gesprek met de burgerlijke en academische instanties zal moeilijk en langdurig zijn. Maar ik meen dat het gevoerd moet worden. De mensen waar het eigenlijk om gaat, de Duitse studenten met interesse voor de neerlandistiek, zijn alvast rijp voor dit nieuwe perspectief. In Keulen - ik kies dit voorbeeld omdat ik de situatie daar goed ken - kan ik ervaren hoe onbevooroordeeld en belangstellend Duitse studenten zich kunnen verdiepen in de neerlandistiek. Zij waarderen een opleiding in de breedte: het is nu heel gewoon geworden dat een student tijdens de eerste twee jaren een twintigtal literaire werken leest en bestudeert: zes Vlaamse en zes Nederlandse romans, vijf teksten uit de 17de eeuw en drie middelnederlandse teksten. Zij schaffen veel Nederlandse literatuur aan voor hun persoonlijke bibliotheek. Maar ook een opleiding in de diepte spreekt hen aan: zij zijn graag bereid om gedurende drie, vier semesters aan een project mee te werken. Kennismaking met de Nederlandstalige cultuur ervaren zij als een verrijking: als de ontdekking van een visie op de werkelijkheid. Historische en actuele vooroordelen worden heel snel afgebroken. M.i. leert deze ervaring dat ook in academische kringen de pionierstijd zou dienen uit te monden in een nieuwe bezinning over de inhoud en de functies van de neerlandistiek. Na deze algemene beschouwingen volgt | |
[pagina 651]
| |
nu een bondige analyse van de situatie in de verschillende deelstaten. | |
Niedersachsen.De universitaire voorzieningen voor de beoefening van de neerlandistiek zijn in deze grote deelstaat, met zijn lange, gemeenschappelijke grens met Nederland, lang beneden de maat gebleven. Er werd één eenmanslectoraat opgericht: in Göttingen, waar het Nederlands overigens ‘Prüfungsfach’ is voor de opleiding tot ‘Magister’ en voor het staatsexamen. Op dit ogenblik wordt evenwel een leerstoel voor neerlandistiek aangeboden in Oldenburg. Men wil nu ook hier mogelijkheden scheppen voor de beoefening van de neerlandistiek als volwaardige filologische discipline. Van deze leerstoel kunnen impulsen uitgaan, die in de toekomst in Niedersachsen een met Nordrhein-Westfalen vergelijkbare ontwikkeling bevorderen. In Göttingen bestaat de wens om naast de taalkunde ook de letterkunde in brede zin aan te bieden. Misschien zal de gunstige ontwikkeling in Oldenburg de situatie in Göttingen positief beïnvloeden. | |
Hamburg.Hier is de neerlandistiek verbonden met het ‘Germanistisches Seminar’. De studenten beschikken bovendien over de mogelijkheid om in Kiel geëxamineerd te worden. (Vgl. evenwel de situatie in Schleswig-Holstein.) De neerlandistiek heeft in Hamburg een lectoraat verloren. Er bestaat alleen nog een leeropdracht. Ofschoon de structuren voor de beoefening van het vak niet slecht zijn, is de actuele situatie verre van rooskleurig. Hamburg verdient onze bijzondere aandacht. | |
Schleswig-Holstein.De neerlandistiek is hier ‘Prüfungsfach’ voor de beide academische examens, en kan bovendien gekozen worden als derde vak voor het staatsexamen. De verbinding van het lectoraat in Kiel met de leerstoel voor ‘Niederländisch-Niederdeutsch’ is zeker gunstig. Dat biedt immers de mogelijkheid om ‘Hauptseminare’ ( = doctoraalcolleges/licentiaatscolleges) te organiseren. Het vak wordt hier dan ook door een 25-tal vakstudenten beoefend. Daarnaast zijn er uiteraard ‘Zuhörer’ uit verschillende studierichtingen. Op dit ogenblik is de leerstoel voor ‘Niederländisch-Niederdeutsch’ evenwel vacant. Bovendien loopt het driejarig contract van de lector af in 1981. Deze feiten tonen goed aan hoe fragiel de positie van de neerlandistiek soms is. Door een negatieve ontwikkeling in Kiel zouden de studenten uit Kiel en Hamburg getroffen worden. De kans dat dit zou gebeuren, lijkt evenwel niet zo groot. Toch ligt hier een taak voor de sterrenwacht! | |
