Ons Erfdeel. Jaargang 21
(1978)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 325]
| |
[Nummer 3]Sadi de Gorter: Frans dichter, Nederlands ambtenaar
| |
Curriculum Vitae Sadi de Gorter.Geboren 19 oktober 1912 te Amsterdam. Jeugd in Amsterdam, Antwerpen, Brussel, Parijs. Geen middelbare opleiding. Was achtereenvolgens loopjongen, fabrieksarbeider, kantoorbediende, bankbediende, handelsreiziger, verzekeringsenquêteur, reklameschrijver, journalist, radiospeaker, jeugdherbergvader. Tijdens de oorlog is De Gorter in Spanje in de gevangenis terechtgekomen (een jaar, in Barcelona, Burgos en Miranda de Ebro). Kwam eind 1943 in Engeland aan; was daar achtereenvolgens matroos, liftboy, opnieuw journalist, en ambtenaar in tijdelijke dienst bij het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken te Londen. Richtte daar de afdeling Voorlichting in de Franse taal van de Regeringsvoorlichtingsdienst op. Werd oorlogskorrespondent voor de persdienst ANEP-ANETA, | |
[pagina 326]
| |
Sadi de Gorter.
met als standplaats het hoofdkwartier van generaal Eisenhower. Verbonden aan de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te Parijs vanaf 19 oktober 1944. Persattaché aan de Nederlandse Ambassade te Parijs in 1948, tevens kultureel attaché in 1956. Direkteur van het Institut Néerlandais in 1957. Gevolmachtigd minister sedert een zevental Afrikaanse dienstreizen in 1964. Chargé de liaison met de UNESCO sedert 1958. Lid van de Nederlandse delegatie naar de Algemene Konferenties van de UNESCO vanaf de elfde zitting (1960). Permanent vertegenwoordiger bij de UNESCO sedert 1967. Kreeg midden november 1977 eervol ontslag, als ambtenaar derde klas. | |
Het zag er aanvankelijk anders uit.Hij is dus geboren aan de Amstel, in een huis aan de Prinsengracht, in het jaar 1912. Maar hij zou niet lang Amsterdammer blijven, want hij was nog maar een jongetje van zes toen zijn ouders naar België afzakten. Eerst naar Antwerpen, daarna naar Brussel, waar zijn vader ‘avant la lettre’ free lance persfotograaf was. Toen hij veertien was, dus in 1926, overleed zijn vader, en zijn moeder en zuster keerden naar Nederland terug. Hij stond er alleen voor...
Aan een middelbare opleiding kwam hij in de gegeven omstandigheden uiteraard niet toe, - en het leven zelf zou zijn universiteit worden. Op dat ogenblik was hij echter al het zoveelste slachtoffer van de Brusselse verfransingsmachine, want er was geen andere keuze geweest dan Franstalig lager onderwijs. Frank Onnen schrijftGa naar eind(1) dat Sadi de Gorter bij zijn aanstelling als tweede persattaché in Parijs (1948) nog maar een handjevol Nederlandse woorden sprak, met een zwaar Frans aksent. ‘De beheersing van het Nederlands’, aldus De Gorter, ‘heeft de Nederlandse romancière Josepha Mendels me bijgebracht, die in die jaren eveneens op de persafdeling werkte’. Hij heeft dus als volwassene nog opnieuw Nederlands geleerd, en zo werkte de Brusselse verfransing in zijn (veel te uitzonderlijk) geval, - en gelukkig voor de Nederlandse kultuurpolitiek -, als een boemerang.
Zoals het zo pittoresk in zijn curriculum vermeld staat, heeft Sadi de Gorter in Brussel, en later in Parijs, van alles uitgericht om aan de kost te komen. Maar één ding was al zeer vroeg duidelijk: er zat een dichter in die jongen. Heel plezierig zijn de verhalen van L. RoelandtGa naar eind(2) en A. van der VeenGa naar eind(3) over zijn debuut in Brussel. L. Roelandt: ‘In het begin van de jaren dertig werd te Brussel een boekenweek gehouden, waar jeugdige dichters luidruchtig hun gewrochten aanprezen, en een van de eerste tot de laatste regel met de hand geschreven bundeltje, dat Abcès heette, eenparig roemden als een meesterwerk. De auteur ervan was Sadi de Gorter... Abcès was allesbehalve een | |
[pagina 327]
| |
meesterwerk, het was een debuut dat getuigde van nogal opgeschroefde originaliteit en van dichterlijk talent, en waarin verrassende beelden voorkwamen...’
