| |
| |
| |
is de schilderkunst van pjeroo roobjee zonder meer literatuur?
roland patteeuw
Geboren te Rumbeke (West-Vlaanderen) in 1945. Redakteur beeldende kunsten Kreatief en Visueel, medewerker beeldende kunsten aan Revolver en Ons Erfdeel. Publiceerde onder meer: Lucassen, vervreemding en kitsch, het wezen van een beelding (1972), Facetten van Geometrisch-Abstrakte en Konstruktieve kunst na 1945 (1971), Jef Geys, een roman omtrent motivatie en werkelijkheid (1972), Lucassen en Van Elk ...zogezegd (1973), Roger Raveel, een kreatief moment sinds het ekspressionisme (1973), Beeldende kunst als levenshouding (1973). Lid van de Internationale kunstkritiek. Realiseerde samen met Geert Lepez een film over de keldergangen van Beervelde (1969).
Kapellestraat 35. 8788 Wakken (West-Vlaanderen).
Kauseurs zijn er onder de literatoren weinig, in de schilderkunst zijn ze praktisch onbestaande. Neem nou eens het geval Roobjee. Kauseur? Ja, beslist. Echter geen diplomatieke fezelaar die bij iedereen zijn hand in de kous laat wonen. Maar een verteller die je, en in de eerste plaats ook zichzelf, met ironie boven de knieën kietelt.
Reeds tien jaar lang lever ik met verklaringen over het werk van deze schilder een intens gevecht met mezelf. Door het literair karakter van Roobjee's werk, dat aan de bazis zo gedacht en ook als dusdanig in beelden ‘vertaald’ wordt, laat de kijker zich al te vaak en gemakshalve strikken in het verhaal zelf, zonder dat hij oog heeft voor de manier waarop Roobjee zijn schilderijen bevolkt en beeldend klimatiseert.
Zijn beide aspekten, het literaire en het beeldende, aanwezig en hoe zitten ze in zijn werk in elkaar gemeten? Om dit na te gaan acht ik het belangrijk, in de eerste plaats als persoonlijke uitdaging, want ik ben absoluut geen aanhanger van het literaire gegeven in de schilderkunst, enkele schilderijen van Roobjee door middel van het kijken af te lezen.
Een schilderij is voor Roobjee het meest voor de hand liggend middel om zich te vermommen. Tijdelijk te ontsnappen aan de gekompromitteerde pozitie ons toebedeeld door de natuur, d.w.z. wezen, omgeving, plaats en omstandigheden. Schilderend leeft Roobjee zich in de rol in: akteur en regisseur is hij duiveltje-doet-al, maar steeds met een niet te doorgronden spijt als het schilderij af is. Want de vermomming duurt één schilderij, slechts één schilderij lang.
Zo'n schilderij heet: ‘Roobjee en een
| |
| |
Mon légionaire (180×122, 1973) door Pjeroo Roobjee.
stukje Marlène Dietrich, die fluistert in het duister: “Mon légionaire”’ (1973).
