| |
| |
| |
De werking van het Vlaamse kultuurparlement
Prof. dr. Herman van Impe
Geboren in 1930 te Watermaal-Bosvoorde. Licentiaat in de handels-, financiële- en konsulaire wetenschappen, geaggregeerde hoger middelbaar onderwijs, doktor van de Rechtsfakulteit te Parijs. Hoogleraar aan de fakulteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit Brussel. Publiceerde: Het Belgisch Parlement (1976), De Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap (1974) en Grondbegrippen van het Belgisch Staatsrecht (1978).
Adres:
Malibranstraat 1, 1050 Brussel.
| |
1. De ‘kultuurautonomie’ als gedachte.
Onder kultuurautonomie wordt in België verstaan de toekenning van een eigen regelgevende bevoegdheid in kulturele aangelegenheden aan ieder van de drie taalgemeenschappen. Deze aan de gemeenschappen toegewezen zelfstandigheid is op drievoudige wijze beperkt door de huidige Belgische grondwet (samen met de desbetreffende uitvoeringswetten):
a) | wat haar uitwerking betreft, is de bevoegdheid uiteraard beperkt tot de eigen gemeenschap; |
b) | inhoudelijk is de zelfstandigheid beperkt tot de regeling van het taalgebruik en van de kulturele aangelegenheden; |
c) | wat haar organen betreft, slaat de zelfstandige werking alleen op de regelgeving: de kultuurraad is de kulturele wetgever maar de uitvoering van de Vlaamse kultuurwetten, dekreten genoemd, is toevertrouwd aan de Belgische regering en aan het Belgisch ambtelijk apparaat. |
De grondwetgever heeft het woord ‘kultuurgemeenschappen’ gebruikt om de bevolkingsgroepen aan te duiden ingedeeld op basis van hun moedertaal of van hun hoofdtaal.
De vierde Belgische grondwetgever (1967-1971) heeft de kultuurautonomie ingevoerd om tegemoet te komen aan het streven van vele Vlaamse kringen naar meer zelfstandigheid, maar met behoud van de eenheid van de Belgische staat (en zelfs gewoon van België als land en als samenleving). De kultuurautonomie was dus een poging om federalisme en unitarisme te verzoenen. Men sprak zelfs van ‘kultuurfederalisme’. Het kultuurfederalisme schakelde een aantal twistpunten tussen Vlamingen en Franstaligen uit, door hun de gelegenheid te geven aparte en eventueel uiteenlopende beslissingen te nemen en verschillende oplossingen te geven aan omstreden problemen.
Verder was de kultuurautonomie het
| |
| |
noodzakelijke gevolg van de diverse Belgische wetten over het taalgebruik in het onderwijs, in het rechtswezen en in bestuurszaken die een maksimale dubbele eentaligheid (Nederlands of Frans) trachten te waarborgen en slechts een minimale tweetaligheid mogelijk te maken waar zij onvermijdelijk schijnt. Deze eentaligheid werkte immers de groepsvorming op basis van taalsolidariteit in de hand.
Het erkennen van de zelfstandigheid van de volksgemeenschappen om de kultuurzaken te regelen, is als systeem niet alleen geschikt voor een meertalig land zoals België, maar zal onontbeerlijk blijken, indien West-Europa werkelijk één wordt gemaakt.
In grotere politieke eenheden zoals Europa, zoals de Atlantische wereld, zoals wellicht later de Verenigde Naties, zal het algemeen belang of de algemene wil moeten prevaleren op deelbelangen. De onomkoombare versterking van de centrale macht in dergelijke politieke organisaties kan gemakkelijk leiden tot de kulturele achterstelling van bepaalde volksgroepen en een verarming voor de algemene menselijke kultuur. Kultureel zelfsbestuur is dus een middel om de tegenstelling te ondervangen tussen de behoefte aan kulturele eigenheid en het menselijke samenhorigheidsgevoel binnen grotere gemeenschappen. Zal de wereld naar een eenheid groeien als enig alternatief voor een algemene vernietigingsoorlog? Zal in dat geval de kulturele verscheidenheid behouden kunnen worden, ondanks de machtsdrang van enkelen, de ijdelheid van sommigen en de gemakzucht van velen die in de meeste maatschappijen gewoonlijk leiden tot het overheersen van één taal.
| |
2. De kultuurraden.
Zoals gezegd, werd de kultuurautonomie in België ingevoerd op het nivo van de regelgeving, wat normaal is in een parlementaire demokratie.
De Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap is de vertegenwoordigende vergadering van de Vlamingen. Deze raad, vaak officieus het kultuurparlement genoemd, bestaat uit alle volksvertegenwoordigers en senatoren gekozen in het Nederlandse taalgebied van België en uit de Nederlandstalige volksvertegenwoordigers en senatoren van Brussel-Hoofdstad. Deze laatsten, laten hun verbondenheid aan de Nederlandse kultuurgemeenschap blijken door de eed die zij bij hun in-funktie-treden als parlementslid afleggen, in het Nederlands uit te spreken.
Volledigheidshalve vermelden wij nog:
- dat het Nederlandse taalgebied van België de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen omvat, evenals de arrondissementen Halle-Vilvoorde en Leuven gelegen in de provincie Brabant;
- dat de Belgische parlementsleden hun eed van trouw aan de grondwet in het Nederlands, in het Frans en/of in het Duits mogen afleggen. Indien zij de eed in meer dan één taal afleggen, wordt alleen de eerste taal in aanmerking genomen.
Het kultuurparlement is, blijkens zijn samenstelling, de echte vertegenwoordiger van de Vlaamse bevolking of, om het met de grondwetgever te zeggen, van de Nederlandse kultuurgemeenschap van België. Daar de volksvertegenwoordigers en de senatoren gekozen worden volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging, is het kultuurparlement een afspiegeling van de Vlaamse bevolking. Gelet op de verwevenheid van politiek en levensbeschouwing geeft de samenstelling van het Vlaams kultuurparlement een goed idee van wat er leeft in de Vlaamse samenleving:
| |
| |
CVP (rooms-katoliek) |
108 leden |
BSP (sociaal-demokratisch) |
47 leden |
PVV (liberaal) |
39 leden |
VU (Vlaams-nationalistisch) |
25 leden |
Vlaams Blok
(afgescheiden Vlaams-nationalisten) |
1 lid |
BCP (communistisch) |
1 lid |
|
_____ |
Totaal aantal leden: |
221 leden |
De rooms-katolieken, die zichzelf kristendemokraten noemen, bekleden dus een overheersende positie, wat aanleiding geeft tot grote ongerustheid bij alle vrijzinnigen en ongelovigen, die traditioneel stemmen voor de B.S.P. en de P.V.V. Deze vrees is des te groter daar de C.V.P. slechts de politieke ekspressie is van de goed georganiseerde rooms-katolieke ‘zuil’, waarvan de maatschappelijke druk wellicht meer vrijheidsbeperkend is voor de andersdenkenden dan het beleid gevoerd door de C.V.P. als politieke partij.
De Belgische Franssprekenden, m.a.w. de Franse kultuurgemeenschap van België, kregen eveneens de kultuurautonomie, hoewel zij er nooit om hadden gevraagd. Als kultuurkonsumenten zijn zij in zeer grote mate gericht op Frankrijk. De kultuurraad van de Franse kultuurgemeenschap bestaat uit de volksvertegenwoordigers en senatoren gekozen in het Franse en het Duitse taalgebied en uit de parlementsleden gekozen in Brussel-Hoofdstad die hun eed in het Frans afleggen. Het Franse taalgebied omvat de provincies Luik (minus het Duitse taalgebied), Luxemburg, Namen en Henegouwen, evenals het zuidelijke gedeelte van Brabant, namelijk het arrondissement Nijvel.
De parlementsleden die hun eed in het Duits afleggen, zijn eveneens lid van de Franse kultuurraad.
