| |
| |
| |
zesde colloquium neerlandicum
Om de drie jaar houdt de Internationale Vereniging voor Ne(d)erlandistiek (IVN), opgericht in 1970 als opvolger van de Werkcommissie van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten (ontstaan in 1961), afwisselend in Nederland en België een colloquium voor de docenten Nederlands in het buitenland. Het Zesde Colloquium Neerlandicum vond van 30 augustus tot 4 september 1976, op het einde van een lange hete zomer, plaats onder de auspiciën en met steun van de Vaste Gemengde Commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord in de Sinjorenstad Antwerpen, ‘Vlaamse vechtstad sinds de tweede helft van de 19e eeuw’ (schepen Geldolf). Om het kontakt met de binnenlandse neerlandisten te bevorderen worden de colloquia sinds 1970 aan een universiteit gehouden. Dit keer fungeerde de jonge Universiteit Antwerpen, waarvoor de kort voor het colloquium overleden burgemeester Lode Craeybeckx zich zo zeer heeft ingespannen, als gastheer. Bij het onderwijs van het Nederlands buiten Nederland en België zijn op dit ogenblik aan 166 universiteiten en andere instellingen voor hoger onderwijs in 25 landen 369 personen (hoogleraren, lektoren, assistenten) betrokken, van wie 45 van Nederlandse en 27 van Belgische nationaliteit zijn. Ongeveer een vierde van deze mensen hebben elkaar in Antwerpen ontmoet. Zij kwamen uit 17 van de 18 landen in Europa, waar Nederlands wordt gedoceerd, en vertegenwoordigden verder Australië, Kanada, Indonesië, de VS, Zuid-Korea en Zuid-Afrika.
In zijn welkomstwoord stipte IVN-voorzitter Prof. Dr. W. Thys vier punten aan, die in de gesprekken vooral aan de orde zouden komen: het Nederlands als studievak, het isolement van de buitenlandse docent, zijn status-problemen en de gedachte aan institutionalisatie van de IVN. De openingstoespraak hield Mevrouw R. de Backer-van Ocken, Minister van Nederlandse kultuur in België, over Nieuwe perspektieven voor de uitstraling van de Nederlandse taal en kultuur. Zij beklemtoonde het belang van de door de grondwetsherziening verkregen kulturele autonomie in België en van de ekonomische regionalisatie, waardoor na 150 jaar het einddoel van de Vlaamse Beweging in zicht is. Zij stelde de kreativiteit van de Vlaamse bevolking in het licht, die blijkt uit de aktiviteiten van de talrijke verenigingen en gemeenten die een voortreffelijke kulturele basis vormen. Tegenover de deelnemers aan het colloquium onderstreepte Mevrouw de Backer het belang van het aanzien van een buitenlandse leerstoel Nederlands op wetenschappelijk gebied en sprak in dit verband over regeringsplannen om in de nabije toekomst een Nederlands-Belgisch Taalinstituut op te richten, dat de kulturele samenwerking tussen Nederland en België op nieuwe banen zal leiden en aldus ook de studie van het Nederlands in het buitenland ten goede zal komen.
De studie van het Nederlands in het buitenland is de naam van een door de IVN in samenwerking met de stad Antwerpen ter gelegenheid van het Zesde Colloquium georganiseerde tentoonstelling in het Archief en Museum voor het Vlaamse Kultuurleven (1 september tot 9 okober 1976), die een poging wil zijn om de buitenlandse aktiviteiten aan bredere kringen in het ‘binnenland’ bekend te maken. Helaas verscheen voor zover ik weet tot nog toe
| |
| |
Mevrouw R. de Backer-van Ocken, Minister van Nederlandse Kultuur, opent het Zesde Colloquium Neerlandicum met een rede over Nieuwe perspektieven voor de uitstraling van de Nederlandse taal en kultuur. Naast haar, prof. dr W. Thys, voorzitter van de IVN (Foto Tony van den Broeck.)
geen enkel bericht over het colloquium in een Noordnederlandse krant. De bezoeker van de tentoonstelling werd op een aanschouwelijke manier niet alleen over de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten geïnformeerd, maar ook over het niet-universitair onderwijs van het Nederlands vooral in de buurlanden Frankrijk en Duitsland, over de aktiviteiten van het binnenland zoals bij voorbeeld de organisatie van zomerkursussen in de Nederlandse taal en kultuur, en natuurlijk over de IVN zelf.
