Ons Erfdeel. Jaargang 22
(1979)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2]Karel van de Woestijne in zestien talen vertaald
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelezen worden in de volgende talen (het jaar, waarin voor het eerst een vertaling verscheen, wordt tussen haakjes aangegeven); Frans (1913), Engels (1915), Duits (1916), Italiaans (1927), Tsjechisch (1963). Daarenboven werden er in 1928 reeds zes gedichten in het Esperanto gepubliceerd en verscheen in 1943 De boer die sterft in Zuid-Afrika, dit laatste weliswaar om begrijpelijke redenen in de oorspronkelijke Nederlandse versieGa naar eindnoot(4). Tussen 1964 en 1972 wordt de internationale horizon van Karel van de Woestijne in een versneld tempo verruimd en wordt hij in nog tien andere talen vertaald: Spaans (1964), Hongaars (1965), Roemeens (1965), Russisch (1965), Servokroatisch (1965), Deens (1966), Grieks (1967), Bulgaars (1969), Noors (1969) en Portugees (1972)Ga naar eindnoot(4). Het spreekt van zelf, dat alle vertalingen niet even omvangrijk zijn. Zij kunnen variëren van enkele gedichten, die in een of andere antologie of in een tijdschrift zijn verschenen (zo werden er in de Russische bloemlezing Iz Sovremmenoi Belgiiskoi poezii van 1965 slechts twee gedichten van Karel van de Woestijne opgenomen), tot een uitgebreide bundel die uitsluitend aan de Vlaamse dichter werd gewijd, zo bv. Einsame Brände (1952) en Poèmes choisis (1964), waarin H. Graef en M. Lecomte respektievelijk 100 en 36 gedichten van Van de Woestijne in vertaling hebben gepubliceerd. Ook werd bv. De boer die sterft hetzij in een verzamelbundel hetzij afzonderlijk in niet minder dan acht talen vertaald: Frans, Duits, Engels, Deens, Noors, Grieks, Servokroatisch en... Esperanto. Daarenboven werd dit verhaal, zoals reeds gezegd, ook in Zuid-Afrika uitgegeven. Het sukses van Karel van de Woestijne in een vreemd taalgebied blijkt niet zozeer uit het jaartal van de eerste publikatie in die taal, maar vooral uit het aantal publikaties en uiteraard ook uit het aantal gedichten en prozastukken die in die publikaties werden afgedrukt. Daarom vinden wij het interessant hier even drie tabellen naast elkaar te plaatsen, waarin de vertaalde ‘aanwezigheid’ van Van de Woestijne in het buitenland op verschillende wijze wordt geïllustreerd. De eerste tabel
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geeft de kronologische volgorde van de éérst verschenen vertalingen; de tweede geeft het aantal publikaties (zowel antologieën als tijdschriftnummers waarin iets van Van de Woestijne werd opgenomen en de publikaties waarin alléén iets van hem aan bod komt); en de derde tabel werd opgemaakt volgens het totale aantal gedichten en/of prozastukken die in de diverse vreemde talen werden vertaald en gepubliceerdGa naar eindnoot(5). Uit de voorgaande tabellen, meer in het bijzonder uit de tabellen 2 en 3, blijkt overduidelijk, dat Karel van de Woestijne vooral in het Duitse en het Franse taalgebied een grote weerklank heeft gevonden. Hier moet echter onmiddellijk worden vermeld, dat het Duitse sukses zich voor ruim 95% manifesteerde in het vroegere éne Duitsland en de huidige Bundesrepublik (en dus nauwelijks in de DDR of in Oostenrijk) en dat het Franstalige sukses zich tot voor kort uitsluitend in of via Franstalig België konkretiseerde. De faktoren, die de intrede van Karel van de Woestijne in de twee zopas vermelde taalgebieden hebben mogelijk gemaakt zijn echter erg verschillend. Wanneer men de diverse ‘verantwoordingen’ van de vertalers en de talrijke kortere kommentaren of langere studies doorleest, die bij onze Ooster- en Zuiderburen aan het werk van de Vlaamse dichter werden gewijd, dan is het op de eerste plaats opvallend, dat de Duitsers en de Franstaligen hem op een andere wijze benaderen. In Duitsland legt men vooral de nadruk op de inhoud, in Franstalig België en in Frankrijk vooral op de vorm. Steeds opnieuw worden in de Franse publikaties de stilistische kenmerken van Van de Woestijne in de verf gezet en wordt de bespreking van de inhoud naar de tweede plaats verdrongen of zelfs helemaal weggelaten. Interessant hierbij is het feit, dat men dit verschijnsel ook kan vaststellen, wanneer rasechte Vlamingen in het Frans