En Adriaan van der Veen: ‘Pure levenslust en die behoefte niet over het hoofd te worden gezien verklaren misschien een even geamuseerde als vertederde kenschetsing van de jeugdige Sadi de Gorter, van Charles Plisnier, de Belgische schrijver met wie hij bevriend raakte: “Jeune barbare”. Plisnier trof De Gorter nl. in 1931 aan op een Brusselse boekenbeurs, waar hij tussen andere auteurs, door luide aanmoedigende kreten, de bezoekers attent maakte op zijn dichtbundel Abcès’.
Het zal niemand verwonderen dat De Gorters poëzie, in de bundels van zijn Brusselse jaren, onder invloed van omgeving en levensomstandigheden een rebelse toon aanslaat. De titels zijn programma's: La randonnée des hommes perdus (1934) en Exil volontaire (1936), dat opgedragen is aan Edmond Vandercammen.
Zijn dichtkunst groeit uit de eigen ervaringen in die rumoerige krisisjaren, en uit zijn verbijstering om een zichtbaar spaak lopende wereld. In West-Europa stapelen de spanningen zich op, elk voluntarisme en alle zuivere proletarische dromen spatten uiteen, de mensheid schijnt alle kansen op een eeuwige jeugd, een nieuw begin te verkwanselen. Sadi de Gorter zegt het treffend in een verrassend, absurd vers:
L'univers a manqué le train de sept heures
(‘Exil volontaire’)
Zijn dichtkunst registreert in sobere toetsen, verzamelt uiteenlopende gegevens, vindt beelden die de tragedie bespottelijk maken: ...
Chromos de guerre Portraits de famille
Murs piqués de fleurs de givre
Lumière faible Loyers bas
Arbre de Noël oublié dans un livre
Et l'unique pomme de terre
passe de bouche en bouche
tous les jours de l'année
...
(Ibidem)
Soms (ik aarzel om bij De Gorters veelal nuchtere stijl zo'n groot woord te gebruiken, maar het lijkt me doodgewoon waar), soms klinkt zijn stem profetisch: ...
Les saisons quittent le carrousel Europe
Le Borinage
élève d'autres Vésuves
fait banco
et saute
Le quartier juif de Varsovie
est couvert d'un taleth de neige
Le mercure les prières
tombent
Corps-numéros
dans la crypte des siècles
Pièces de tissus
dont les mètres auréolent
ton monde
Ecoute Israël
l'Eternel est multiple
(Ibidem)
Sadi de Gorter bewoog zich in die tijd vooral in de kring rond Charles Plisnier en bezocht in diens huis de bijeenkomsten van de dinsdagavond. De groep ijverde voor een proletarische literatuur, geheel in de geest van wat Henry Poulaille predikte in Parijs. Tekenend is daarbij het feit dat Plisnier brak met de kommunisten en dat De Gorter, die sterk door Plisnier werd beïnvloed, sekretaris werd van Le Front Littéraire Gauche, een vereniging van linkse, maar niet-kommunistische schrijvers in Brussel. In 1937 trok Sadi de Gorter naar Parijs, - aldus de ene bron. De andere bron vermeldt: ‘In 1937 volgt hij Gisèle (zijn vrouw) naar Parijs’. Als vanzelfsprekend slaat hij er de brug tussen Plisnier en Poulaille. L. RoelandtGa naar eind(2): ‘Hij wordt een trouw bezoeker van het door Poulaille gestichte Musée du Soir, dat een haard van proletarische kultuur was’. In 1938 verschijnt voor het eerst een bundel van De | |
[pagina 328]
| |
Sadi de Gorter.
Gorter in Parijs, maar het is nog steeds Charles Plisnier die het werk inleidt. Anges rebelles heet het, een titel die eveneens nog duidelijk de sfeer en geestesgesteldheid van de Brusselse bundels uitdrukt.