Belangrijke onderdelen van het programma van het colloquium vormden de Nederlandse taal- en letterkunde en de didaktiek van het Nederlands, waaraan telkens een voormiddag werd gewijd. Het minst aantrekkelijk vond ik de lezingen op het gebied van de Nederlandse literatuur (over J.H. Leopolds ‘Verzen 1897’ als cyclus en het Nederlandse Renaissancedrama). In zijn taalkundige lezing stelde Prof. Dr. Fr. Daems (UFSIA) de vraag: Hedendaagse Nederlandse taalkunde: wat kunnen we er zoal mee doen? - ook deze voordracht richtte zich eerder tot een kleine groep specialisten dan dat hij problemen behandelde waar de grote meerderheid van de docenten Nederlands in het buitenland mee te kampen hebben. Erg boeiend daarentegen was de lezing van Mevrouw Dr. Jo Daan (Amsterdam) over A Dutch puzzle: pronomina van de tweede persoon. Als uitgangspunt diende Mevrouw Daans konkrete ervaring van de laatste jaren als Noordnederlandse dat het gebruik van de pronomina in de aanspraak, in tegenstelling tot de periode vóór 1940, toen men met enkele vuistregels nog ver kon komen, steeds ondoorzichtiger geworden is. Als oorzaken van de krisis
| |
| |
Een werkvergadering over didaktiek in auditorium 107 van de UFSIA aan de Rodestraat te Antwerpen. De spreker, prof. dr. Fr van Passel van de Koninklijke Militaire School te Brussel en de UIA te Antwerpen, wordt ingeleid door drs. HJ. Boukema, lektor aan de universiteit te Jakarta, die deze vergadering voorzat. (Foto Tony van den Broeck.)
waarin het pronominale systeem van het Nederlands tegenwoordig verkeert (‘a Dutch puzzle’), beschouwt Mevrouw Daan het feit dat geen enkele streektaal (binnen de grenzen van Nederland) in haar systeem, noch wat de vorm, noch wat de sociale funktie betreft, met dat van het Nederlands overeenkomt, verder de demokratisering van de maatschappelijke verhoudingen (sterke toename van ‘je’ in de jaren zestig) en de bekendheid met het Engels (één vorm ‘you’). Mevrouw Daan karakteriseert het Nederlandse ‘u’ als het pronomen van de onderdanigheid en de oppervlakkige koele relatie en verwacht in de (verre) toekomst de overwinning van het pronomen ‘je’. De docenten werden echter op het hart gedrukt hun leerlingen aan te raden tegen volwassenen weliswaar altijd met ‘u’ te beginnen, maar heel goed te letten op hun aanspraakgedrag in hun eigen omgeving en ook op de sfeer in de kommunikatie, m.a.w. de mogelijkheden het ‘je’ binnen te smokkelen waar te nemen. Het colloquium zelf bood een goede gelegenheid Mevrouw Daans raad maar meteen op te volgen.
Interessant was ook de ochtend besteed aan de didaktiek. Hij begon met een lezing van Prof. Dr. Fr. van Passel met de provocerende titel De funeste invloed van
| |
| |
Tijdens de openingszitting van het Zesde Colloquium Neerlandicum in het groot auditorium van de UFSIA aan de Rodestraat te Antwerpen, op 30 augustus 1976.