Het klimaat van dit schilderij wordt vooral opgeroepen door de omgeving die gedeeltelijk bestaat uit een op het doek geschilderd landschap (rechts) en het gedeelte links dat als landschap aandoet, maar eigenlijk meer een ‘geïkonografeerde’ stof is die herinnert aan het verblijf van de soldaat in zijn legioenomgeving. In het planmatig verloop van het schilderij maakt ‘het landschap’ globaal het laatste plan uit, d.w.z. het bevindt zich voor de kijker het diepst in het schilderij. Een geel vlak (links boven) met blauwe omranding (beiden ‘ikonografisch aangetast’) licht het been met rode slofje uit het vlak van het schilderij op en doet de knie even naar voren komen, waardoor de plaats van het bengelend been in de vrijgemaakte ruimte van het schilderij bepaald wordt. Die ruimte komt er natuurlijk niet alleen door het vooruitgooien van de knie, maar eveneens door de planmatige plaats van de legionair, wiens gezicht en handen naar de essentie van bruin als verf (niet gemengd) geschilderd zijn, d.w.z. geweldig plat in het vlak. De beeldende binding van de legioensoldaat met het been, van de bovenrand van het schilderij tot waar de kous ophoudt, gebeurt eveneens door middel van de bruine kleur. Uit het midden van deze zelfde bovenrand is een ‘anekdotisch’ muurtje geschoven dat samen met het afsnijden van de benedenhoeken door het kleurkontrast met de rest van het schilderij en door de opstelling (als een driehoek verbonden) het eerste plan van het schilderij uitmaakt, ook de plaats van de legioensoldaat bepaalt en determinerend is voor de globale ruimte van het schilderij. Naast de afgelezen puur beeldende gegevens zijn er ook meer literaire gegevens die in de anekdotiek van het beeld zijn vastgelegd. Zoals een rustende vrouwenhand met gespreide vingers op de schouder van de legionair die eveneens een beeldende binding van de legioensoldaat met ‘Marlène’ benadrukt. Of een gele adder,
door het kleurgebruik op het eerste plan, die uit de rechterzijkant van het schilderij schuift en ‘het venijn zit ergens onder de huid’ symboliseert.
Roobjee is één van de zeldzame overgebleven kunstenaars van een jonge generatie schilders die zich vanaf 1965 vooral in het Gentse hebben gemanifesteerd.
| |
| |
Het verschijnsel is niet eens zo merkwaardig, daar het onverbiddelijk aantoont dat de tijd de scherpste rechter is. Hoogst opmerkelijk daarentegen is dat Roobjee zich niet aangetrokken voelde om het begrip tijd schilderend te verkorten, want hij heeft zich als geboren verteller, geduldig, ‘met morbide schoonheid’ aan het schrijven op het doek gezet.
Dit was nodig om te ontsnappen aan de greep van de ‘prinsen-smaakmakers’, d.w.z. het entoerage van ‘kenners’ die de jonge generatie van dat moment (en de geschiedenis herhaalt zich ook nu) wilden voorhouden hoe het allemaal zou moeten. Tenminste indien je als jong kunstenaar tijdelijk een plaatsje wilde hebben bij de zgn. jonge elite. Alleen zij die zich van deze pooiersmentaliteit konden vrijwaren en voor zichzelf een manier van zijn, een visie, waarmaakten, bleken in staat een beeldend rezultaat te laten zien dat niet alleen een kreatieve densiteit bezit, d.w.z. autentiek is, maar tevens een ontwikkeling kan voorleggen die een logische kontinuïteit illustreert. Tot deze kunstenaars reken ik Pjeroo Roobjee.
Zoals eerder in dit stuk gesteld, is de voedingsbodem van Roobjee's werk voortdurend literair. Hoewel dit ongetwijfeld in zijn beeldend bezig zijn wordt doorgetrokken, komen in zijn werk verrassende plastische spanningen voor zoals in het schilderij ‘Ik verlang dat mijn asse ruste aan de oevers van de Poekebeek, te midden de Poekenaars die ik zozeer heb liefgehad’ (1971).
Dit is een doek, waar het eerste plan geduid wordt door een ‘ikonografische’ rand rondom het schilderij die uitvloeit in de linker en rechter benedenhoek. Deze zijn op dezelfde manier detaillistisch geschreven, maar worden al onmiddellijk van het eerste plan in het schilderij verdrongen door links het ‘rode’ in het schilderij stappende been met ‘gevleugelde’ basket-ballpantoffel en rechts een met bloed bedrukte hand die van buiten (onder) het schilderij omhoog reikt.
Het meest boeiende beeldende onderdeel van dit schilderij vind ik de manier waarop in een weke ‘aaneengesluierde’ beweging de geopende draperie, hoofdkussen, laken, en dekens in één vloeiende Sbeweging geschilderd zijn met in het hoofdkussen (als direkte beeldende tegenstelling) het hard mannelijk hoofd van de stervende. Om niets in het zojuist beschreven gedeelte op hetzelfde beeldend niveau te laten meespelen, zijn het lichaam (wat ervan geschilderd is) en de handen van de stervende en van de personages er omheen, zonder beeldende nadrukkelijkheid gelaten. Rondom het sterfbed zijn Roobjee's geliefden samengekomen. Personages die hem hebben geboeid en hem in zijn ambiguïteit zijn bijgetreden.