De Duitstalige Belgen die wonen in het Duitse taalgebied, gelegen in het oosten van de provincie Luik, genieten ook een meer beperkte kultuurautonomie. Hun ‘Raad van de Duitse cultuurgemeenschap’ bestaat uit 25 leden, die de dag waarop ook algemene parlementsverkiezingen worden gehouden rechtstreeks gekozen worden door de inwoners van het Duitse taalgebied.
De kultuurraden hielden hun eerste vergadering op 7 december 1971.
| |
3. De inhoud van de kultuurautonomie.
De Vlaamse bevolking, of de Nederlandse kultuurgemeenschap van België, beschikt dus over een eigen volksvertegenwoordigend lichaam, het Vlaamse kultuurparlement.
Welke bevoegdheid heeft dit Vlaamse kultuurparlement?
Het kultuurparlement mag dekreten goedkeuren, die met wetten gelijkstaan, over alle onderwerpen die onder de volgende gebieden ressorteren:
- het taalgebruik in bestuurszaken, in het onderwijs en in de sociale betrekkingen tussen werkgevers en werknemers. Op dit gebied is de dekreetgevende bevoegdheid van het Vlaams kultuurparlement beperkt tot het homogeen Nederlands taalgebied, m.a.w. de Vlaamse gemeenten die zogeheten ‘taalfaciliteiten’ aan Franstalige inwijkelingen moeten verlenen, evenals de Vlamingen in de hoofdstad kunnen niet beschermd worden door de Nederlandse kultuurraad, terwijl zij het meest bedreigd zijn door het Franse taalimperialisme!
- de kulturele aangelegenheden: een bijzondere wet heeft in 1971 bepaald wat onder kulturele aangelegenheden moet worden verstaan. Het gaat daarbij om:
a) | de bescherming en de luister van de taal: spelling, terminologie, bevordering van het Algemeen Beschaafd Nederlands, literatuurverspreiding; |
b) | de aanmoediging van de opleiding van wetenschappelijke onderzoekers: hierin kan de kultuurraad slechts een aanvullen- |
| |
| |
| de rol vervullen, omdat het wetenschappelijk onderzoek in beginsel Belgisch-nationaal blijft; |
c) | de kunst: literatuur, toneel, film, opera, muziek, ballet, beeldende kunsten; |
d) | het kultureel patrimonium, de musea en andere wetenschappelijk-kulturele instellingen, met inbegrip van de zorg voor archieven, kunstwerken, monumenten en landschappen; |
e) | de biblioteken, diskoteken, hemeroteken, mediateken, enz.; |
f) | de radio en televisie (met uitzondering van de regeringsmededelingen en het probleem van de handelsreklame, die Belgisch-nationaal blijven); |
g) | het jeugdbeleid (jeugdverenigingen, buitenschoolse opvoeding); |
h) | de voortdurende scholing en de kulturele animatie, de volwassenenvorming, de samenlevingsopbouw, het verenigingsleven, de kulturele centra, enz.; |
i) | de lichamelijke opvoeding, de beroepssport, de liefhebberssport, het openluchtleven, het kamperen, de karavaning, enz.; |
j) | de vrijetijdsbesteding, toerisme, hobby's, enz. |
De wetenschap werd door de wetgever niet bij de kulturele aangelegenheden ingedeeld. Anders dan voor het taalgebruik, is het Vlaamse kultuurparlement op deze gebieden bevoegd voor de hele Nederlandse gemeenschap van België, dus ook voor de Vlamingen in Brussel-Hoofdstad.
- het onderwijs: op dit gebied heeft het Vlaamse kultuurparlement slechts een zeer geringe aanvullende bevoegdheid. Dit houdt verband met het wantrouwen van de voorstanders van het officieel onderwijs, die vrezen dat de rooms-katolieke meerderheid haar macht zou gebruiken om de officiële scholen te verwaarlozen of te klerikaliseren;
- de begrotingen waarop uitgetrokken zijn de kredieten die verband houden met de aangelegenheden, waarvoor de kultuurraad een regelgevende bevoegdheid heeft. Te onderstrepen valt dat het Vlaamse kultuurparlement alleen bevoegd is voor de uitgaven, niet voor de ontvangsten. Het beschikt niet over het recht om belastingen te heffen. De kredieten voor de kulturele uitgaven worden door het nationaal parlement toegewezen aan de kultuurraden.
