De vertaler heeft het Roelandslied kort ingeleid en zowel in zijn historische als zijn literaire kontekst geplaatst.
Jammer genoeg kan ik over dit tweede werkstuk niet zo geestdriftig zijn als over zijn kruimige vertaling van Françoys Villon. De bewerker stond weer voor een hondsmoeilijke taak: het overbrengen in modern Nederlands van de verheven epische stijl en de eigen toon van de onbekende middeleeuwer die met zijn Chanson de Roland een onvervangbaar loflied op ‘la doulce France’ heeft gezongen. Waar zijn volkse trekjes en onbeschroomd taalgebruik de vertaler in het geval van Villon uitstekend dienden, is zulks naar mijn smaak de basisfout van Fieuws' vertaling van het Roelandslied. Er is een fundamentele onverenigbaarheid tussen de epische figuren en luchtige versregels als
Want Karel, vorst van Frankrijk, 't zoete land,
Bracht in ons land krakeel en trammelant (v. 16-17)
of
Hier zie, een allerbeste helm, pak aan (v. 629)
Nooit was'k èen suiloor of een laffekloot (v. 1486)
of nog:
Wij poetsen vlug de plaat (v. 1910)
Onnauwkeurigheden als ‘jouw’ voor ‘jullie’ (v. 20, v. 2986) dragen natuurlijk evenmin bij tot een vlekkeloos leesgenot. Ondanks het titanenwerk staat deze vertaling dus lang niet op het nivo van de vorige.
Jan Deloof.
Het Roelandslied, Frans en Nederlands, in het Nederlands vertaald door Jacques Fieuws, Uitgeverij N.V. Desclée De Brouwer, Brugge, 1977, 288 blz.