iets over Van de Woestijne publiceren. Wellicht zijn de Vlamingen zich ervan bewust, dat het Franstalige publiek vooral belangstelling heeft voor de stilistische aspekten. Deze belangstelling is blijkbaar het gevolg van het feit, dat men bij Van de Woestijne steeds de affiniteiten met het Franse Impressionisme en Symbolisme heeft opgespoord, twee richtingen in de dichtkunst die inderdaad opvallende en sterk-doorwegende stijlkenmerken vertonen. Men denke hierbij bv. aan het precieze en gezochte gebruik van adjektieven (in hun Idées et sensations beschouwen de gebroeders de Goncourt het adjektief als de belangrijkste maatstaf voor ware poëzie: ‘L'épithète rare - voilà la marque de l'écrivain!’), en aan het overvloedig gebruik van beeldspraak en symbolische zegging. Uit de veelheid van teksten beperken wij ons hier tot enkele relevante citaten, die zowel geografisch (België/Frankrijk), als kronologisch (gaande van 1912 tot 1967) als ook naar de aard van de auteur (vertalers en kommentatoren) gedifferentieerd zijn. Gemeenschappelijk is echter het feit, dat ze allemaal de nadruk leggen op de vorm, op de stilistische kenmerken. In een korte studie over Le mouvement littéraíre flamand (Gent, 1912) wijdt O. van Hauwaert slechts een tiental regels aan Van de Woestijne. Hij start met de appreciatie ‘un art trop raffiné’ en vervolgt dan: ‘Mais quand on parvient à pénétrer les idées et les sentiments du poète et prosateur impressioniste, on est obligé d'admirer la force plastique de ses figures, la langue harmonieuse et rythmée, la richesse et l'oríginalité des détails’ (p. 5). In zijn studie La littérature flamande contemporaíne 1890-1923 (Antwerpen, 1923) noemt André De Ridder Van de Woestijne ‘le plus florentin de nos poètes’ (p. 77) en op de volgende blz. vergelijkt hij zijn werk met dat van Mallarmé, Rimbaud, Henri de Régnier en Remy de Gourmont, en omschrijft hij zijn stijl als prozaïst als volgt: ‘Il a ciselé les proses rares et recherchées, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Karel Van de Woestijne’ door Gustave van de Woestijne.
étranges et subtiles de ses récits, sertis de pierreries, ornementés par les mains dévotes d'un scrupuleux orfèvre d'art’ (p. 78). Als dichter wordt Van de Woestijne gekarakteriseerd als diegene van onze dichters die het best beantwoordt aan de eis van Théodore de Banville: ‘Le poète doit être en même temps peintre, musicien et sculpteur’ (p. 122). Deze definitie wijst ondubbelzinnig op de stilistische vormkenmerken van het ideale gedicht en de ideale dichter. In een voordracht tijdens de ‘Exposition Universelle et Internationale de Bruxelles’ van 1935 verklaarde Raymond Herreman, dat Van de Woestijne de grootste figuur is van de Van Nu en Straksers... ‘par la forme surtout, mais aussi par le fond’Ga naar eindnoot(6). Een Franstalige Gentenaar, Gontran van Severen, docteur en philosophie et lettres en vrij goed bevriend met Karel van de Woestijne, publiceerde een nogal eigenaardige monografie over het leven en het werk van zijn vriend en dichterGa naar eindnoot(7). Het is duidelijk dat Van Severen in deze studie Karel van de Woestijne radikaal inlijft in de pleiade van de bekende Fransschrijvende Vlamingen Maeterlinck, Verhaeren, G. Rodenbach, Van Lerberghe e.a. Hij betreurt dat de jonge Karel niet zoals de voormelde schrijvers school heeft gelopen in het beroemde Collège Sainte-Barbe van de paters Jezuïeten te Gent, want dan had hij ongetwijfeld ook in het Frans geschreven. Helaas, het heeft niet mogen zijn, want de ouders van Karel van de Woestijne lieten hun zoon inschrijven in het Kon. Atheneum te Gent, waar de jongeling Vlaamse boeken kon lezen ‘sans rougir’... ‘Bien plus, il allait rencontrer plusieurs professeurs décidés à mener une lutte sans trêve et sans merci contre la prépondérance française’ (p. 9). Maar het kwaad zat nog dieper, want als kind had Karel van een huisleraar, Pol Anri (‘poète lui-même et militant flamand’), o.m. Conscience, de zusters Loveling en ‘des brochures à deux sous du Davidsfonds et du Willemsfonds’ te lezen gekregen (p. 8). Hoe dan ook, het kwaad was dus volgens Van Severen geschied, maar toch is hij duidelijk van mening dat Van de Woestijne een groot dichter is, aangezien hij normaliter tot de