In de twee besproken schilderijen staat Roobjee centraal. De ene keer als verliefde soldaat, bereid het been van ‘Marlène’ door de kous heen te kussen, de andere keer ‘eeuwig’ rustend. Een soort laatste herinnering vooraleer ‘het beeld’ asse wordt.
Tenslotte zien we hem, binnen het bestek van deze korte proeve, als een te laat ingetoomde ‘Vlaamse’ hengst in ‘Het Overspel’ (1974-75)Ga naar eind(1).
Als je ziet dat dit schilderij volledig steunt op de spanning tussen de vormgeving (de karikaturale uitbeelding) en het voorgestelde, dan begrijpt men onmiddellijk hoe parodie en persiflage elkaar in dit werk overlappen.
| |
| |
Ik verlang dat mijn asse ruste aan de oevers van de Poekebeek, te midden van de Poekenaars die ik zozeer heb liefgehad (1971) door Pjeroo Roobjee
| |
| |
De kameromgeving wordt in dit schilderij overheerst door gelen en groenen, gemengd, transparant over elkaar geschilderd of in diverse tonen (kontrast) opgedreven of verminderd. Het spel van licht en donker. Dit is als het ware ‘het dekor’, waarin de scène na het overspel zich afspeelt. Van het kleurgebruik in de kameromgeving maakt Roobjee dankbaar gebruik om de voorwerpen en personages beeldend bij elkaar te schrijven, d.w.z. het geheel in het klimaat van het gebeuren te plaatsen.
De omgevallen stoel links vooraan, de rollende champagnefles en de rechterhoek van het werk vormen een driehoek die belangrijk is voor de ruimte-ervaring van het schilderij en de plaats van de personages. De stoel valt als het ware naar ons toe, uit het schilderij (moet gedeeltelijk buiten het schilderij gedacht worden). De hals van de fles verwijst naar het meest verwijderde punt en op dezelfde lijn staat een weerstand biedende voet van de ‘overspeler’ naar voren geschoven en de vastberaden statische voet van hij die zal berechten. Met middenin een gevallen, natrillend mes in een vrouwenbroekje, d.w.z. een mannelijk element dat in de vrouwelijke weekheid van het linnen inslaat, maar tevens het verband legt met de vrouw die zich buiten de driehoek bevindt en dus op een andere manier aan het gebeuren deelneemt. Uit de houding van de drie personages, die door een omstrengeling en door de kleur gebonden zijn, ontwikkelt zich een enorme dynamiek die bepalend is in de zojuist beschreven ruimte. Aan de ene zijde van die dynamiek, de Vlaamse pin-up in Playboyachtige kleuren geschilderd, en rechts meer vooraan in het schilderij, de kommissaris die zal berechten.
Het overspel (200×180, 1974-75) door Pjeroo Roobjee.
Maar een van de meest interessante beeldende aanduidingen in dit schilderij (een soort antiklimaks in de dynamische spanning) is de penis uit de broek van de man. Hangend, afgezakt, nu nutteloos maar belangrijk als beeldende en literaire getuige, daar deze in de kleur met de vrouw verbonden is.
Roobjee schildert vanuit een literaire aandrift, d.w.z. dat hij uitgaat van een literaire emotie, gekoppeld aan een narratieve manier van schilderen. Wordt het beeldend klimaat van zijn werk hoofdzakelijk door de genoemde elementen bepaald, toch zou het fout zijn aan de zuivere beeldende gegevens in zijn schilderkunst achteloos voorbij te lopen.
| |
| |
| |
bibliografie
van het nederlandstalige boek in vertaling • XLII
Samengesteld door de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage en de Koninklijke Bibliotheek te Brussel.