Verder moet erop gewezen worden, dat het Vlaamse kultuurparlement ook bevoegd is voor de internationale kulturele samenwerking. De internationale kulturele akkoorden die België afsluit met andere staten en die van belang zijn voor de Nederlandse gemeenschap van België, moeten ter goedkeuring aan het Vlaamse kultuurparlement worden voorgelegd. Deze bevoegdheid, die pas begin 1978 aan het kultuurparlement werd toegewezen, maakt het mogelijk de banden met Nederland nauwer toe te halen.
| |
4. De kultuurautonomie in de praktijk.
Het Vlaamse kultuurparlement heeft circa zeven jaar gewerkt. Wat is er terechtgekomen van de plechtig afgekondigde kultuurautonomie? M.a.w., wat heeft het kultuurparlement in de praktijk met zijn bevoegdheid gedaan?
Een veertigtal eigenlijke dekreten, dit zijn regelgevende teksten, werden aangenomen. Uit deze dekreten kan afgeleid worden naar welke onderwerpen de belangstelling van de Vlaamse volksvertegenwoordigers en senatoren uitging.
Zes dekreten over het taalgebruik vulden de Belgische wetgevingen aan. Wij zullen ze niet opsommen, maar het dekreet over de vernederlandsing van het bedrijfsleven in Vlaanderen dient speciaal vermeld te worden. Het gaat om een sociaal dekreet dat de taalvrijheid van de Vlaamse werknemers tracht te beschermen tegen de misbruiken die op dit gebied nog bestaan in bepaalde firma's gevestigd in het wet- | |
| |
telijk homogeen Nederlandse taalgebied. Dit dekreet, dat uit een parlementair initiatief groeide (het was ingediend door senator R. Vandezande), verwekte heel wat deining in de anti-Vlaamse pers. Het Rijksbestuur legde niet veel ijver aan de dag om het toe te passen. Toch had het een vrij grote uitwerking, doordat het voorzag in de nietigheid van een aantal wettelijke dokumenten, zodat de hoven en rechtbanken er willens nillens rekening mee moesten houden.
Het zou ons te ver leiden alle dekreten op te sommen die kulturele aangelegenheden regelen. Wij vermelden hieronder de onderwerpen waarop zij betrekking hebben:
- | de spelling; |
- | de vervanging van het woord ‘Vlaams’ door ‘Nederlands’ in alle officiële teksten; |
- | de sociaalrechtelijke terminologie; |
- | de literaire staatsprijzen; |
- | het biblioteekwezen; |
- | de subsidiëring van het toneelwezen; |
- | de subsidiëring van de symfonie-orkesten; |
- | de bescherming van monumenten en landschappen; |
- | de officiële erkenning van de eigen vlag, het eigen volkslied en de eigen feestdag van de Vlamingen; |
- | de namen van openbare wegen en pleinen; |
- | de samenstelling van de raad van beheer van radio en televisie; |
- | de subsidiëring van jeugdverenigingen; |
- | de wedden van de kultuurfunktionarissen; |
- | de gemeentelijke raden voor kultuur en kulturele vrijetijdsbesteding; |
- | de samenlevingsopbouw; |
- | het vormingswerk voor volwassenen; |
- | de rechtspositie van de niet-bezoldigde sportbeoefenaars; |
- | de wedden van de sportfunktionarissen; |
- | de subsidiëring van de sportverenigingen. |
Inzake onderwijs werd een dekreet goedgekeurd over de samenwerking tussen de vier Vlaamse universiteiten.