Bremen.Goed nieuws. Sinds het zomersemester 1978 beschikt de neerlandistiek in Bremen over een leeropdracht voor vier weekuren. Meer dan 60 studenten nemen aan de cursussen deel. Zij willen de vaardigheid verwerven om vakliteratuur in het Nederlands te kunnen lezen. Bovendien leren zij in het college ‘Landeskunde’ Vlaams België en Nederland beter kennen. | |
Berlin.Met een leerstoel en een lectoraat, en met bovendien een vacature voor een tweede leerstoel, heeft de neerlandistiek hier in structureel opzicht een sterke positie verworven. Een bijzonder aspect is wel de uitbouw van ‘Landeskunde’ als een interdisciplinair onderdeel van de studie. | |
Rheinland-Pfalz.Aan het lectoraat in Germersheim studeren gemiddeld 100 (!) studenten de Nederlandse taal als bijvak in de opleiding van tolken en vertalers. Omdat een leeropdracht voor 8 weekuren vacant blijft, is | |
[pagina 652]
| |
de situatie in Germersheim zorgwekkend. De docent Nederlands biedt nu, bijgestaan door twee tutoren, een noodprogramma aan om tegemoet te komen aan de toch wel bijzonder grote belangstelling. Deze werkintensieve taak is evenwel op de duur niet vol te houden. Wel lijkt er uitzicht te bestaan op een verbetering van de personele situatie. Nieuw en bijzonder verheugend is de toekenning van een leeropdracht in Trier. Misschien is dit de eerste stap naar een lectoraat. | |
Saarland.Vroeger kon men in Saarbrücken Nederlands studeren als tweede vreemde taal in de opleiding van tolken en vertalers. Nu is er slechts nog een leeropdracht beschikbaar, waardoor ‘Zuhörer’ de kans geboden wordt om zich voor te bereiden op het behalen van het ‘Internationaal Certificaat Nederlands als vreemde taal’. Ofschoon er gemiddeld meer dan 80 belangstellenden zijn, is de situatie in Saarbrücken uiterst zorgwekkend. Slechts een subsidie van de regeringen in Den Haag en Brussel houdt hier voorlopig de verdwijning van het Nederlands tegen. | |
Baden-Würtemberg.Met lectoraten in Freiburg en Erlangen, een leeropdracht in Tübingen, en nog eens twee lectoraten in Heidelberg - in het kader van de opleiding van vertalers -, zijn toch wel de voorwaarden aanwezig om de positie van het, Nederlands te behouden en te verbeteren. Wel is het zo, dat Heidelberg scherp geconfronteerd wordt met de geringere waardering voor de zgn. ‘kleine talen’. Deze kwestie - die niet alleen de Duitse Bondsrepubliek betreft - verdient m.i. de serieuze aandacht van alle Westeuropese neerlandici ‘extra muros’. Het is geen toeval, dat met name Heidelberg, Germersheim en Saarbrücken, grote zorgen hebben. Wij zouden een beter inzicht moeten hebben in de behoefte aan Nederlandstalige tolken en vertalers bij allerlei Europese instellingen, en in de marktwaarde van minder voorkomende talencombinaties zoals Duits-Italiaans-Nederlands, Duits-Frans-Nederlands, enz. Bovendien zouden vertegenwoordigers van een aantal ‘kleine’ talen gemeenschappelijke initiatieven kunnen overwegen ter behartiging van hun belangen. | |
Hessen.Deze deelstaat beschikt over lectoraten in Frankfurt en Marburg, en over een leeropdracht in Giessen. In Marburg is de neerlandistiek overigens een ‘Prüfungsfach’ voor de academische examens en voor het eindexamen. Studenten uit Giessen kunnen van deze examenregeling gebruik maken. De examenbevoegdheid berust bij de geëmeriteerde hoogleraar in Marburg. M.i. dient in Hessen toch gezocht te worden naar mogelijkheden om de positie van het vak structureel te verbeteren. | |