Onder redaktie van E. Van Raan, Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage.
| |
Deens
EIKEBOOM, ROGIER.
Programmeret latinsk grammatik. Bearbejdet overs. af M. Hindsberger. 3.opl. København. Gads Forlag, 1975. VII, 254, 27 p.
1e uitg. van de vert. 1968.
Ned.: Geprogrammeerde Latijnse grammatica. 1966.
KORT, KEES DE.
Jesus og den blinde tigger. Dansk bearb. af Halfdan Högsbro og Anker Nielsen. 2.opl. København, Det Danske Bibelselskab, 1975. 26 p. (Hvad Bibelen fortaeller os: 3).
Tekeningen met tekst. Niet gepagineerd.
1e uitg. van de vert. 1968.
Ned.: Bartimeüs. 1967.
KORT, KEES DE.
Jesus og stormen. Dansk bearb. af Halfdan Høgsbro og Anker Nielsen. 2.opl. København, Det Danske Bibelselskab, 1975. 26 p. (Hvad Bibelen fortaeller os: 2).
Tekeningen met tekst. Niet gepagineerd.
1e uitg. van de vert. 1968.
Ned.: Jezus en de storm. 1967.
MARTIN, HANS.
Højt spil. [Overs. af Erik Bertelsen. Ny udg.] København, Det Schönbergske Forlag, 1975. 381 p. Schönbergs Lommeelefanter).
1e uitg. van de vert. 1952.
Ned.: Hoog spel. 1952.
STAM, ELS.
Mads og Mette i den hvide skov. På dansk ved Ellen Kirk. III. af J.C. van Hunnik. [Nyt opl.]. København, Sesam, 1975. 42 p.
1e uitg. van de vert. 1970. Niet gepagineerd.
STAM, ELS.
Mads og Mette i parken. På dansk ved Ellen Kirk. III. af J.C. van Hunnik. [Nyt opl.]. Københavs, Sesam, 1975. 42 p.
1e uitg. van de vert. 1970. Niet gepagineerd.
STAM, ELS.
Mads og Mette på torvet. På dansk ved Ellen Kirk. III. af J.C. van Hunnik. [Nyt opl.]. København, Sesam, 1975. 42 p.
1e uitg. van de vert. 1970. Niet gepagineerd.
| |
Duits
ARNOLDUS, HENRI.
Bollejan geht in die Luft. [Übers. von Helmut Goeb]. Hannover, A. Weichert Verlag, 1975. 62 p. Met ill. (Bollejan: 3).
Ned.: Bollejan de ballonvaarder. 1970.
ARNOLDUS, HENRI.
Pitje Puck löst jedes Rätsel. [Übers. von Helmut Goeb]. Hannover, A. Weichert Verlag, 1975. 62 p. Met ill. (Pitje Puck-Bücher: 15).
Ned.: Pietje Puk helpt de voetbalclub. 1973.
BECKMAN, THEA.
Weltreise mit Korilu. Übers. von Anna Valeton. Ravensburg, Otto Maier Verlag, 1975. 142 p. Met ill. (Ravensburger Taschenbücher: 332: Märchenhafte und fantastische Geschichten).
Ned.: Met Korilu de griemel rond. 1970.
BOTSCHAFTEN, DIE - der Frau aller Völker. Hrsg. von Josef Franz Künzli in zusammenarbeit mit dem Comité ‘Vrouwe van alle volkeren’, Amsterdam. 4. Aufl. Jestetten, Miriam-Verlag, [1975]. 220 p.
Met aanvullingen 24 p.
Ned.: De boodschappen van de Vrouwe van alle volkeren. 1959.
EINIGE Daten über den Wohnungsbau in den Niederlanden. Den Haag, Ministerium für Wohnungswesen und Raumordnung, Informationsabteilung, 1975. 19 p. Met ill.
Ned.: Enige gegevens over de woningbouw. 1975.
ESCHER, MAURITS CORNELIS.