V.l.n r., 1e rij: prof. dr. L. Vandendriessche, rektor van de UIA, prof. dr. L. Bruyns s.j. rektor van de UFSIA, oud-mimster prof. dr. H. Fayat, de heer J A. van Boven, plv sekretaris- generaal van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, namens de minister, J L.H Ceulen, konsul-generaal der Nederlanden te Antwerpen, Dr. jur. J. Fleerackers, kabinetschef van de minister van Nederlandse Kultuur, drs. B.J.E.M. de Hoog, hoofd Internationale Betrekkingen, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Den Haag, drs. F.P Thomassen, adviseur Nuffic, penningmeester IVN;
2e rij: J. Ploeg, kultureel attaché bij de Ambassade der Nederlanden, Bonn, L. Schevenhels, bestuursdirekteur ICB, Ministerie van Nederlandse Cultuur, drs. M.J J. van Loosdrecht, namens de ambassadeur der Nederlanden, Brussel, P. de Müelenaere, ambassaderaad, Belgische Ambassade, Den Haag, mr. P.W.A.C. Cort van der Linden, chef direktie voorlichting buitenland, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag.
3e rij: dr. J. Theuwissen, direkteur van de Interprovinciale Kultuurraad voor Vlaanderen, mej. Cl. Kirschen, ambassaderaad voor kulturele zaken, Belgische Ambassade, Parijs, B. Ivanov, persattaché voor Vlaanderen bij de Sowjetambassade, Brussel, H J. Klompen, hoofd Letteren, Ministerie CRM, Den Haag, dr. E. Willekens, directeur stedelijke biblioteken en hoofdkonservator AMVC, Antwerpen, onbekend, prof dr J.H. Meter, universiteiten Napels en Rome, bestuurslid IVN. (Foto Tony van den Broeck)
| |
| |
Een algemeen zicht op de tentoonstelling De studie van het Nederlands in het buitenland in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen (1 september - 9 oktober 1976). (Foto Tony van den Broeck.)
de moderne linguïstiek op het vreemde-talenonderwijs. Zijn opvatting dat het vreemde-talenonderwijs niet gediend is met een gekompliceerde linguïstische inbreng (tenzij in een voorafgaand eksperimenteel stadium) zal zeker bij de meerderheid van de kollega's instemming hebben gevonden. Daarop stelde de heer P.K. King (Cambridge), voor mijn gevoelen een beetje onder de indruk van de lezing, de audeo-visuele kursus Levend Nederlands voor. Drs. J.G. Wilmots berichtte dan over de geschiedenis van de wording van het leerboek Land en volk, dat nu in volle voorbereiding is. Dr. J. de Rooij had het ten slotte over het misschien wel interessantste IVN-initiatief, namelijk de plannen voor een Algemene Nederlandse Spraakkunst (Ans), die tegen 1981 hun neerslag moeten vinden in een naslagwerk van ca. 1000 blz. De plannen zowel voor het leerboek Land en volk als voor de Algemene Nederlandse Spraakkunst gaan terug op rezoluties van het Vijfde Colloquium, dat drie jaar geleden in Noordwijkerhout/Leiden werd gehouden. Een andere toenmalige rezolutie bevatte het plan te komen tot een officieel erkend eksamen Nederlands voor anderstaligen met daaraan verbonden getuigschrift. Dr. J. de Rooij verschafte informatie over de uitgangspunten en algemene gegevens, zoals die door een werkgroep in een voorlopige brochure zijn gepubliceerd. Intussen is het certifikaat voor het eerste van drie voorziene nivo's, dit van de ‘elementaire kennis’
| |
| |
Drs. B C Donaldson, lecturer aan de Universiteit te Melbourne (Australie) spreekt een dankwoord uit bij de opening van de tentoonstelling De studie van het Nederlands in het buitenland (AMVC, 31 augustus 1976). V.l.n.r.: drs. B.C. Donaldson, prof. dr W Thys, dr. E. Willekens, hoofdkonservator van het AMVC, en schepen W. Geldolf die namens de burgemeester van Antwerpen de tentoonstelling opende. Op de achtergrond v.l n.r. dr. D. de Vin van de Freie Universitat Berlin, prof. dr. J.H. Meter van de universiteiten Napels en Rome en prof dr. W.Z. Shetter van de universiteit van Indiana, Bloomington, Ind. (Foto Tony van den Broeck.)
gereedgekomen. Het gaat hier om een officiële, onafhankelijke toets, waar geen effectus civilis aan verbonden is.