Die eerste Parijse jaren zijn overigens onvoorstelbaar rijk aan aktiviteiten. Hij moet er een eigen teatertje gedreven hebben, in de Impasse Roussin, samen met ene De Smet (de vader van de huidige Franse pop-keizer Hallyday). Hij schreef luisterspelen, die hij als toneelakteur op de Franse radio ten gehore bracht, en een niet te tellen aantal artikelen voor diverse Franse bladen. Toen reeds (de lezer weet al dat De Gorter op dat ogenblik maar weinig Nederlands meer kende) publiceerde hij daarin herhaaldelijk over Nederlandse auteurs. (Greshoff, Ter Braak, Marsman, Nijhoff, tot Vondel toe!) Door geheel die koortsachtige bedrijvigheid vergeet hij zijn Belgische proletarische vrienden niet. In het pakkende Ma Nuit au Jour le Jour van Constant Malva, de mijnwerker-schrijver uit de Borinage, komt Sadi de Gorter geregeld voor, als een van de toevluchten, een van de schaarse lichtpunten in een uitzichtloos bestaan. Op 15 mei 1937 schrijft Malva, nostalgisch en erkentelijk: ‘Il y a un an, le même samedi (de Pentecôte), je prenais le train pour Paris où j'allais voir Bonnet, Poulaille et d'autres amis... Aujourd'hui, je ne partirai pas. Plus tard. Mais j'ai une compensation pour demain: Sadi de Gorter et Gisèle, sa femme, viennent passer deux jours à la maison’. Later, op 3 januari 1938, schrijft de mijnwerker gelaten, en toch met een tikkeltje afgunst: ‘Les fêtes sont passées. Un petit arrêt, et c'est encore hue. J'ai passé la nuit du 31 décembre au 1er janvier au fond de la mine... Maintenant, réveillonner au fond de la mine me laisse totalement indifférent. J'ai tant appris à me résigner! N'empêche qu'il m'arriva de penser plusieurs fois à des amis plus ou moins favorisés, particulièrement à ceux de Paris: Poulaille, Bonnet, De Gorter et d'autres. Sans doute étaient-ils au Musée du Soir. A moins que ce ne fût chez Poulaille. On y parlait livres, on y faisait de la musique, on s'amusait...’ Voortaan behoort Sadi de Gorter kennelijk tot de ‘amis plus ou moins favorisés’. Hij heeft omstreeks 1940 een zekere bekendheid verworven, noteert Adriaan van der VeenGa naar eind(3): ‘De oorlog brak uit toen Sadi de Gorter, langzamerhand een erkend schrijver en literaire journalist, het hoofd aardig boven water kon houden’. | |
Toen brak de oorlog uit.De nazi's liepen Frankrijk onder de voet, in twee tijden. Het leven van Sadi de Gorter neemt een beslissende wending, en weer wordt het een spannend verhaal. Met de woorden van Philip FreriksGa naar eind(4): ‘Dan komt de oorlog. Sadi de Gorter vlucht naar de vrije zone (van Frankrijk) en wordt jeugdherbergvader in een dorpje in de Pyreneeën aan de Spaans-Franse grens. Hij ontvangt veel jeugdige gasten, die steeds maar weer spoorloos verdwij- | |
[pagina 329]
| |
nen. Dat gaat twee jaar goed. Maar inmiddels hebben de Duitsers ook het zuiden van Frankrijk bezet en de aktiviteiten van de jeugdherberg wekken meer dan alleen maar argwaan. De Gorter wordt nog net op tijd door de burgemeester van het dorpje gewaarschuwd en nu moet hij zelf over de grens vluchten. De kontakten aan de andere kant heeft hij niet tijdig op de hoogte kunnen brengen en hij wordt dan ook zeer snel gearresteerd door de Spaanse politie’. De Gorter vertelt dat verhaal na al die jaren nog met onverholen genoegen en met zijn typische zin voor het rake detailGa naar eind(5): ‘In een snerpendkoude decembernacht in '42 werd ik wakker doordat iemand met steentjes tegen m'n ruit gooide. Jean Aspireau, de burgemeester, een jas snel over 't nachthemd geslagen: - Smeer 'm. Morgenvroeg doet de politie een inval. Ik zat daar met 12 jongelui die de grens over moesten. We zijn meteen op weg gegaan, maar nu ging ik zelf mee...’ Daarop zat hij vrijwel een jaar gevangen, maar over zijn Spaanse gevangenissen is Sadi de Gorter zwijgzaam. Gebondenheid betekent voor hem een regelrechte blinde vlek: het leven begint pas weer in Londen, eind 1943. Intussen waren echter in Frankrijk, in het onbezette gebied, twee bundels gepubliceerd geraakt: Le signe de la tombe (1941), en Héritage (1943). En toen hij eenmaal Londen had bereikt volgden nog: Souscription pour quelques vivants (1944), en het essay Un pays à la mesure de l'homme (Nederland, voor Franse lezers - 1944). Hij schrijft ook nu geen woedende, schorre verzen, en geen pacifistische pamfletten; deze geschriften getuigen veeleer van treurnis, heimwee, verslagenheid, in momenten van bezinning en onvrijwillig nietsdoen:
Je suis Icare fuyant la terre
Paris fond la cire de mes ailes
(‘Le signe de la tombe’)
...