Franstalige literatuur moest behoren. In het slothoofdstuk worden de banden van Karel van de Woestijne met de Franse literatuur nog eens ekstra onderlijnd. Wat de inhoud betreft wordt hij ‘le Baudelaire flamand’ genoemd (p. 73) en wat de vorm aangaat wordt hij op één rij geplaatst met Paul Valéry. De slotparagraaf van het boek toont nogmaals overvloedig aan, hoe het oordeel van de Franstalige Van de Woestijne-lezer vooral op stilistische overwegingen wordt gebaseerd: ‘Comme artiste, il fait encore songer à Valéry. Resté fidèle à la métrique et à la prosodie traditionnelle, Van de Woestijne a écrit des vers durs, ambigus, sibyllins, chargés de sens et d'images, taillés, polis et coruscants comme des pierres précieuses. Les prosateurs aussi se ressemblent: nous retrou- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vons chez l'un et chez l'autre la même obscurité voulue, la même condensation, la même affectation dans le vocabulaire, la même recherche dans la syntaxe, la même préciosité’ (p. 74). In zijn avant-propos van de Anthologie de la prose néerlandaise, Belgique 1893-1940 (Paris - Bruxelles, 1966) beschrijft Pierre Brachin het literair talent van K. van de Woestijne als volgt: ‘Prosateur ou poète, son registre est des plus étendus: il va de la grâce aristocratique d'un Régnier à la sombre ardeur d'un Verhaeren. Sobriété antique, élégance du Quattrocento, dynamisme du Baroque, subtilité de l'impressionnisme, il y a tout cela chez lui’Ga naar eindnoot(17). Ook de twee vruchtbaarste vertalers van Van de Woestijne naar het Frans, Maurice Carême en Marcel LecomteGa naar eindnoot(8), zijn bij hun vertaalwerk sterk onder de indruk van de stilistische kenmerken van de te vertalen gedichten. In zijn inleiding tot Poèmes choisis (1964) maakt Lecomte bv. nergens gewag van het religieuze karakter van de poëzie van Karel van de Woestijne, maar wel van de stilistische invloed van de Franse Symbolisten op de Vlaamse dichter. En in zijn ‘Note du Traducteur’ bij zijn Anthologie de la poésie néerlandaise, Belgique 1830-1966 (1967) schrijft Carême de moeilijkheid van het vertalen en de onvolkomenheid van het vertaalde toe aan het feit, dat in de poëzie ‘le rythme, la rime, la sonorité et le pouvoir émotif des mots y prennent une importance primordiale’ (p. XIX). (Wat een tegenstelling met een belangrijke Duitse opvatting over het vertalen, waar Goethe himself van mening was, dat men een gedicht ook in proza mocht omzetten, als men maar de inhoud respekteerde!) Uit de reeks van bovenstaande aanhalingen kan worden afgeleid, dat - wat het Franstalig taalgebied betreft - het werk van K. van de Woestijne niet door de Fransen, maar wel door Franstalige Belgen of zelfs door (sporadisch) in het Frans schrijvende Vlamingen werd ontdekt en gepropageerd. In dit verband zou kunnen gewezen worden op allerlei in het Frans gestelde publikaties van R. Avermaete, R. Brulez, F. Closset, E. Coremans, P. Hamelius, J. Persijn, Toussaint van Boelaere, A. Vermeylen, U. van de Voorde e.a., dit alles vooral in de jaren 1905-1940. De flamingant August Vermeylen was trouwens de éérste, die (met het gezag van zijn eruditie en zijn goede smaak) in het Frans en voor het internationaal publiek van de ‘Exposition universelle de Liège’ in 1905 het grote belang van Karel van de Woestijne onderstreepteGa naar eindnoot(9). Hij vertaalde daarenboven enkele gedichten van Van de Woestijne naar het Frans, die in 1930 in een Brussels tijdschrift verschenen zijnGa naar eindnoot(10). Het is trouwens ook een feit, dat de meeste Franse vertalingen in België zelf zijn verschenen en dat Van de Woestijne pas echt de Belgisch-Franse grens heeft overschreden na het verschijnen van de reeds vermelde Anthologie de la prose néerlandaise van P. Brachin in 1966 en de Anthologie de la poésie néerlandaise van M. Carême in 1967. De eerste bloemlezing bevat La mort du paysan en de tweede bevat acht gedichten van Van de Woestijne. Het doordringen van K. van de Woestijne in het Franstalig gebied werd ongetwijfeld sterk gestimuleerd door het feit, dat het Franse publiek reeds goed bekend was met de Fransschrijvende Vlamingen Maeterlinck, Verhaeren, Van Lerberghe, G. Rodenbach e.a. Via deze bekendheid werd ook Van de Woestijne als een