Graphik und Zeichnungen. Mit einer Einleitung und Bilderläuterungen des Künstlers. Übers. von Oswald Buchholz und Carl Peter Baudisch. 10.unveränderte Aufl. München, Heinz Moos Verlag, 1975. 16,77 p. Met ill.
1e uitg. van de vert. o.d.t. M.C. Escher. 1962.
Ned.: Grafiek en tekeningen. 1959.
EXTER, JAN VAN und GÉ TOL.
Segln lernen - Kinderleicht. Eine Segelschule für Jungen und Mädchen. Übers. von Erwin Peters. [Oldenburg/Hamburg], Stalling, [1975]. 90 p. Met ill.
Ned.: Onder zeil! Of hoe leer ik zeilen in één les. 1973.
FRANKEMA, HEINKE E.
Das Glück kam zu Pferd. Übers. von Hedwig Jolenberg. Heidenheim, E. Hoffmann Verlag, 1975. 158 p.
Ned.: Het geluk kwam te paard. 1973.
GLAUBENSVERKÜNDIGUNG für Erwachsene. Deutsche Ausgabe des holländischen Katechismus. Übers. von Josef Dreissen, Hans Peter Gohla, Joseph Solzbacher und Martin de Weyer. 8.Aufl.
| |
| |
Freiburg / Basel / Wien, Herder, 1975. XVIII, 565, 94 p. (Herder-Bücherei: 382: Sonderausgabe).
1e uitg. van de vert. 1968.
Ned.: De nieuwe katechismus. Geloofsverkondiging voor volwassenen. 1966.
HEERTJE, ARNOLD.
Grundbegriffe der Volkswirtschaftslehre. Übers. von Peter Huber. 2.Aufl. Berlin/Heidelberg/New York, Springer Verlag, 1975. 233 p. Met ill. (Heidelberger Taschenbücher: 78).
1e uitg. van de vert. 1970.
Ned.: De kern van de economie. 1962.
HEYMANS, MARGRIET.
Tante Marthas Puppentruhe. Ein Bilderbuch. [Zurich/Köln, Benziger, 1975]. 28 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
Ned.: Kattekwaad en popperommel. 1975.
KLEINE Geographie der Niederlande. [Hrsg. vom Informationsund Dokumentationszentrum für die Geographie der Niederlande, Utrecht. Rev. Neuaufl. Haag, Ministerium des Auswärtigen Angelegenheiten, 1975]. 40 p. Met ill.
1e uitg. van de vert. 1970.
Ned.: Kleine geografie van Nederland. 1970.
KONIJN, SEEF.
Öffne uns für deine Zukunft. Text für Schriftlesung, Betrachtung und Gebet. [Übers. von J. Wagner]. Mainz, Matthias Grünewald Verlag, 1975. 122 p. (Topos-Taschenbücher: 38).
Ned.: Heer zegen ons. 1973.
KRAMER, JAAP A.M.; WIM DE BRUIJN und WILHELM KOPP.
Wassersport von A bis Z. Segeln, Kajak, Kanu, Windsurfing, Wasserski, Wellenreiten, Wasserball, Tauchen, Schwimmen. [Übers. von Karl Peter Faesecke]. München, Südwest-Verlag, 1975. 304 p. Met ill.
Ned.: Watersport van A-Z. 1971.
KROON, BEN.
Wunderbares Amsterdam. Gestaltung und Fotografie von A. van der Heyden. Amsterdam/Brüssel, Elsevier, 1975. 128 p.
Ned.: Kijk op Amsterdam. 1975.
KUIPER, P.C.
Psychoanalyse - Zeitgemäss oder veraltet? [Übers. von Hellga Steinmetz-Schünemann]. Stuttgart, Ernst Klett Verlag, 1975. 162 p.
Ned.: Psychoanalyse. Actueel of verouderd? 1973.
LAAN, DICK.
Pünkelchen und seine Freunde. Allen kleinen und grossen Kindern nacherzählt von Lise Gast. Illustrationen von Hans Deiningen 2.Aufl. München, Deutscher Taschenbuch-Verlag, 1975. 158 p. (DTV Junior: 7117).