Nul ne garde contre son coeur
l'image de la Gentiane des Alpes
pauvre reine de beauté
qui compte ses rides avec effroi.
Nulle danseuse aux pieds nus
aux ailes refermées
paupières paresseuses
ne vient encore dans mes bras
mimer les gestes
des femmes amoureuses.
(Ibidem)
De toen nog jonge volwassene wordt gedwongen terug te kijken naar de voorafgaande jaren, die niet erg fraai waren, maar niettemin nog een kiem van hoop in zich droegen. Nu lijkt alles platgewalst:
Depuis que Paris dans la nuit effacée
brûle d'une lumière morte
les visages ont pris la couleur de l'acier.
Les mains sont des torches
et les passants des guides à la recherche du client.
Les poètes se heurtent aux lampes
tristes phalènes d'un autre siècle.
Les filles se heurtent aux hommes
pauvres abeilles attirées par le miel.
Les enfants croient qu'ils dorment
leurs yeux se sont éteints dans l'ombre.
J'ai froid aux rêves
dit l'ivrogne.
Il fait le signe de la tombe.
(Ibidem)
Wat blijft er nog te doen, tenzij verdwaasd de scherven in het grootboek in te schrijven? ...
Autant de pain
autant de sang
autant de morts
et le refrain
reprend.
Oui les journaux disent
pour situation stable
possibilité avenir
cherché
homme courageux
pouvant tenir
du lundi
au samedi
en de grands livres
la
Comptabilité.
(Ibidem)
| |
[pagina 330]
| |
Van proletarisch auteur tot ambtenaar.Eerst in Londen schijnt Sadi de Gorter weer zin in het leven te krijgen, en hervat hij zijn rusteloze bedrijvigheid. ‘Ik kreeg er van de Hollanders een warm welkom’, is zijn ironische kommentaar, ‘ik mocht matroos worden’Ga naar eind(3). In de praktijk betekende dat: liftjongen. Maar het duurde (uiteraard...) niet lang of hij stond opnieuw met beide benen in de journalistiek, - oorlogsjournalistiek, om te beginnen.
Lakoniek vermeldt zijn curriculum dan plots: ‘Verbonden aan de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te Parijs vanaf 19 oktober 1944’. Dat was juist op zijn 32e verjaardag; hij zou er 33 jaar blijven. Niet ten onrechte kunnen we dus van twee grote, diepgaand verschillende periodes gewagen. Eén ding hebben ze wel gemeen: de enorme werkkracht.
Opnieuw is er geen beter middel om die werkkracht weer te geven dan een droge opsomming van gegevens: als we zijn poëzie en essays in boekvorm buiten beschouwing laten, dienen we van Sadi de Gorter nog honderden bijdragen in allerlei bladen te vermelden, honderden lezingen en tientallen woorden-vooraf voor katalogi. Een kwart eeuw lang gaf hij wekelijks het informatieblad Nouvelles de Hollande uit, of korrekter uitgedrukt: schreef hij het elke week vrijwel in zijn eentje vol. Minstens één keer per maand vertaalde hij er een Nederlands gedicht voor (Marsman, Slauerhoff, Achterberg, Elsschot, en veel anderen).