Twee dekreten hebben betrekking op het ‘kultuurpakt’. Het ‘kultuurpakt’ is een akkoord afgesloten tussen de Christelijke Volkspartij, de Belgische Socialistische Partij en de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang en later ook goedgekeurd door de Volksunie. Het gaat om een levensbeschouwelijk bestand, waarbij de betrokken staatkundige partijen de verbintenis aangaan geen misbruik te maken van hun politieke machtspositie om diskriminerende maatregelen te nemen ten nadele van andere ideologische en filosofische stromingen, inzake subsidiëring, benoeming van ambtenaren, toewijzing van mandaten in kulturele instellingen, enz.
Het kultuurpakt is een (mogelijk goede) rem op de achterstelling van de vrijzinnigen in Vlaanderen en van de gelovigen in Wallonië. Op middellange en lange termijn kan het kultuurpakt bijdragen tot het doorbreken van de verzuiling, maar op korte termijn bevestigt het de bestaande verzuildheid. Het kultuurpakt kan als gevolg hebben zichzelf overbodig te maken. Inmiddels werd het door een Belgische wet en een Vlaams dekreet in de rechtsorde opgenomen.
Behalve de regelgevende dekreten waarvan zojuist sprake is, heeft het kultuurparlement tientallen deelbegrotingen goedgekeurd op grond van het beperkte budgetrecht dat door de Belgische grondwetgever aan de kultuurraden werd toegekend.
| |
5. De Cultuurraad als parlementaire vergadering.
De kultuurraad heeft van zijn oprichting af gewerkt zoals de andere Belgische par- | |
| |
lementaire vergaderingen (Kamer van Volksvertegenwoordigers en Senaat).
Frakties werden gevormd. Zij legden hun beleid vast en bepaalden hun houding tegenover de problemen die in de kultuurraad aan de orde zijn gekomen.
Een tiental vaste kommissies werden opgericht. Zij bestudeerden de parlementaire voorstellen van dekreet en de regeringsontwerpen van dekreet. Zij brachten verslag hierover uit aan de openbare voltallige kultuurraad.
De openbare vergadering is het enige orgaan dat juridisch geldige beslissingen mag nemen. Zij deed dit op verslag van de bevoegde kommissies.
Het buro (voorzitter, ondervoorzitters en sekretarissen) organiseerde de werkzaamheden van de kultuurraad in nauwe samenwerking met de voorzitters van de frakties. Het buro benoemde de ambtenaren van de kultuurraad. De ambten werden evenredig verdeeld tussen de verschillende frakties. Over de eerlijke toepassing van dit beginsel werd nauwlettend gewaakt door de achtereenvolgende voorzitters, de senatoren Robert Vandekerckhove (1971-1974), Jan Bascour (1974-1977) en Maurits Coppieters (1977-1978). Alle drie geven blijk van een oprechte pluralistische mentaliteit. Hierdoor onder meer genoten zij oprechte waardering in alle partijen.
Het Vlaams kultuurparlement verspreidt ook een aantal dokumenten:
- | het Beknopt Verslag (een joernalistiek verslag over de werkzaamheden van de openbare vergaderingen); |
- | de Handelingen (een stenografisch verslag van alle debatten in de openbare vergaderingen); |
- | de stukken (ontwerpen en voorstellen van dekreet, kommissieverslagen, amendementen, enz.); |
- | een bulletin van (parlementaire) vragen en (ministeriële) antwoorden. |
Toch zijn er verschillen met de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat.
Allereerst omvat de Cultuurraad één Kamer, terwijl de Belgische wetten de dubbele bespreking en goedkeuring behoeven in Kamer en Senaat.
Bovendien spelen de kultuurraden geen rol in de regeringsvorming, terwijl de vorming van een regering en de steun aan de zittende regering de hoofdtaak zijn geworden van de Kamer en de Senaat, welke hoofdtaak de andere opdrachten (wetgeving en begrotingsbespreking) overheerst.
