Politiek in Vlaanderen.
Het februari-maartnummer 1977 van De Nieuwe Maand is een dossiernummer over de politiek in Vlaanderen. Vertrekkend van de gedachte dat de gewestvorming in de volgende legislatuur wel eens voltrokken zou kunnen worden, gaat De Nieuwe Maand op zoek naar het politieke profiel van Vlaanderen. Daarbij hebben ze uitsluitend belangstelling voor de socialistische en kristelijke arbeidersbeweging, het V.E.V., de centrumgroeperingen en de alternatieve basisbewegingen. Ook worden de sociaal-ekonomische visie van de Volksunie en de travaillistische gedachte even doorgelicht.
De interesse van De Nieuwe Maand voor de politiek in Vlaanderen is niet nieuw. Zelf ontstaan uit een behoefte naar politieke frontvorming, is het blad onlangs nog een forum geweest voor Politiek Alternatief, een beweging die met stille trom ten grave werd gedragen nog voor ze er goed en wel was. Het blad neemt het op voor de politiek daklozen die naar een politiek kanaal zoeken om te voorkomen dat we in de nabije toekomst in een geelblauw Vlaanderen zouden moeten leven.
De artikelen, twee uitzonderingen daargelaten, bevatten een (vurig beleden) strategie voor een progressieve frontvorming. De noodzaak ervan wordt duidelijk geformuleerd, maar de te volgen weg is soms weinig kritisch doordacht. Bij de lektuur ontkom je niet aan de indruk dat het aan de basis van de arbeidersbewegingen krioelt van de progressieven. Gesteld dat die er inderdaad zijn, dan is daar aan de top van die bewegingen vooralsnog weinig van te merken. Meer konkreet, ik vind de voorwaarden die M. Deneckere aanhaalt om tot een links alternatief te komen, niet haalbaar, zeker op korte termijn niet. Aan een Vlaamse, d.w.z. niet-unitaire opstelling wordt bij de B.S.P. niet gedacht. De noodzaak dat de B.S.P. zich zou omvormen tot een zelfbeheerde aktiepartij zal nooit waar worden. Geen enkele gevestigde partij - dus ook de B.S.P. niet - zal een rekonversie tot een dynamische aktiepartij laten gebeuren.
Twee artikelen, dat van Lode Hancké (Tien jaar later: Van travaillisme naar progressieve frontvorming) en dat van Jan Hendrickx (Het politieke middenveld in Vlaanderen) bevatten meer beredeneerde stellingnamen die aantonen dat de frontvorming nog niet voor morgen is. De fout, zo stelt Hancké, die in 1969 gemaakt werd, is dat er onder de voorstanders van de progressieve frontvorming te veel profeten en te weinig bruggenbouwers zijn geweest. In plaats van bruggen te werpen, die de gemeenschappelijke elementen uit de progressieve visies van de twee grote arbeidersbewegingen zou verbinden, werd de nadruk gelegd op een volkomen nieuw programma dat de uitdrukking was van de radikale maatschappijvisie van de jongere generatie. Zo moest men én de konfessionele scheidingslijnen overschrijden én naar een nieuwe maatschappijvisie toe radikaliseren. Dat heeft de frontvorming bij B.S.P. en C.V.P. verhinderd. Erger, in 1972 keerde het tij en