en heel wazig tekent een profiel zich af.
De onderzoekingen die aan de basis liggen van de studie van G. Van den Bogaert hebben, zoals het zoveel duidelijker in de ondertitel wordt gezegd, vooral de veranderde gezinssituatie van de vrouw nagegaan. Dat ligt helemaal in de lijn van de opdracht van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën waarvan het dokument uitgaat. Het is zoals de auteur zegt nog steeds zo dat de vrouw het makkelijkst te bereiken onderzoekingsobjekt is. Waarbij nog komt dat zij nog altijd een belangrijker rol vervult dan de man, in alles wat met het gezinsleven te maken heeft.
De konkrete vraag die door G. Van den Bogaert wordt gesteld is in welke mate de kultuurontwikkeling van de laatste jaren de positie van de 30 à 40-jarige vrouw in België heeft gewijzigd; daarbij steunt hij op de onderzoekingsresultaten van de nationale enquête Gezinsontwikkeling 1971. Vooral de veranderingen in de sociaal-ekonomische positie van de vrouw en de relatie met haar levenspartner evenals de gezinsvorming worden nader belicht.
Voor wat de sociale identiteit van de vrouw in België betreft krijgen we niet alleen een overzichtelijke informatie over de vrouw zelf maar ook over het gezin waaruit zij stamt, over haar partner en diens eigen antecedenten. Vier sociale identifikatie-dimensies worden in hun onderlinge samenhang bekeken en zo blijkt dat 90 procent van de drieduizend vijfhonderd ondervraagde vrouwen gehuwd zijn voor hun vijfentwintigste, dat de trend om een partner uit het eigen sociaal-ekonomisch milieu te kiezen nog steeds aanhoudt, dat de meeste vrouwen die op het ogenblik van het onderzoek 30 à 40 jaar waren ooit een beroep uitoefenden en dit verder blijven doen naargelang het beroep een zekere standing verschaft en er minder dan drie kinderen in het gezin aanwezig zijn. Ongehuwde vrouwen hebben meestal hogere studies gedaan dan de gehuwden en werken vaker en langer buitenshuis. Hoger studiepeil en beroepsprestige zowel als toenemende verstedelijking gaan samen met onkerkelijkheid en kleinere gezinnen.
Voor wat de partnerrelatie betreft, blijkt dat het gezin van herkomst een grote invloed uitoefent. De kwaliteit van de relatie tussen de eigen ouders heeft een gunstige weerslag op wat de volgende generatie zich voorstelt over partnerschap en ouder-kindrelaties en op wat ze er van terecht brengen in hun eigen gezin.
De kans om met opgroeiende kinderen over huwelijks- en gezinsproblemen te spreken werd echter nog te vaak in het ouderlijke gezin gemist. Waar het echter wel gebeurde verliep het meestal in positieve zin. In de Franstalige gemeenschap verliep dit soort gesprekken vlotter dan in de Nederlandstalige. Toch is het bemoedigend te vernemen dat bij de ondervraagde vrouwen de ouders de voornaamste informatiebron waren inzake voortplanting en menarchie al zijn ze het jammer genoeg minder inzake seksualiteit en geboorteregeling.
Scheiding van ouders laat ongunstige sporen na in het leven van de volwassen dochters. Over het algemeen wordt ook vastgesteld dat de relatie met de partner zowel affektief als seksueel door de vrouwen als gunstig wordt ervaren, al staat intussen wel vast dat vrouwen vaker over hun leven, hun zorgen en het intieme samenleven een gesprek beginnen dan mannen.
Belangrijk is de vaststelling dat een bevredigende kennis en gebruik van de antikonceptie samengaat met 'n beter geslaagde seksuele relatie en dat een positieve seksuele opvoeding hierbij een grote rol speelt. Wel geeft de auteur toe dat een grondiger analyse noodzakelijk is om de juiste verhoudingen tussen seksuele opvoeding, bevredigend geslachtsverkeer en doeltreffend planningsgedrag te onderkennen.
Al is er een duidelijke tendens tot standaardisatie in gezinsgrootte, toch bestaat er een diskrepantie tussen het gewenste en het gerealiseerde kinderaantal. En wonderlijk genoeg, vrouwen die een negatief beeld over huwelijk en gezin uit hun jeugd meekregen, hebben meestal meer kinderen dan zij eigenlijk wensen en omgekeerd hebben vrouwen die van huize uit positief zijn ingesteld minder kinderen dan ze zouden gewenst hebben in andere sociaal-ekonomische omstandigheden.
Als we dit profiel van de vrouw in België nader bekijken, dan moeten we toegeven dat het gezin van herkomst een grote rol speelt in de kwaliteit van de partnerrelatie, dat deze relatie er over het algemeen op verbetert en de partners op dit stuk erg gevoelig zijn geworden, dat de gelijkwaardigheid er op vooruit gaat maar sociaal-positioneel nog niet werd gerealiseerd.
De auteur pleit voor koëdukatie, voor een betere opvoeding tot relatiebekwaamheid zodat in het gezin en ook op ieder vlak van de sociale ontmoetingen het uitwisselen van opvattingen, ervaringen en gevoelens soepeler zou verlopen. Een naar ons inziens juiste maar toch wat eenzijdige toekomstverwachting. De kunst om samen gelukkig te zijn is veel subtieler dan dat en hoe meer een kultuur vooruitgaat hoe ingewikkelder en kwetsbaarder de relaties tussen mensen worden. Wat niet belet dat samen opgroeien in gezin en school en in het derde milieu er wellicht toe kan bijdragen om de kwaliteit van de man-vrouwrelatie aanzienlijk te verbeteren.
Maria Renard-de Leebeeck.
G. van den Bogaert, Profiel van de Vrouw in België, Studies en Documenten 9, 1978, Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën, Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, Brussel.