Bayern.Hier bestaan er lectoraten in München en Würzburg, en een leeropdracht in Regensburg. In Würzburg is de neerlandistiek promotievak en bijvak voor de Magisterstudie. Ook daar zou men moeten proberen om de structurele positie van het vak te verbeteren. | |
Nordrhein-Westfalen.In Keulen, Münster, en Bonn kan de neerlandistiek gekozen worden als hoofd- en bijvak voor de beide academische examens en voor de lerarenopleiding. In de lerarenopleiding wordt het onderscheid tussen een hoofd- en bijvak geleidelijk opgeheven. In Bonn geschiedt de opleiding in uitstekende samenwerking met het Nederlands Instituut aan de Keulse universiteit. De beide leerstoelen in Keulen en Münster - Keulen beschikt over één lector, | |
[pagina 653]
| |
Münster over één lector en twee assistenten - worden geconfronteerd met een nijpend tekort aan personele middelen. Zij zijn niet in staat om op een wetenschappelijk verantwoorde wijze alle verplichtingen na te komen. De toekenning van een tweede lectoraat zou de situatie weliswaar verbeteren, maar niet oplossen. Ik meen dat de oplossing gezocht dient te worden in de richting van de structuren voor de Duitse filologie in het Nederlandse taalgebied: door ‘lectoren’Ga naar eind(23) aan te stellen. Deze deelstaat beschikt verder nog over lectoraten in Aken en Bochum, en sinds korte tijd over een leeropdracht in Düsseldorf. De oprichting van een nieuwe leerstoel in Aken is een thema dat af en toe in de gesprekken opduikt. Zonder de betekenis van de ‘Euregio’ ook maar enigszins te onderschatten, moet toch opgemerkt worden dat een nieuwe leerstoel in Aken niet mag doorwegen op de personele middelen in Keulen en Münster. | |
Besluit.De algemene beschouwingen en het analytisch overzicht maken een aantal hoofdlijnen voor een ontwikkelingspolitiek zichtbaar. Aan de bestaande leerstoelen dienen ter ontlasting van de hoogleraren en ter verbetering van het peil van onderwijs en onderzoek wetenschappelijk gekwalificeerde docenten voor ruime deelsectoren van de neerlandistiek verbonden te worden. De organisatie van de leerstoelen voor Duitse filologie in het Nederlandse taalgebied kunnen hier als werkmodel gehanteerd worden. Omdat dit ook een kwestie van bilaterale bevordering van taal en cultuur is, zou ik mij hier zeer goed een initiatief van de politieke instanties kunnen voorstellen. Een Duitser die Nederlandse filologie studeert, moet niet langer achterop blijven bij een Vlaming of een Nederlander die Duitse filologie studeert. De problematiek van het Nederlands als vak in de opleiding van tolken en vertalers heeft dringend behoefte aan een internationaal initiatief van de neerlandici ‘extra muros’. Voor een aantal aspecten zou samenwerking met vertegenwoordigers van andere ‘kleine talen’ nuttig kunnen zijn. Met de universiteiten zonder leerstoel voor Nederlandse filologie, waar de neerlandistiek tóch een ‘Prüfungsfach’ is, dient overleg tot stand te komen over een herziening van de omschrijving van het vak en over de mogelijkheid om de personele structuur te verbeteren. Bij de overgang van de lectoren tot ‘Lehrkrafte für besondere Aufgaben’ dienen wij zeer waakzaam te zijn. Het is m.i. niet vanzelfsprekend dat buurlanden elkaar ‘Europese’ lectoren toekennen. Ten slotte moet de mogelijkheid onderzocht worden om leeropdrachten geleidelijk uit te bouwen tot lectoraten. Mijn beschrijving van de actuele situatie is verregaand een verhaal in de ik-vorm. Ofschoon ik vele vakgenoten heb geraadpleegd bij de voorbereiding van dit artikel, ben ik toch alleen verantwoordelijk voor de luchtfoto, de interpretatie, en de schets van een ontwikkelingspolitiek. Ik hoop dat het volgende verslag opgesteld zal worden door de jaarvergadering van de docenten Nederlands in de Duitse Bondsrepubliek. |
|