De kultuurraden kunnen geen regering of minister ten val brengen, zodat de bespreking van de begrotingen vooral een gelegenheid is om d.m.v. een algemeen debat de bewindslieden op de hoogte te stellen van wat de frakties en de parlementsleden denken over het kultuurbeleid. Deze doorstroming van ideeën werd ook mogelijk gemaakt door het organiseren van enkele grote debatten over meer algemene kultuur- en onderwijsvraagstukken. De atmosfeer in het Vlaamse kultuurparlement is dan ook in de regel veel serener dan in de Kamers en het verschil tussen meerderheidsfrakties en oppositiepartijen vervaagt er enigszins.
Verder moet erop gewezen worden, dat het parlementair initiatief tot nu toe in het kultuurparlement een veel grotere rol heeft gespeeld dan het traditie is in België. Heel wat dekreten kwamen tot stand op voorstel van individuele kamerleden en senatoren en zelfs van leden van de oppositie. Daarbij werden in de kommissies amendementen van andere frakties niet systematisch afgewezen. Op die wijze slaagden de kommissies erin ontwerpen en voorstellen van dekreten zo te herschrijven dat de vier frakties ermee konden instemmen. De meeste dekreten van het Vlaamse kultuurparlement werden dan met eenparigheid of bijna eenparig- | |
| |
heid van stemmen aangenomen, zonder dwang of partijtucht. Vooral voor de dekreten tot regeling van het taalgebruik is dit op psychologisch vlak van groot belang geweest.
| |
6. Een voorlopige balans.
Het Vlaams kultuurparlement kan als staatsinstelling een sukses worden genoemd. Als pluspunten vermelden wij de degelijke werking, het vrij hoge nivo van de besprekingen, een ernstig dekreetgevend werk, een positieve samenwerking tussen de frakties.
Kan de kultuurautonomie als staatsrechtelijk eksperiment even suksesvol worden genoemd?
In dat verband rijzen een aantal problemen die niet onbesproken kunnen worden gelaten.
Allereerst is er het budgetrecht van het kultuurparlement. Er bestaat een tegenstelling tussen het zelfs beperkte budgetrecht van een volksvertegenwoordigende vergadering en de afwezigheid van politieke verantwoordelijkheid van de ministers. In een parlement is de begroting geen financiële aangelegenheid maar een politieke zaak. Vroeg of laat leidt dit tot moeilijkheden. Tot nog toe zijn die vermeden doordat de nationale regering, steunend op een meerderheid in Kamer en Senaat, ook een meerderheid had in de Nederlandse kultuurraad.
Een tweede ingebouwde moeilijkheid bestaat erin dat de kulturele aangelegenheden onder verschillende ministeriële departementen ressorteren: niet alleen onder die van Nederlandse kultuur en van Nationale Opvoeding (die taalkundig opgesplitst zijn, zowel politiek als bestuurlijk), maar ook onder die van Ekonomische Zaken, Volksgezondheid, Landbouw, Verkeerswezen en Middenstand. Deze departementen zijn niet gesplitst en sommige ervan worden geleid door Franstalige ministers. Kan men van een Franstalige Brusselse of een Waalse minister eisen dat hij een specifiek Vlaams deelbeleid voert? Zou het Vlaams kultuurparlement dit trouwens aanvaarden? M.a.w. voor sommige onderdelen van het beleid in kulturele aangelegenheden heeft het Vlaamse kultuurparlement geen echte tegenspeler in de regering. De oplossing bestaat er wellicht in bepaalde diensten van de ministeries van Ekonomische Zaken, Verkeerswezen, Volksgezondheid, Landbouw en Middenstand over te hevelen naar de departementen van Nationale Opvoeding en Nederlandse Kultuur.
Een derde opmerking betreft een nieuwe mogelijkheid, namelijk die om meer samen te werken op kultureel gebied met Nederland. De Vlaamse leraren en hoogleraren, de Vlaamse schrijvers en publicisten zijn sinds meer dan honderd jaar heel veel in Nederland gaan putten. Deze uitstekende partikuliere initiatieven kunnen nu aangevuld worden met een georganiseerde samenwerking tussen Nederland en de Nederlandse kultuurgemeenschap van België. Het gaat hier om een reuzetaak waar ook Nederland baat bij kan vinden. De Vlamingen van hun kant kunnen niet alleen heel wat intellektuele rijkdom op vele gebieden in Nederland gaan opdoen, maar er ook meer openheid en verdraagzaamheid leren, aangezien in Nederland bijv. de vrouwenbeweging en de permissieve maatschappij verder gevorderd zijn.
