in ons land worden tegenwoordig wel heel bijzondere inspanningen geleverd om degenen, die kultureel en artistiek bezig zijn, te ontmoedigen, om niet te zeggen: het leven onaangenaam te maken. Hierop zinspeelt Spilliaert ongetwijfeld, wanneer hij zegt: ‘Werken is vergeten’. Maar werken is tevens opgaan in een heilzame bezigheid. Het doen is helend, werkt terapeutisch, vooral daar het doel van het doen na het lange geestelijke rijpingsproces klaar voor ogen staat: ‘Ik voel en ik weet, dat de poging in elk nieuw beeld een zoeken betekent naar de beelding van stille onverstoorde rust - een huwelijk als het ware van onderlinge relaties, vormrelaties uiteraard.’
Als innerlijke gesteldheid en koncentratie zijn verworven, is het skulpteren zelf voor alles een intens bezig zijn met vormproblemen. Hier moet een element worden geaffirmeerd, daar één gemilderd; hier hoort en scherpe overgang te snijden, daar een zacht glijdende teder te verbinden. Elk onderdeel vraagt de grootste aandacht, dient te worden beoordeeld en beschouwd in funktie van een juiste dosering, een harmonisch samengaan of -horen, herhalend of in tegenstelling tot andere aanwezige elementen.
Elk beeld van Spilliaert pleit aldus met overtuiging voor de zuiver skulpturale opvatting: uitdrukking geven door middel van een levend volume dat door zijn inherente energie tevens de ruimte tot het bewustzijn van de kijker brengt. Reeds in zijn vroegste werken is hij erin geslaagd de steenmaterie te vormen naar het principe dat hij zelf als volgt heeft geformuleerd: ‘In mijn werk zoek ik zo nuchter mogelijk naar verhouding en ritme, om het even of het een abstrakt of een figuratief werk geldt. Persoonlijk zie ik een skulptuur als een spel van vormen met de ruimte, waarin ritme en verhouding de waarde van het spel uitmaken.’
Hier zouden we willen aan toevoegen, dat een innerlijke, in de massa besloten kracht eveneens kenmerkend is voor Spilliaerts beelden. Reeds in het vroege werk Trage wolken (1963) zien we bol gespannen, tot ekspansie geneigde vormen die als het ware slechts met moeite door de gladde huid van het marmer worden bedwongen. De sterke kracht die binnen lijkt te werken, wil naar buiten breken en de oppervlakte openscheuren. Zo ontstaat een intense spanning tussen de ekspansiedrang van het volume en de dwingende, bedwingende omsluiting door de oppervlakte.
Ook het 70 cm hoge, in blauwsteen uitgevoerde Wanneer de zee terugtrekt (1965) is een typisch voorbeeld van de suggestie van opgesloten, samengedrongen energie. Op een onderbouw van rijke ronde vormen rust een reusachtig bolvormig lichaam. Twee kleine, losliggende stenen bevinden zich voor de konstruktie en maken de bovenbouw nog eens zo indrukwekkend. Met de titel heeft Spilliaert geprobeerd iets van het bevreemdende karakter van het werk vast te leggen. De zee trekt zich terug en langzaam verschijnt het beeld uit het water. Het is alsof het eruit oprijst. Het staat wat later op het strand, geheel alleen, nat nog van het water, terwijl de zee op de achtergrond spoelt en ruist. Het komt als uit een andere wereld, sprekend door niets dan de loutere vorm. De kijker nadert het slechts met veel schroom...
Pol Spilliaert heeft hier gerealiseerd wat hij zelf eens heeft genoemd ‘het mysterie van een geëvokeerde wereld’. Zijn beelden zijn inderdaad steeds méér dan een ‘spel van vormen’, ze suggereren, evokeren, ze roepen een aantal ervaringen op die zowel van sensuele, visuele en taktiele als van meer spirituele en emotionele aard zijn. Hier raken we aan een ander aspekt van een groot aantal van zijn beelden: de uitwerking van een konfrontatie tussen twee krachten of principes,