Alleen al als direkteur van het ‘Institut Néerlandais’, zoals hij ons het best bekend is, heeft De Gorter ruim 200 tentoonstellingen georganiseerd, 67 katalogi uitgegeven, 300 lezingen doen houden (onder voorzitterschap van 142 Franse ‘présidents de séance’), 364 musici en 41 muziekensembles naar Parijs gehaald (voor ongeveer 300 koncerten, en in het geheel werken van meer dan 100 Nederlandse komponisten).
Dat is de ongelooflijke staat van dienst van het benijdenswaardige ‘Institut Néerlandais’ en zijn uittredend direkteur, twee ‘instituten’ waar Charles Wentinck veel lof voor heeftGa naar eind(6): ‘Allicht is de hoge plaats van het “Institut Néerlandais” te danken aan de man die op de gedachte kwam een Nederlands centrum op te richten: Frits Lugt. Diens kwaliteiten als kenner en kollektioneur; de vermaardheid van diens verzameling; de allure van diens “hôtel privé” waar het instituut in werd ondergebracht, - zij zijn van doorslaggevende betekenis geweest. Zonder Sadi de Gorter echter zou het Institut nooit de rol vervuld hebben in het kader der Parijse kulturele aktiviteiten, die het ten slotte is gaan spelen. Daartoe droeg vooral zijn persoonlijkheid bij: die van een beminnelijk en behulpzaam man; die van een overal en goed ingevoerde, over alle nodige relaties beschikkende figuur; die van een mens die over de in Parijs noodzakelijke mondainiteit beschikte, zonder er een onnodige hooghartigheid aan te verbinden. Die de gave bezit der diplomatie, gepaard aan die van soepele beslistheid. Die charme heeft én karakter; kennis zonder ooit betweterig te zijn. Die, vooral, voldoende verfranst was om niet op te vallen als buitenlander, en daarbij voldoende Hollander was gebleven om op geen enkel ogenblik zijn herkomst te verloochenen’.
Zijn herkomst verloochenen? Integendeel! Aan Onnen zegt hijGa naar eind(1): ‘Echt trots als de pest ben ik, omdat het Nederlands als “licence”, als wetenschappelijk vak, nu op het rooster van de Universiteit van Rijsel is geplaatst. En ook in de Franse middelbare scholen is doorgedrongen. En misschien was dat wel nooit gebeurd als ik het Nederlands op gevorderde leeftijd niet eerst zelf helemaal van de grond af had moeten leren. Best mogelijk.’ | |
[pagina 331]
| |
Bovendien is er mij geen gloedvoller lofzang op ons Nederlands bekend dan juist van Sadi de Gorter, die ooit bijna geheel verfranste ‘Brusselaar’. Getuigde hij niet van zijn herwonnen taalGa naar eind(7): ‘Il s'agit d'une langue d'analyse... Elle est belle, haute en couleurs, elle fait partie du patrimoine de peuples qui jouent un rôle, - et il n'est pas mince! -, dans le concert des nations. Elle a à son actif quelques-uns des plus beaux vers de la poésie européenne. Le lyrisme de Gorter, Leopold, Boutens, Roland Holst, Nijhoff dans le Nord, de Guido Gezelle, Van de Woestijne, Van Nijlen, Van Ostaijen, Jonckheere dans le Sud, la maîtrise de leur verbe, la chaleur ou la grâce de leur inspiration méritent une pénétration en profondeur dans les rouages sémantiques de cet idiome dont les particularismes sont passionnants...’ Je moet Frans dichter zijn om het met zoveel verve te kunnen (en mogen) zeggen. Als de voortekenen niet bedriegen zal die Franse dichter tans opnieuw op de voorgrond treden. Want te midden van al zijn aktiviteiten ‘bleek hij plotseling 65 jaar te zijn’, volgens de schitterende formulering van Philip FreriksGa naar eind(4). | |
Naar de derde levensperiode toe?En nu? Aan De Telegraaf verklaart Sadi de Gorter, een maand voor zijn eervol ontslagGa naar eind(8): ‘Ik heb net een enorme gedichtenbundel uitgegeven bij Rougerie in Limoges. Die heetCaisse d'Epargne (d.w.z. Spaarbank). Het is de rente van de spaarbank, die ik in enige miljoenen levensjaren bij elkaar heb vergaard...’ De oude rebel blijkt niet dood: ‘Ik heb geen hoge dunk van het milieu, waarin ik heb geleefd, hoewel ik er ook zeer verdienstelijk werk heb gezien. Diplomatie is een heel boeiend vak. Daarin heb ik ook mijn best gedaan in Unesco-verband. Maar ik houd niet van het milieu van diplomaten’Ga naar eind(4). Is hij niet te veeleisend om van énig milieu te kunnen houden? Wie Caisse d'Epargne leest heeft zo zijn twijfels.