Een vierde punt is dat het eksperiment van de kultuurautonomie doorkruist wordt door een andere problematiek, namelijk die van de gewestvorming. De Vlamingen wensten, om hun eigenheid te handhaven, eigen beslissingsmacht en eigen zeggenschap op het specifieke gebied dat het hunne is, de kultuur. Kunnen zij dan de Waalse eis negeren om op het gebied dat de Walen essentieel schijnt, het sociaal-ekonomische, eveneens zelfbestuur te verkrijgen? M.a.w. het schijnt ons de
| |
| |
plicht van de Vlamingen de Walen te steunen in hun streven naar meesterschap over eigen lot. Gelet op het feit dat alle politieke en bestuurlijke aangelegenheden kulturele en taalaspekten hebben, moet er gekonkludeerd worden dat alle aangelegenheden persoonsgebonden zijn, ook de technische zaken, zoals de huisvesting, de ruimtelijke ordening, het ophalen van huisvuil. Elk beleid en elke bestuursmaatregel zijn immers op de mensen gericht. Ook op deze gebieden moeten de Vlamingen in Brussel doeltreffend worden beschermd tegen de overheersing van de Franstaligen.
| |
7. De ontzuiling.
Het voornaamste probleem voor de Vlamingen en voor het Vlaams kultuurparlement blijft het levensbeschouwelijk evenwicht of juister het ontbreken van een evenwicht op levensbeschouwelijk gebied in de Vlaamse samenleving.
Uit de resultaten van de verkiezingen blijkt dat de rooms-katolieke zuil vrijwel de helft van de Vlaamse bevolking begeleidt en bevoogdt. Uiteraard zijn er gelovigen die vrijzinnig worden en zijn er vrijzinnigen die gelovig worden. De eersten zijn ongetwijfeld talrijker dan de tweeden, gelet op het feit dat de verhoudingen in de tijd stabiel blijven. Katolieke gezinnen hebben immers veel meer kinderen dan nietgelovigen; anders zou de vrijzinnigheid geregeld achteruit gaan.
Deze overheersende positie van het traditionele rooms-katolieke leef- en denkpatroon heeft paradoksale gevolgen gehad.
Terwijl de vader van de Vlaamse beweging Jan-Frans Willems een liberaal was, kwam de beweging later in godsdienstig vaarwater. De katolieke Vlaamsgezinden stelden Vlaams-zijn en gelovig zijn (in de rooms-katolieke betekenis) gelijk, wat de aantrekkingskracht van de Vlaamse gedachte grote schade berokkende. De Rooms-katolieken schermden hun Vlaamse mensen tegen alle invloeden van buiten af. Daardoor droegen zij bij tot de beveiliging tegen de verfransingsdruk, maar ten koste van de inhoud van de Vlaamse kultuur. De beste Vlaamse schrijvers werden, indien zij niet gelovig waren, uit de katolieke zuil gebannen. Een Willem Elsschot werd in de katolieke scholen verzwegen. Zijn boeken waren in de regel niet te vinden in de katolieke openbare biblioteken. Het Vlaams-katolieke bevolkingsdeel werd zo veel mogelijk met een Chinese muur omringd.
De Vlaamse vrijzinnigen bevonden zich in een kiese toestand: zij moesten kiezen tussen het blinde onbegrip en de mateloze zelfoverschatting van de meeste van hun Franstalige geestesgenoten en de overheersingsneiging en de gelijkschakelingsdrang van hun rooms-katolieke taalgenoten.