Ned.: Pinkeltje en zijn vriendjes. 1949.
LAAN, DICK.
Pünkelchen und der Kinderzirkus. Allen kleinen und grossen Kindern nacherzahlt von Lise Gast. Illustrationen von Hans Deininger. Stuttgart, Herold Verlag, 1975. 143 p.
Ned.: Pinkeltje en het verdwenen kindercirkus. 1973.
MISKOTTE, KORNELIS HEIKO.
Der Gott Israels und die Theologie. Ausgewählte Aufsätze. Zum 80.Geburtstag des Verfassers am 23.September 1974. Übers. und hrsg. von Hinrich Stoevesandt und Hans-Jörg Weber. Neukirchen-Vluyn, Neukirchener Verlag, 1975. 216 p.
MOOR- [RINGNALDA], ANNE DE.
Mutter Ditta. Aus dem Leben einer holländischen Frau. [Übers. von Lore Grages. Leicht gekürzte Ausg. 5.Taschenbuchaufl.]. Wuppertal, R. Brockhaus Verlag, 1975. 160 p. (R. Brockhaus-Taschenbücher: 176).
1e uitg. van de vert. 1963.
Ned.: Moeder Ditta. 1954.
RIJSDORP, KLAAS.
Gymnologie. Eine Einführung in die Wissenschaft der Leibeserziehung, des Sports, der Bewegungsrekreation und der Bewegungstherapie. Schorndorf, Hofmann-Verlag, 1975. 128 p.
Ned.: Gymnologie. 1971.
SCHILLEBEECKX, E.C.F.A.
Jesus. Die Geschichte von einem Lebenden. [Übers. von Hugo Zulauf]. 2.Aufl. Freiburg/Basel/Wien, Herder, 1976. 670 p.
Ned.: Jezus, het verhaal van een levende. 1974.
SMULDERS, LEA.
Erstkommunion-Album. Mit Bildern van Anco Sevenster. 19. Aufl. Freiburg/Basel/Wien, Herder, 1975. 32 p.
1e uitg. van de vert. 1962.
Ned.: Communie-album. 1961.
SPORKEN, PAUL.
Eltern und ihr geistig behindertes Kind. Das Bejahungsproblem. [Übers. von Annie und Ansgar Heuer und Rudi und Denise Thomassen-Dictus]. Düsseldorf, Patmos-Verlag, 1975. 115 p.
Ned.: Aanvaarding. Ouders en hun geestelijk gehandicapt kind. 1975.
VELDE, [THEODOOR. H.] VAN DE.
Die vollkommene Ehe. Eine Studie über ihre Physiologie und Technik. München, Wilhelm Goldmann Verlag, [1975]. 308 p. Met ill.
1e uitg. van de vert. 1926.
Ned.: Het volkomen huwelijk. 1926.
VOSSEN, ANTOINE J.M.
Selbstwerden in menschlichen Beziehungen. Die Bedeutung der personalen Beziehung in Psychotherapie, Unterricht und Betriebsführung. Eine Entwicklungspsychologische Studie. [Übers. von Günter Löschmann]. Gelnhausen/Berfin, Burckhardthaus-Verlag; Freiburg Christophorus-Verlag; Nürnberg/München, Laetare-Verlag, 1975. 344 p.
Ned.: Zichzelf worden in menselijke relatie. 1967.
WOLKERS, JAN.
Turkische Früchte. Roman. Übers. von Siegfried Mrotzek, Berlin, Kiepenheuer & Witsch, 1975. 278 p.
Ned.: Turks fruit. 1969.
| |
Engels
AARTS, JACK W.
Antitrust policy versus economie power. [Tr. from the ms. by Leonard Scott]. Leyden, H.E. Stenfert Kroese, 1975. XI, 442 p.
ANDREUS, HANS.
[ps. of J.W. van der Zant]. Mr. Bumblemoose goes to Paris. Tr. by Patricia Crampton. Londen, Abelard-Schuman, 1975. 96 p. Met ill.