gelijkaardig en een gelijkwaardig schrijver geaksepteerd te meer, daar zijn ‘Latijnse’ geest en zijn daadwerkelijke verwantschap met de Franse Symbolisten het de Franse lezer uiteraard gemakkelijker maakten. Zoals reeds tot uiting kwam in dit artikel worden er in de Franse publikaties over Van de Woestijne steeds parallellen getrokken tussen deze Vlaamse schrijver en allerlei Franse auteurs (en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fransschrijvende Vlamingen), waarbij dan steeds sterk de nadruk wordt gelegd op de stilistische overeenkomsten. En hier steekt dan inderdaad een - in dit artikel reeds eerder aangekondigd - groot verschil tussen de benaderingswijze van Karel van de Woestijne door de Fransen en die door de Duitsers. Ook de Duitse vertalers en publicisten vergelijken Van de Woestijne uiteraard met hun eigen dichters, o.m. G. Trakl, S. George, R.M. Rilke, e.a. Vooral de naam van Rilke duikt steeds opnieuw op, echter niet terwille van stilistische, maar wel van inhoudelijke overeenkomsten. Van K. van de Woestijne en Rilke wordt herhaaldelijk betoogd (o.m. en vooral door Heinz Graef, die 100 gedichten van de Vlaamse dichter heeft vertaald en daarenboven ook heel wat proza), dat zij dezelfde temata bezingen, nl. de liefde tot de vrouw in al haar aspekten, de treurigheid van de avond en van de herfst en vooral de hunkering naar God, naar het Absolute. Met Trakl heeft Van de Woestijne vooral de ‘Herbstlichkeit’ gemeen, met Stefan George de dekadente verfijndheid. Maar toch blijft het op de eerste plaats de ‘Wahlverwandtschaft’ met Rilke, die er sterk toe heeft bijgedragen, dat K. van de Woestijne veelvuldig en herhaaldelijk door vooraanstaande Duitse vertalers werd omgezet, o.m. door R.A. Schröder, K. Jacobs, W. Cordan, H. Graef, e.a. Dit betekende ook dat enkele bekende katolieke Duitse uitgeverijen graag bereid waren werk van Van de Woestijne op de markt te brengen, o.m. het Insel Verlag, dat reeds in 1918 een Flämisches Novellenbuch uitgaf in vertaling van F.M. Huebner, waarin een prozastuk van K. van de Woestijne werd opgenomen, nl. Der Keusche Jüngling und die trunkene Mutter. Dit betekende meteen het eerste stuk proza van de Vlaamse dichter, dat in het Duits werd vertaald. Verder het Eugen Diederichs Verlag, dat in 1952 Einsame Brände uitgaf: 100 gedichten van Van de Woestijne in vertaling van Graef. En dan vooral het Karl Alber Verlag, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog alle prozavertalingen van K. Jacobs publiceerde (nl. Pieter Bruegel, Die Geburt des Kindes en Der Bauer stirbt) en dat ook na de oorlog drie banden met poëzie en proza van Karel van de Woestijne wou uitgeven in vertaling van H. Graef. Alleen het tweede deel is verschenen onder de titel Janus mit dem Zwiegesicht (1948). Het bevat Romeo oder der Liebhaber der Liebe, Die Frau des Kandaules, Die Schweine der Kirke, Drei gefühlvolle Parabeln, Blaubart en Christophorus. De twee andere delen konden echter wegens gebrek aan papier na de oorlog niet gerealiseerd worden. Hoe dan ook, de meeste en de belangrijkste Van de Woestijne-vertalingen, zowel van poëzie als van proza, verschenen in Duitsland in de jaren dertig en veertig, ook na de oorlog. In tegenstelling tot Frankrijk, waar Karel van de Woestijne zijn eigen vrienden en landgenoten als kruiwagen nodig had om over de grens te geraken, kon hij in Duitsland profiteren van het feit, dat hij rechtstreeks door enkele Duitse dichters en vertalers werd ontdekt, vertaald en aan het publiek aangeboden. Dit verklaart waarom Van de Woestijne in Duitsland zo vlug en op relatief gezien vrij grote schaal kon verspreid worden. Naast het reeds vermelde proza werden er zowat 150 gedichten van de Gentse dichter naar het Duits vertaald. De eerste vertaling, nl. van het gedicht An meinem Vater/Wijding aan mijn vader van de hand van H. Brühl verscheen reeds in 1916. De laatste mij bekende vertaling verscheen in 1975 in... Oostenrijk, nl. in het speciaal België-nummer van Literatur und Kritik, österreichische Monatsschrift (nov. 1975, p. 581). In dit nummer werd het gedicht Ich bin dort gewesen, ich bin da gewesen/'k Ben hier geweest, 'k ben daar geweest opgenomen in vertaling van P. WimmerGa naar eindnoot(11). Afgezien van de Rilkiaanse