De splitsing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat in twee kultuurraden heeft het de Vlaamse vrijzinnigen mogelijk gemaakt, hun tweevoudig ideaal - de Vlaamsheid en de ontvoogdingsstrijd - te verzoenen.
Het bestaan van het Vlaams kultuurparlement heeft de politieke partijen in Vlaanderen een Vlaams gelaat en een Vlaamse inhoud gegeven, of altans de ontwikkeling in die richting vergemakkelijkt en bespoedigd.
Het vraagstuk van de overheersende machtspositie van de katolieke zuil is daarmee echter helemaal niet opgelost.
Het doorbreken van de zuilen kan uiteraard niet door politieke middelen worden verwezenlijkt. De ontzuiling, m.a.w. de ontvoogding van de Vlaamse bevolking, eist een lang verloop van tijd en een kulturele groei.
Toch kunnen politieke oplossingen dit proces verhaasten.
In de eerste plaats het meer volledige doortrekken van de evenredige vertegen- | |
| |
woordiging bij alle verkiezingen. De evenredige verdeling is tans beperkt tot elke provincie apart en bevat daarbij nog allerlei remmen. Een verbeterde toepassing van de evenredige vertegenwoordiging voor de verkiezing van de leden van het Vlaams kultuurparlement zou het pluralisme ten goede komen.
In de tweede plaats een naleving (vooral naar de geest) van het kultuurpakt, waardoor de vrijzinnigen mede betrokken worden in de opbouw van de Vlaamse gemeenschap van morgen.
In de derde plaats een intensivering van de samenwerking met Nederland, waarover wij het reeds hadden.
En ten slotte het aanvaarden door de C.V.P. van een temperen van de strakke meerderheidsregel. In een demokratie is het inderdaad normaal dat de meerderheid regeert, in een parlementaire demokratie is het echter evenzeer normaal dat de minderheid een inbreng mag hebben. Aangezien in een meer zelfstandig Vlaanderen de rooms-katolieke zuil en haar politieke ekspressie, de C.V.P., de macht, vaak ongedeeld, zullen uitoefenen, is een beklemtoning van de individuele vrijheidsrechten van wezenlijk belang. De afwezigheid van censuur op boeken en periodieken zou uitgebreid moeten worden tot toneelopvoeringen en filmvoorstellingen. Het recente enggeestig gedoe dat geleid heeft tot de onmogelijkheid om Oh Calcutta op te voeren in Oostende, is weer eens een voorbeeld geweest hoe konservatieve krachten menen het recht te hebben in de plaats van hun medeburgers te beslissen welke schouwspelen voor hen goed of slecht zijn. Een taak is op dit gebied voor het Vlaams kultuurparlement weggelegd om in wederzijds begrip voor elkanders afwijkende opvattingen, samen te beslissen dat kleinzieligheid en betutteling van andersdenkenden moeten verdwijnen.
Ook op dat punt zou de Volksunie duidelijk kleur moeten bekennen. Deze partij heeft heel wat lippendienst aan het pluralisme bewezen, maar zonder zeer konkreet te zijn over de praktische doorvoering ervan. Is zij bereid samen met de P.V.V. en de B.S.P. te strijden voor de verdraagzaamheid?
Ten slotte nog een laatste opmerking: tot nog toe heeft het Vlaams kultuurparlement als minister van Nederlandse Cultuur altijd gelovigen gehad. Is het denkbaar dat in de toekomst een vrijzinnig bewindsman een dergelijke opdracht krijgt?
| |
Beknopte literatuurlijst:
Manu Ruys, De Vlamingen. Een volk in beweging. Een natie in wording, Tielt, Utrecht, 1972.
Robert Senelle, De grondwetsherziening 1967-1971, Brussel, 1972.
Robert Senelle, Commentaar op de Belgische grondwet, 1974.
Julius Vuylsteke-fonds, Facetten van de vrijzinnigheid in Vlaanderen. Anno 1978 (door A. Verhulst, W. Prevenier, L. Apostel, M. Gijsens-Gosselin, M. van der Bruggen en M. Oukhow), Gent, 1978.
|
|