middel tegen de herinnering’. De vader heeft zich omringd met voorwerpen die aan zijn vrouw herinneren: hij wil met alle macht zijn eigen verleden oproepen, helderheid scheppen in de relatie tot zijn vrouw, voor wie hij geen oog had, omdat hij steeds in het verre verleden van de geschiedenis vertoefde. De specialist van het verleden schiet echter voor het eigen verleden schromelijk tekort. De ‘sentimental journey’ put hem uit en hij heeft de hulp van zijn zoon nodig, die echter op zijn beurt dieper moet graven dan goed is voor zijn gemoedsrust. Vader en zoon hebben last met ‘het laatste stukje van een legpuzzel’ die ze willen kompleteren. Er wordt onthuld dat de moeder in feite spoorloos verdween - wellicht pleegde ze zelfmoord. Nog steeds is ze niet begraven. Het verleden komt zo sterk naar voren dat de moederschim voor ze opduikt in een gedaante die met langzame slagen door het water beweegt. De vader, halve nachten achter zijn bureau, de moeder die intensief en frenetiek leven wil: geen kontakt tijdens hun leven. Zo verloopt het bestaan: ‘Het is onaanvaardbaar, maar het gebeurt.’ De mens is een tragisch misverstand. Ja, als het allemaal eens kon: ‘De ouderdom veranderen in jeugd. Jeugd fixeren’.
Of gewoon maar: opnieuw beginnen.
Bitter & Zoet heeft - zoals het eerste verhaal - weer een dubbele bodem: het is een satire op de filmwereld én een Vater-Suche van Angie Hoffman, het sterretje. Dit laatste aspekt maakt het derde verhaal dan weer tematisch verwant aan het tweede. De ik-persoon is op zoek naar de ware identiteit van Angie, die niet bereid was zichzelf te verliezen in de mallemolen van de business - zoals Paultje in het eerste verhaal. Wie is Angie Hoffman? Een seksidool of een engel (‘ange’), een brok tragiek of een voorbeeld van super-kitsch, een stel borsten of een vrouw met veel ‘ziel’? Is haar leven een stuk zoetekoek of een bitter smakende gifdrank? Voortdurend weegt de ik-persoon de beschikbare bronnen over haar leven kritisch af. Speciaal onderzoekt hij wat een zekere Robbins over haar in een biografie vertelt. Hij beoordeelt de biografie als volgt: ‘Robbins was niet de enige die Angie niet kon plaatsen. Maar omdat zij tamelijk slim is, bedekt zij haar niet meteen onder een kwak vuil, zoals een aantal anderen’. Niet alleen fragmenten van Robbins' visie worden in het verhaal geplakt en beoordeeld, ook kanttekeningen, schrijfmomenten, reklamespots, interviews, met filmregisseurs, scenario's en dgl. worden in de OTT ingelast in het ik-verhaal, dat in de OVT, de tijd van de narratieve fiktie, geschreven is. Zo ontstaat er zelfs een zekere tekstkadans, waarbij het ik-verhaal telkens onderbroken wordt door de kollage van een dokument of schrijfmoment, waarna het verhaalde fragment nog even verder verteld wordt, alvorens een nieuw scenisch gegeven zich opdringt. Je krijgt dus zo iets als: 1/a/1 bis/2/b/2 bis/3... (de cijfers staan voor de verhaalfragmenten, de letters voor de ingeplakte dokumenten). De verschuiving van waarnemend naar belevend ik, dat reeds in de vorige twee verhalen opviel, komt ook hier aan bod: de ik-persoon - een filmrecensent - blijkt een belangrijke rol te hebben gespeeld in het leven
van Angie. Wellicht was hij de enige die iets van haar echte wezen - achter de menigvuldige rollen - begreep. Uit eigen ervaring onderwerpt hij de andere bronnen aan een gedegen tekstkritiek, waaruit meestal blijkt dat de journalisten en interviewers Angie te zeer van buitenaf, vanuit de wereld hebben beschreven, zo zij zich al niet bezondigden aan vuil-schrijverij of aan sensatie. Die persoonlijke betrokkenheid heeft overigens tot gevolg dat de zoektocht naar het ware gelaat van Angie uitmondt in een Ich-Suche. Uiteindelijk blijkt Angie een erg onzeker meisje te zijn, achter een masker van glamour zoals de filmmakers haar dat hebben opgezet. Zij heeft duidelijk een leidende vaderfiguur nodig, en de ik-persoon is dat een tijdje geweest, o.a. tijdens een ‘vlucht’ naar Wales, net voor Hollywood haar opeiste. In een der slotscènes vertelt Angie over de dood van haar vader, de enige door wie ze zich begrepen voelde. Daarna werd ze de speelbal van de film-business en was ze voortdurend op de vlucht voor zichzelf. Angie ‘wou de luchtballon waarin zij opgesloten zat laten springen en vanuit de harde kern iets nieuws beginnen’. Ze had gedroomd van een paradijs, en ontdekte dat ze daar alleen een glimp van had opgevangen in haar jeugd, later nooit meer. De ik-persoon onderzoekt zichzelf, als hij op zoek gaat naar Angie: ‘In haar zien wij onszelf weerloos weerspiegeld, hongerig en dus eenzaam’. De ik-persoon schrijft zich naar Angie toe en eist een geestelijk vaderschap op. Op die wijze houden twee wankele wezens elkaar in stand, aan de overzijde van het Grote Misverstand.
Hugo Bousset
Rudolf Geel: Bitter & Zoet, De bezige bij, Amsterdam, 1975, 168 p., f 17,50.