Film
Nieuwe Nederlandse films.
De jongste Nederlandse speelfilms zijn werk van filmers die tot de jongere garde behoren. Het betreft Meneer Klomp van Otto Jongerius en Dag, dokter van Ate de Jong. Beide filmers hebben al eerder proeven van bekwaamheid afgelegd. Ate de Jong o.m. met Blindgangers, Jongerius met zijn versie van een aantal door Carmiggelt geschreven Kronkels.
Beide films - Meneer Klomp zowel als Dag, dokter delen in het zwak dat het gros van de Nederlandse films aankleeft: tekort aan een diep borende en tegelijkertijd toch suggestief samenvattende dramatische visie. Nederlandse films bestaan over het geheel genomen uit een samenstel van spelmomenten, die heel dikwijls bepaald worden door opkomst of vertrek van spelenden. Het gebruik van deuren is in Nederlandse films bijna ontstellend te noemen. Er ontstaan vrijwel nooit spanningen tussen reeds bijeen zijnde mensen; ze komen doorgaans van buiten-af. Ze duren het spelmoment en worden dan bijgezet bij de stapel ‘handelingen’, die het geheel van komedie of nonkomedie moeten vormen.
Zo lang deze metodiek van filmopbouw - de ene keer met wat meer dekoratieve schijndramatische glamour dan de andere keer (per slot van rekening zijn Nederlandse filmers niet helemaal onbedreven in het waarnemen of konstrueren van spel- of dekoratiesituaties voor de kamera's) -, zolang deze metodiek niet herzien en op de plank geborgen wordt, zal er geen sprake van vooruitgang zijn.
Het betekent, dat uitingen van waardering voor Nederlandse films binnen een zeer betrekkelijk kader moeten worden gehouden. Dat geldt dus ook voor Meneer Klomp en Dag, dokter.
In beide films overheerst het kleine realisme. Dat heeft niets met de sociale positie van de betrokkenen te maken - de figuren uit Meneer Klomp komen uit de kleinburgerlijke kring van kantoorbedienden; de figuren uit Dag, dokter horen tot de intellektuele klasse (al wekt André van de Heuvel, als medisch specialist tot professor gepromoveerd, de indruk van een man die je eerder achter het slagersblok zou verwachten dan voor de mikroskoop). Het gaat dus niet om de status. Bij het kleine realisme gaat het om de min of meer kneuterige aftasting van de gebruiksdingen in het leven. Dat kunnen teekopjes zijn, maar ook belevenissen in liefde of sociale omgang. Een karakteristiek voorbeeld daarvan heb je bij Meneer Klomp in het samenzijn van Henny Alma en Leo de Hartogh in een restaurant. Ik noem het tweetal met opzet niet bij de namen die ze in de film hebben, omdat ze geen moment buiten zichzelf treden en de mensen met die namen worden. Niet hun schuld, maar die van de hierboven gewraakte metodiek. Zie je dan in dat restaurant de manier waarop het tweetal zich met elkanders etensbordje bemoeit, dan krijg je de neiging om voor een dergelijke verschrikkelijke dufheid de benen te nemen.
Voor deze dufheid heeft Ate de Jong zich weten te hoeden. Ik zal niet zeggen, dat hij zich van het kleine realisme heeft weten vrij te houden, maar bij hem speelt tenminste het blaadje sla of het kopje koffie geen rol. In Meneer Klomp spelen de aksenten van de milieu en karaktertekening een rol.
Meneer Klomp is afdelingschef op een groot kantoor. Hij is een angstvallig precies man, met intense eerbied voor een opgeruimd bureau. Hij wordt daardoor het mikpunt van zijn ondergeschikten, die er een heidense bende van maken. Klomp laat alles over zijn kant gaan, doet zelfs niets als kostbare machines vernield worden. Hoe die situatie gegroeid is - want iets dergelijks moet gegroeid zijn -, wordt niet uit de doeken gedaan. Een typisch dramatische onvolkomenheid - je moet de dingen maar slikken zoals ze je worden voorgesteld. Hoe zeer ze ook een verklaring van binnenuit behoeven. Het kantoor zet voor Klomp een valletje op. Ze laten hem verliefd worden op een jonge typiste. Ook dat wordt als doodeenvoudig gegeven aangereikt. Terwijl het kantoor toch hoe dan ook het vermoeden moet hebben gehad, dat Klomp voor dit soort dingen vatbaar was. In elk geval, Komp wordt - als gevolg van zijn verliefdheid - bij de firma de laan uitgestuurd en de liefde voor de typiste wordt een obsessie voor hem. Hij verliest er zijn zinnen door.
Dit soort dingen zijn ongetwijfeld mogelijk. Er is in het leven zo veel mogelijk. Maar de dingen hebben een reden. Pas door het ontvouwen van de reden krijg je de dramatische opbouw. Blijft dat ontvouwen uit, dan kijk je alleen maar naar akteurs en aktrices, die gegeven omstandigheden en situaties voor je opvoeren. Dat is voor hen zelf misschien leuk, maar als filmkijker geef je met groot plezier je kaartje terug.
In De Jongs film Dag, dokter is altans enig pogen te onderkennen tot ontvouwen van redenen. Of beter gezegd, je merkt af en toe dat de maker van de film zich (bewust of onbewust) heeft afgevraagd of hij niet naar diepere verklaringen van handelingen of gedachte-uitingen moet zoeken.
De internist Bernard Delfman is er door zelfobservatie achter gekomen, dat zijn hart aan ernstige slijtage onderhevig is. Hij houdt dit hem toch wel benauwende feit vóór zich, maar probeert, zonder zijn omgeving ook maar tot enig vermoeden te laten komen, regelingen te treffen voor de toekomst. Om die reden is hij sterk gekant tegen het voornemen van zijn schoonzoon