tematiek zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er echter ook àndere inhoudelijke faktoren geweest, die de verspreiding van Karel van de Woestijne in Duitsland hebben bevorderd. Niemand kan ontkennen dat in de jaren vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog de belangstelling voor de Vlaamse, dit wil dan ook zeggen ‘Germaanse’, literatuur in Duitsland ook van hogerhand werd aangemoedigd, en dit niet alleen om estetisch-literaire redenen. Bij het Eugen Diederichs Verlag verscheen o.m. de reeks Flämische Schriften onder het motto (op de binnenflap): ‘Führende Köpfe des flämischen Schrifttums bekennen sich hier zu grossen Überlieferung ihres Volkstums und geben Zeugnis von dem germanischen Charakter flämischer Kultur, die heute mehr denn je der grossen Schicksalsgemeinschaft aller germanischen Völker zugehört’. In deze reeks zijn werken verschenen van C. Verschaeve, Stan Leurs, R. van Roosbroeck, Karel Engelbeen, K.C. Peeters e.a. De Duitse Martha Hechtle publiceerde in deze reeks een uitvoerige studie over Die flämische Dichtung (1942), waar ook heel wat plaats wordt ingeruimd voor Karel van de Woestijne en voor het wondermooie Vlaamse land, waarin zijn gedichten zich afspelen. En wanneer men dan ziet, dat tussen 1933 en 1945 zeer veel vertalingen van K. van de Woestijne werden gepubliceerd (in totaal 18 publikaties) is het duidelijk dat men deze Vlaamse dichter in het toenmalige Duitsland niet ongenegen was, iets waarover Van de Woestijne zelf zich op de eerste plaats ten zeerste zou verbaasd hebben. Naast dit alles speelt ook het religieuze karakter van Van de Woestijnes poëzie een grote rol. Wij hebben er reeds op gewezen, dat hij vooral door katolieke uitgeverijen op de markt werd gebracht. Maar ook in heel wat katolieke Duitse jongerentijdschriften (o.m. Hochland, Die junge Front, Michael, Der neue Saat, Europäische Revue, Das innere Reich en Erdkreis) werd en wordt hij nog steeds in vertaling opgenomen of worden bestaande vertalingen heruitgegeven, zo bv. tot in de jaren zestig en zeventig in het tijdschrift Erdkreis. Volgens H. Graef wordt en werd het werk van K. van de Woestijne gebruikt om het katoliek reveil in Duitsland te versterken. En wat de oorlogsjaren betreft - aldus Graef - werd er onder het mom van ‘Vlaamse’ gedichten ‘katolieke’ literatuur gepresenteerd. Terloops wil ik hier nog even aanstippen, dat het wel kenmerkend is, dat de stad München - die dan toch een bepaalde politieke en religieuze achtergrond had en nog steeds heeft - als het centrum kan worden beschouwd van de meeste Van de Woestijne-vertalingen. Alle vertalingen van K. Jacobs zagen het licht in München. Van de zes Duitse antologieën, waarin poëzie van Van de Woestijne werd opgenomen, zijn er vier in München verschenen. Van de zeven Duitse tijdschriften, waarin H. Graef gedichten van Van de Woestijne kon plaatsen, werden er vier in München uitgegeven. Van de vier Van de Woestijne-vertalingen van Graef, die in boekvorm zijn verschenen, rolden er drie in München van de pers. Dit alles bij diverse uitgevers (Karl Alber, Winkler Verlag, Südwest Verlag e.a.) en dit niettegenstaande het feit, dat Graef niet in München woonde maar aan de Niederrhein. Ook àndere belangrijke vertalers, nl. Erkelenz en Schröder, publiceerden hun Van de Woestijne-vertalingen in München bij diverse uitgevers. Een zeer belangrijk element in het positief onthaal van Karel van de Woestijne in Duitsland is het traditionele imago van de Vlaming in het buitenland, dus ook - en misschien vooral - bij onze Oosterburen. Ik wil hier niet verder over uitwijden, omdat ik dit fenomeen reeds uitvoerig in andere publikaties heb behandeldGa naar eindnoot(12). Toch wil ik het nog even in het kort aanhalen, omdat het hier in de gang van zaken erg belangrijk is. Volgens dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