Het is een sterke bundel, een lange meditatie die uitmondt in een voor hem typisch anti-gedicht, waarin steeds opnieuw echo's van de vroegere De Gorter te herkennen zijn:
Le comptable de mon domaine
inscrit
...
la sociale sécurité
que la vie est bréve...
Er zit een merkwaardig kontrast in tussen de Franse dichter, in onvrede met onze menselijke knoeiboel, en de nooit aflatende, suksesvolle Nederlandse ambtenaar. Het lijkt wel een (tussentijdse?) afrekening, én de opstandige grom van wie ‘desondanks’ op de bres wil blijven:
En ai-je eu de la tendresse
pour cette chienne de vie
dont j'attendais merveille
et dont j'avais envie
elle caressait mes mains
dans l'espoir que demain
ma signature
dans le domaine public
couvrirait en une aube parfumée
la page blanche
de l'aventure
l'encre séchait au hasard
de mes chèques de voyageur
tirés sur la lune ou était-ce mon âge
couvrant d'impétueuses dépenses
un bric-à-brac de saltimbanque
du vent du rire des dettes en banque
et de surcroît ce fer de lance
que l'on prénomme éternité
En de bundel eindigt met de woorden:
...
l'inflation radiante et la lutte contre
la société radieuse et la lutte pour
le pour et le contre le doit et l'avoir
la dette et le magot
l'exil et les vacances
la télévision et le silence
je prie nom de Dieu
laissez-moi placer comme je l'entends
chaque parcelle de mon domaine
et les récoltes de mes tourments.
| |
[pagina 332]
| |
Als ik om te besluiten de verschillende dagbladartikelen nog even inkijk, valt het me op dat De Gorter hoffelijk aan vrijwel elke journalist weer àndere toekomstplannen heeft meegedeeld. Roelandt kondigt een nieuwe dichtbundel en een nieuw essay aan, resp. Riverains du désert en Action et interaction culturelles.
Aan Freriks zegt hij: ‘Ik ben trouwens van plan om die hoorspelen (uit de jaren '38-'39) wat bij te werken, om ze dan opnieuw te publiceren’. Onnen mag opschrijven: ‘Als officiële vertegenwoordiger vond ik het moeilijk ook nog als vertaler op te treden. Maar als ambteloos burger heb ik dat projekt (nl. de publikatie van zijn Franse vertalingen van Nederlandse dichters) wél op mijn programma genoteerd’. Adriaan van der Veen tenslotte heeft het over een ander, belangrijk projekt: ‘Hoe groot de dankbaarheid is van zovele kunstenaars die door het initiatief van De Gorter hun werk in Parijs hebben kunnen eksposeren in het Institut Néerlandais, blijkt uit de stichting van de Kollektie Sadi de Gorter, waarbij vrijwel alle Nederlandse museumdirekteuren zijn betrokken. Honderden schetsen, tekeningen en schilderijen zijn door de betrokken kunstenaars afgestaan... Natuurlijk denkt De Gorter voor deze kollektie Nederlands werk in de eerste plaats aan een Franse bestemming...’ En aan iedereen die het horen wil zegt hij beslist: ‘Mijn memoires zijn al bijna klaar. In de 33 jaar dat ik officieel in funktie ben geweest, heb ik alles bijgehouden’. En om ons allemaal nog veel benieuwder te maken laat hij daar op volgen: ‘Er is zeker een gedeelte dat postuum zal verschijnen, zodat ze geen brieven hoeven te sturen om te zeggen dat ik een smeerlap ben’Ga naar eind(4). Ik, alvast, bestel mijn eksemplaar meteen... |
|