Ned.: Meester Pompelmoes gaat naar Parijs. 1970, en Meester Pompelmoes en de kriebels. 1971.
BLOK, PETRUS JOHANNES.
The life of Admiral de Ruyter. Tr. by G.J. Renier. Westport, Greenwood Press, 1975. 388 p. Met prt.
Herdruk van de ed. Londen, 1933.
Ned.: Michiel Adriaanszoon de Ruyter. 1928.
BREAKING down the barriers. Integration of nursery and primary education in the Netherlands. [Edited by the Information De- | |
| |
partment of the Ministry of Education and Science. The Hague, Government Printing Office, 1975]. 41 p. Met ill.
Ned.: Breken met breuklijnen Integratie kleuter- en lager onderwijs. 1974.
EMANTS, MARCELLUS.
A posthumous confession. Tr. by J.M. Coetzee. Boston, Twayne Publishers, 1975. (The library of Netherlandic literature: 7).
Ned.: Een nagelaten bekentenis. 1894.
EVENHUIS, GERTIE.
What about me? Tr. by Lance Salway. [New ed.]. Illustrated by Ron Stenberg. Harmondsworth, Penguin, 1976. 95 p. (Puffin Books).
1e uitg. van de vert. 1974.
Ned.: En waarom ik niet? 1970.
GANS, M.H.
De oude Amsterdamse Jodenhoek nu / The old Jewish Quarter of Amsterdam as it is today. Foto's: Hans Sabel en Henk Daniëls. Engelse bewerking: Rena Feld. Baarn, Ten Have, 1975. 132 p.
GERBRANDY, PIETER SJOERD.
Indonesia. [Tr. from the ms. by H.S. Abrahamson]. New York, AMS Press, 1975.
Herdruk van de ed. Londen, 1950.
HULSHOF, PAUL and ROBERT VINCENT SCHIPPER.
The quest for the missing queen. Tr. by Lance Salway. Harmondsworth, Kestrel Books, 1975. 48 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
Ned.: Glazewijn en het schaakschandaal. 1973.
KLINGEN, J.S.
Company strategy. A managerial approach. [Westmead, Farnborough], Saxon House / [Lexington], Lexington Books, 1975. IX, 205 p. Met ill. (Saxon House studies).
Ned.: Strategische manoeuvreerbaarheid en strategische besturing. 1973.
KLINK, JOHANNA LOUISE.
Teaching children to play. Tr. by John Bowden. Philadelphia, Westminster Press, 1975.
Ned.: Niet in de wind, niet in het vuur. 1974.
KRESSE, HANS.
Riders of the wind. [English text by Len Ortzen]. London, Methuen, 1975. 48 p. Met ill.
Ned.: De kinderen van de wind. 1973. (De Indianenreeks: 2).
MOOI, HETTY.
Creative work with textiles. London, Batsford, 1975. 96 p. Met ill. (Batsford craft and needlecraft books).
Ned.: Textiele werkvormen. 1972.
OOSTERHUIS, HUUB.
Prayers, poems and songs. [Tr. by David Smith]. New ed. London, Sheed and Ward, 1975. 160 p. (Prayer and practice).
1e uitg. van de vert. 1971.
Gedeeltelijke vert. van ‘In het voorbijgaan’. 1968.
Report [of the Company law committee] on the proposal for a fifth directive of the Council of the European communities concerning the structure of public limited companies. 's-Gravenhage, Staatsuitgeverij, 1975. 22 p.
Ned.: Rapport van de Commissie Vennootschapsrecht inzake het voorstel voor een vijfde richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot de struktuur van de naamloze vennootschap. 1974.
RIDDERBOS, HERMAN.
Paul. An outline of his theology. Tr. by Richard de Witt. Grand Rapids, W.B. Eerdmans Pub. Co., 1975. 587 p.
Ned.: Paulus. 1966.
SCHOUTEN, ALET.
In the grip of the lemon fever. Tr. by Patricia Crampton. Illustrated by Ann Strugnell. London, J.M. Dent & Sons, 1975. 135 p.