traditionele, maar erg eenzijdige imago is de Vlaming een merkwaardige mengeling van mystieke vroomheid en zinnelijke levenskracht, een soort mengeling van Ruusbroeck en Rubens, van Memlinck en Adriaan Brouwer. In Duitsland hebben de figuren van F. Timmermans hiervoor reeds jaren lang model gestaan en ook in Van de Woestijne hebben de Duitsers geprobeerd een soort Felix Timmermans te ontdekken, aangezien de dichter van God aan zee toch ook sterk religieus is en de schepper van De Modderen Man toch ook sterk zinnelijk getint, het weze dan ook op zijn manier. Het is in elk geval een feit, dat Van de Woestijnes belangrijkste vertaler in Duitsland, H. Graef, in zijn kommentaren en artikels over de Gentse dichter deze ‘typische’ Vlaamse kenmerken sterk heeft onderlijnd en in zijn vertalingen via de keuze van de woordenschat en de te vertalen gedichten zelfs flink heeft aangedikt. Dit heeft de ontvankelijkheid van het Duitse publiek voor het werk van K. van de Woestijne vergemakkelijkt, maar ergens is de dichter er ook het slachtoffer van geworden, omdat men hem én bij het vertalen én bij het lezen van deze vertalingen enigszins verkeerd - altans erg eenzijdig - heeft geïnterpreteerd. Het is voor ons maar al te duidelijk, dat de religieuze aspiraties en de zinnelijke worstelingen van Van de Woestijne niets gemeen hebben met de naïeve vroomheid en de vitale zinnelijkheid van Pallieter en de figuren van Het kindeken Jesus in Vlaanderen. Dank zij de samenloop van de diverse stimulerende faktoren kunnen er in Duitsland tussen 1916 en 1975 zowat 50 publikaties tot stand komen, waarin werk van Karel van de Woestijne is opgenomen. Ruim de helft hiervan zijn uitsluitend aan de Vlaamse dichter gewijd. Tot die 50 publikaties behoren ook heel wat belangrijke antologieën van wereldpoëzie (en die zijn in Duitsland vrij belangrijk en erg geliefd), waarin Van de Woestijne - naast Guido Gezelle - onze enige of onze best vertegenwoordigde woordvoerder is. Dergelijke antologieën zijn bv. Sonette der Völker, siebenhundert Sonette aus sieben Jahrhunderten (KT. Busch), Lyrik des Abendlandes (G. Britting), Lyrik der Welt (R. Jaspert), Abendländische Lyrik (E. Laaths), e.a. Het opnemen van gedichten (of eventueel ook van prozastukken) van K. van de Woestijne in dergelijke groots opgevatte bloemlezingen van de wereldliteratuur is iets wat in de andere ons omringende taalgebieden niet of nauwelijks gebeurt. Voor Frankrijk is mij geen enkel geval bekend en voor het Engelse taalgebied konden wij alleen drie gedichten van Van de Woestijne vinden in Heart of Europe (New York, 1943), dat echter werd uitgegeven door... twee Duitsers, Klaus Mann en Hermann KestenGa naar eindnoot(13). Voor het overige bleef Van de Woestijne in de Engelstalige antologieën der wereldliteratuur onvindbaar. Zelfs in het lijvige werk van Th. Weevers, Poetry of the Netherlands in its European Context 1170-1930, - London, 1960 - werd geen enkel vers van K. van de Woestijne opgenomen, alhoewel bv. Kloos, Verwey, Gorter e.a. Noordnederlandse auteurs overvloedig vertegenwoordigd zijn. Van de Vlamingen vindt men er alleen Hadewijch, Jan van der Noot en Guido Gezelle (met één gedicht: Ego flos). Alles bij mekaar dus nogal mager voor een boek, dat werd uitgegeven door een professor voor Nederlandse taal- en letterkunde van de London University. Het oeuvre van K. van de Woestijne geraakte slechts met mondjesmaat binnen in het Engelse taalgebied (Engeland en de U.S.A.), en dan nog dikwijls via de bemoeiingen van taal- of landgenoten van de dichter, zo bv. Leo van Riel, Franz de Backer, J.A. Goris, Jan Greshoff, Walter Thijs, die dan nog meestal zèlf voor de vertaling moesten instaan. Er bestaan wel twee belangrijke Engelse vertalers die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op deze ‘mondjesmaat’ een uitzondering vormen. Op de eerste plaats Jethro Bithell, die reeds in 1915 Van de Woestijne bij het Engelse lezerspubliek introduceerde in zijn 384 bladzijden tellende studie Contemporary Belgian Literature (London, 1915) en dan in 1917 ook een lijvige bloemlezing uitgaf, nl. Contemporary Flemish Poetry (Londen, 1917), waarin hij dertien gedichten en zes prozafragmenten van de Gentse dichter heeft opgenomen en hem trouwens ‘the most gifted of the impressionist poets’ noemde. Op de tweede plaats komt dan het ook zélf dichtende en vertalende echtpaar Clark en Frances Stillman, die zowel voor G. Gezelle als voor K. van de Woestijne een liefderijke belangstelling aan de dag legden. En daarvoor waren ze (ook geografisch) goed geplaatst, aangezien Clark Stillman reeds in 1933 in België werkzaam was als ‘fellow of the