Hoewel de IVN-leden allemaal in de naam van het Nederlands door hun voorzitter Prof. Dr. W. Thys worden samengeroepen, zijn zij toch wel een zeer heterogeen gezelschap. Het is niet alleen moeilijk een gemeenschappelijke wetenschappelijke noemer te vinden, maar ook in de zeer uiteenlopende behoeftes te voorzien. Wat dit laatste punt betreft werden sinds het Vierde Colloquium vergaderingen per taalgebied ingevoerd, die in de toekomst een steeds ruimere plaats zullen gaan innemen. De colloquia zijn een ideale plaats gebleken, waar mensen uit landen met gemeenschappelijke problemen vooral op het terrein van de didaktiek van het taalonderwijs en op het organisatorische vlak het initiatief hebben genomen jaarlijks vergaderingen in het eigen ‘taalgebied’ te houden.
In tegenstelling tot het Vijfde Colloquium, dat in de bijna kloosterlijke afzondering van het kongrescentrum De Leeuwenhorst te Noordwijkerhout was gehouden, bleef er dit keer ruimte voor wandelingen door het oude gedeelte van Antwerpen, wat de sfeer van het colloquium zeer ten goede kwam. Natuurlijk waren er ook talrijke ontvangsten, waarbij de deelnemers het Antwerpse Stadhuis, de unieke schilderijenverzameling in het Osterriethuis, het Rubenshuis, de Leuvense universiteit en het Museum Dhondt-Dhaenens te Deurle konden leren kennen. Ook hier werd het aangename aan het nuttige gepaard. Ik
| |
| |
denk bij voorbeeld aan de bijzonder heldere uiteenzetting van Prof. Dr. M. Janssens te Leuven over de organisatie van de neerlandistiek aan de Katolieke Universiteit of aan het onvergetelijke bezoek bij de Koninklijke Akademie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent. (Het heeft tussen haakjes maar een haar gescheeld of het adjektief ‘koninklijk’ had ook vóór het ‘Zesde Colloquium’ gestaan, zoals Prof. Dr. W. Thys nog net voor het afscheidsdiner meedeelde. Er was echter wel een ontvangst door de Orde van den Prince en er werd ook een tijdje ernstig gepraat over het Nederlands in Zaïre, maar het is zeker niet de bedoeling dit land te gaan vernederlandsen als de Vlaamse Beweging haar doel bereikt heeft). Alle gekheid op een stokje: het is en blijft een feit dat de driejaarlijkse kollokwia voor de docenten Nederlands ‘extra muros’ een belangrijke ontmoetingsplaats ‘intra muros’ betekenen: voor gedachtenwisseling met binnen- en buitenlandse kollega's, voor waardevolle informatie, voor een (hernieuwde) kennismaking met land en volk. Wij, docenten Nederlands in het buitenland, zijn wel in de meeste gevallen - zoals dit in het leven nu eenmaal gaat - door toeval op onze buitenpost terechtgekomen. Ik heb vroeger wel eens moeten denken aan ‘Vlaanderen zendt zijn zonen uit’, maar toch wil ik ervoor waarschuwen dat het binnenland, al hebben wij misschien allemaal wel eens een idealistische vlaag, de situatie van het Nederlands in het buitenland zou gaan idealiseren. Wij zijn geen ‘kulturele ambassadeurs van de Nederlandse taal’ zoals wij ook wel eens genoemd werden. Als dan toch een rake formulering gewenst is, zou ik de woorden van Prof. Dr. W. Thys, die, doelend op het
Katalogus van de ekspositie in het AMVC te Antwerpen.
feit dat wij buitenlandse kongressisten zijn die allemaal Nederlands praten bij de ontvangst op het Antwerpse stadhuis gesproken heeft van ‘een vreemd en wat vreemd gezelschap’, willen overnemen in de zin van: wat vreemd dat wij nu allemaal weer op onze buitenpost zitten, in de naam van het Nederlands, hopelijk brengen wij er in de komende drie jaar iets goeds van terecht.
Dr. Daniël de Vin, Berlijn.
|
|