Ten huize van... 13.
In het dertiende deel van de reeks Ten huize van... heeft de inmiddels overleden Joos Florquin weer negen interviews met bekende Vlamingen en Nederlanders samengebracht. In kronologische volgorde zijn dat: Georgette Hagedoorn, Bert Haanstra, Willy Vandersteen, Denijs Dille, Jan Tinbergen, Edward Schillebeeckx en Lodewijk de Vocht; drie figuren uit Nederland en zes uit Vlaanderen. In dit gezelschap zijn Tinbergen, Schillebeeckx en Gerlo figuren die lezers met ruime belangstelling kunnen boeien.
In het met weinig of geen anekdotiek gekruide gesprek stelt de ekonoom Jan Tinbergen, die van 1960 tot 1972 voorzitter van de ontwikkelingsprogrammatie bij de UNO was, dat er op korte termijn een nieuwe internationale orde moet komen. Sinds de oliekrisis die voor het doorbreken van het immobilisme heeft gezorgd, zijn de rijke landen bereid een en ander te doen voor de arme landen. De arme olie-producerende landen zijn zich immers van hun machtspositie bewust geworden en dat heeft bovendien de situatie in de arme olie-importerende landen nóg uitzichtlozer gemaakt. Nu, twee jaren na het interview, heeft de dialoog nog maar weinig konkrete resultaten geboekt. De laatste jaren houdt Tinbergen zich ook intens bezig met de problematiek van de rechtvaardige inkomensverdeling. In dat verband brengt hij een voor een leek in de ekonomie merkwaardige gedachte naar voren. Hij stelt zich namelijk de vraag of de inkomstenbelasting, altans een groot deel ervan, niet omgeschakeld zou kunnen worden op een belasting op de aangeboren kwaliteiten. Dit ziet hij hoogstens als een perspektief voor over twintig jaar, waarbij het dan nog van de psychologie zal afhangen of die idee operationeel is te maken.
Pater Edward Schillebeeckx, is pas een teoloog met faam geworden nadat hij Leuven had verlaten om in Nijmegen een professoraat in de teologie te gaan bekleden, wat verklaart dat vele mensen niet eens schijnen te weten dat hij een Vlaming is. In Nederland werd hij vrij vlug teologisch advizeur van het episkopaat en oefende hij in die funktie een grote invloed uit op het Tweede Vaticaans Koncilie. Terugblikkend op dat koncilie zegt hij dat er na het eerste elan een zekere stagnatie is opgetreden. Volgens hem heeft het koncilie immers de tegenspoed gekend dat, toen de officiële kerk na eeuwenlang verzet eindelijk sympatieker ging staan tegenover de ‘wereld’, die ‘wereld’ enkele jaren later door de jongere generatie maatschappijkritisch benaderd en afgeschreven werd. M.a.w. er zijn toen nieuwe post-konciliaire problemen gerezen die in het koncilie niet aan bod zijn kunnen komen en die problemen zijn verantwoordelijk voor de stagnatie.
Aloïs Gerlo staat bekend als voorzitter van het Vermeylenfonds, maar minder bekend is dat hij, naast hoogleraar in de klassieke talen, ook hoogleraar in de pedagogiek is en bijgevolg een specialist is van het onderwijsvraagstuk. Van het Vernieuwd Sekundair Onderwijs verwacht hij niet veel omdat het projekt veel te haastig werd doorgevoerd. Men begon immers in de oriëntatie-cyklus het eks-