Belgian American Educational Foundation’. Van 1945 tot 1947 was hij kultureel attaché op de Amerikaanse ambassade te Brussel en in 1947 werd hij sekretaris van de voormelde ‘Foundation’. Nadat hij reeds enkele kortere publikaties aan K. van de Woestijne had gewijd, gaf hij in 1950 samen met zijn echtgenote een bundel Lyra Belgica uit, Two Flemish Poets, Guido Gezelle - Karel van de Woestijne (New York, 1950), waarin ze op prachtige wijze 21 gedichten van de Gentse dichter hebben vertaald. Dit betekende een hoogtepunt voor het bekendworden van K. van de Woestijne in de Engelstalige wereld. Nadien werd het echter weer stil en verscheen alleen nog maar één verhaal, The peasant dying, onder de leiding van W. Thijs (Amsterdam, 1964) en drie gedichten: twee in Modern Belgian Literature (V. Mallinson, London, 1966) en één in Dawn Poetry in the Netherlands (P.K. King, Amsterdam, 1971). In de titel van deze bijdrage hebben we gelezen, dat Karel van de Woestijne in 16 vreemde talen werd omgezet (of laten we liever zeggen: in 15 vreemde talen en in het Esperanto!). Tot hiertoe hebben wij drie talen vrij uitvoerig behandeld, omdat zij voor Van de Woestijne inderdaad van het grootste belang waren gezien het vrij grote aantal vertalingen: het Duits met 156 vertalingen, het Frans met 132 en het Engels met 55. Deze hoge cijfers zijn, afgezien van de diverse specifieke stimulerende faktoren, waarschijnlijk vooral te danken aan het feit dat de Duitsers, Fransen en Engelsen onze naaste buren zijn. Wat de verder afgelegen landen betreft is Italië de koploper wat de bekendheid van Van de Woestijne betreft (6 publikaties, waarin 23 vertalingen). Zou het dan toch waar zijn, dat deze dichter een ‘Latijnse’ geest had en de meest Florentijnse is van onze Nederlandse letterkunde? Misschien is het dan ook geen toeval dat ook de Roemenen heel wat van deze ‘Florentijn’ hebben vertaald en aldus de zesde plaats bezetten in de vertaallijst (zie tabel 3). Afgezien van het absolute overwicht van de Duitse vertalers - twaalf Duitse vertalers hebben in totaal 156 stukken omgezet!Ga naar eindnoot(14) - werd de ‘Latijnse’ Van de Woestijne dan toch ook in totaal 192 keer in een Romaanse taal vertaald, nl. 132 keer naar het Frans door elf vertalersGa naar eindnoot(15), 23 keer naar het Italiaans door drie vertalersGa naar eindnoot(16), 22 keer naar het Roemeens door twee vertalersGa naar eindnoot(17), 13 keer naar het Spaans door één vertalerGa naar eindnoot(18) en 2 keer naar het Portugees eveneens door één vertalerGa naar eindnoot(19). Dat er ook heel wat gedichten van K. van de Woestijne in de jaren zestig in Slavische bloemlezingen van Nederlandse literatuur werden opgenomen (Tsjechisch, Hongaars, Russisch, Bulgaars en Servokroatisch) is vooral te danken aan de persoonlijke inzet van Karel Jonckheere, die als ‘ambassadeur’ van onze letterkunde in het buitenland in die richting | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baanbrekende inspanningen heeft geleverd. Ook de Stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands letterkundig werk te Amsterdam (direkteur: Joost de Wit) werkte hier met sukses in de landen van het Oostblok. Opvallend is wel de vierde plaats van Tsjechoslovakije op de ranglijst, waarmee het in tabel 3 alle andere Slavische talen ver voorafgaat. In totaal werden er 29 gedichten van Van de Woestijne naar het Tsjechisch vertaald (daarop volgt het Hongaars met 19), cijfers waaruit trouwens blijkt dat de Gentse dichter zowel in Tsjechoslovakije als in Hongarije vóór Gezelle en Van Ostayen komt te staan. In de Tsjechische bloemlezing Vlamska lyrika (Praha, 1963) staan er 29 gedichten van Van de Woestijne, slechts 19 van Gezelle en 16 van Van Ostayen; verder nog 16 van R. Herreman, 15 van R. Minne, 12 van J. van Nijlen en 12 van M. Gilliams. In de laatste in Hongarije verschenen antologie Flamand lirai antólogia (Budapest, 1969) is Van de Woestijne de koploper met 16 gedichten, vóór Jan van Nijlen (12 gedichten), Van Ostayen (11 gedichten), Gezelle en H. Claus (elk met 8 gedichten). Wellicht is het in het kader van dit artikel nog interessant even te onderzoeken, welke gedichten en welke prozastukken van Karel van de Woestijne het meest werden vertaald, d.w.z. het meest geapprecieerd worden in het buitenland. Het valt daarbij op, dat de vertalingen voor zowat 85% uit lyrische poëzie bestaan, wat trouwens niet zo verwonderlijk is. Dit belet echter niet dat - zoals reeds gezegd - De boer die sterft in acht talen werd gepubliceerd. In het Frans en in het Duits bestaan er zelfs verschillende versies van dit verhaal. Op de tweede plaats komt dan De vrouw van Kandaules met drie vertalingen, nl. in het Frans, het Duits en het Engels. Wat de poëzie betreft valt het korte gedicht Ik ben de hazelnoot blijkbaar het best in de smaak van het vreemde publiek: het werd 14 maal vertaald. Dan volgen Wijding aan mijn vader, De meiskens uit de taveernen en Weer gaat het vege licht der asters bloeien, elk met elf vertalingen. Onmiddellijk daarop in de ranglijst staan Het huis mijns vaders (10 vertalingen) en dan op gelijke hoogte met 8 vertalingen: De Moeder en de Zoon, Koortsdeun en Een vrucht die valt. Met 7 vreemde versies volgen dan De rozen domen en dauwen en Ik ben de schone, rode vrucht. Om de reeks te besluiten vermelden wij nog drie gedichten, die elk zesmaal werden omgezet: 'k Ben hier geweest, 'k ben daar geweest, Gij draagt een schone vlechte haar en Wat is het goed aan 't hart van zacht verliefd te zijn. Om dit artikel te besluiten geven we nog even een korte samenvatting van de verschillende faktoren, die de verspreiding van een auteur, in casu Karel van de Woestijne, kunnen bevorderen. Het is opvallend dat de verspreiding van een schrijver in het buitenland dikwijls hoofdzakelijk afhankelijk is van de ‘liefde’ van één of twee vertalers. Bij Van de Woestijne was dit het geval met R.A. Schröder en vooral H. Graef voor het Duits, Clark en Frances Stillman voor het Engels, F. Carrasquer voor het Spaans, M. Carême en M. Lecomte voor het Frans, vertalers die allen in hun taalgebied het leeuwenaandeel van de vertalingen hebben geleverd. Het geval Van de Woestijne toont aan, dat ook een bepaalde uitgeverij of een bepaalde stad een determinerende rol kan spelen (K. Alber Verlag, München). Een vertaler laat zich bij de keuze van de te vertalen dichter en van de te vertalen teksten ook in hoge mate leiden door de verwantschap van ‘zijn’ dichter met een auteur van het eigen taalgebied, zo o.m. de verwantschap van Van de Woestijne met Rilke enerzijds en met de Franse Symbolisten anderzijds. Zelfs de inhoude- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijk-ideologische achtergrond, die men in de te vertalen auteur onderkent of meent te onderkennen, kan van belang zijn. Het ‘Latijns’ karakter van Van de Woestijne maakte hem aantrekkelijk in Italië, zijn Frans-gerichte background verhoogde zijn aantrekkelijkheid voor sommigen (zo bv. G. van Severen) in Franstalig België. En het feit dat men bepaalde overeenkomsten ontdekte tussen de Gentse dichter en het traditionele Vlaamse imago (mystiek/zinnelijkheid) versterkte de belangstelling voor K. van de Woestijne in Duitsland. Zeer belangrijk is ook de persoonlijke inzet van één persoon of één organisme, die als het ware als manager voor een bepaald auteur in het buitenland kunnen optreden. Zo heeft Karel Jonckheere de doorbraak gerealiseerd van onze dichters in het algemeen en van K. van de Woestijne in het bijzonder in Spanje en in de landen van het Oostblok, en kon de Nederlandse Stichting voor Vertaling te Amsterdam onder de leiding van Joost de Wit de aanwezigheid van K. van de Woestijne in heel wat buitenlandse antologieën mogelijk maken. Bij dit alles mag de toenemende internationalisering van de kulturele betrekkingen niet onderschat worden, die dikwijls gebruikt wordt als wegbereider voor ekonomische en politieke toenadering. Ook hier is de doorbraak van de Belgisch-Nederlandse literatuur in de Oostblokstaten een duidelijk voorbeeld. De achtergronden bij het vertalen van een auteur kunnen dus zeer verschillend zijn, maar, wat Karel van de Woestijne betreft kan dan toch gezegd worden, dat de diverse vertalers zich - blijkbaar niet zonder reden - in totaal 484 keer (cf. tabel 3) hebben ingespannen om een gedicht of een stuk proza van hem in een andere taal om te zetten. Dit is voor de Nederlandse literatuur in het algemeen en voor K. van de Woestijne in het bijzonder zeker geen geringe prestatie. |
|