Ned.: In de greep van de citroenzucht. 1972.
SMEETS, RENÉ.
Signs, symbols & ornaments. [Tr. by Audrey Hutchison]. New York, Van Nostrand Reinhold, [1975]. 176 p. Met ill.
Ned.: Ornament, symbool en teken. 1973.
SOME data on house building in the Netherlands. The Hague, Ministry of Housing and Physical Planning, Information Department, 1975. 19 p. Met ill.
Ned.: Enige gegevens over de woningbouw. 1975.
SUENENS, LEO JOZEF.
A new Pentecost? Tr. [from the French] by Francis Martin. London, Darton, Longman and Todd, 1975. XIII, 239 p.
Ned.: Een nieuw Pinksteren? 1974.
TINBERGEN, JAN.
The dynamics of business cycles. A study in economie fluctuations. [Tr. and adapted for American use by] J.J. Polak. [Chicago], The University of Chicago Press, [1975]. X, 366 p. Met ill. (Midway reprint).
1e uitg. van de vert. 1950.
Ned.: Economische bewegingsleer. 1942.
VEER, M.H.J. VAN DER and P. MOERMAN.
Hidden worlds. Fresh clues to the past. Did Columbus, Magellan and Piri Reis know the Glareanus maps? [Tr. by A.D. Hills]. New York, Bantam Books, [1975]. 206 p. Met ill.
Paperback.
Ned.: Nieuwe sporen naar het verleden. 1972.
VINCENT VAN GOGH.
Catalogus van 276 werken in de verzameling van het Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo / Catalogue of 276 works in the collection of the Rijksmuseum Kröller-Müller, Otterlo. [Otterlo, Rijksmuseum Kröller - Müller, 1975]. 72 p. Met ill.
VROEDE, M. de
The Flemish movement in Belgium. Tr. [from the ms. by W. Sanders]. Antwerpen, Kultuurraad voor Vlaanderen & Instituut voor Voorlichting, 1975. 96 p. Met ill.
WETERING, JANWILLEM VAN DE.
A glimpse of nothingness. Experiences in an American Zen community. [Tr. by the author]. Boston, Houghton Mifflin Co., 1975. 184 p.
Ned.: Het dagende niets. 1974
WOLKERS, JAN.
Turkish delight. [Tr. by Greta Kilburn], Mt. Kisco, N.Y., Futura Publications, 1975. 160 p.
1e uitg. van de vert. 1974.
Ned.: Turks fruit. 1969.
| |
Esperanto
NEDERLANDO koncize. [Eldono: Ministerio de Eksterlandaj, 's-Gravenhage. 's-Gravenhage, Stata presejo, 1975]. 47 p. Met ill.
Ned.: Nederland in kort bestek. 1973.
| |
Fins
VRIES, CORNELIS MACHIEL DE. Sateenkaarisarja. Kertomuksia Raamatusta. Kuvitus: Dea de Vries. Toim. Jac. J. Sinnema. Englannin kielesta suom. Tytti Keinänen. Helsinki, Lasten keskus, 1975. 6 volumes. Met ill.
1. Seura minua. 2. Paimen ja kadonnut lammas. 3. Sairas Tali- | |
| |
ta. 4. Viisi leipää ja kaksi kalaa. 5. Ensimmäinen iloinen päivä. 6. Paavalin elämä.
Vertaling naar de Engelse versie.
Ned.: 1. Volg mij. 2. Wees blij! 3. Het meisje slaapt. 4. Geef ze te eten. 5. Jezus leeft! 6. Houd moed! 1975.
| |
Frans
BERG, J.H. VAN DEN.
Psychiatrie pratique à l'usage des étudiants, psychologues et auxiliaires médicaux en psychiatrie. Trad. par G. Bevilacqua, N. de Halleux, A. Roelandts, avec la collaboration de Le Lourec. Paris, Desclée de Brouwer, 1975. 267 p. Met prtn.
Ned.: Kleine psychiatrie. 1968.
BOEKET, EEN - van vijftig Nederlandse gedichten in Engelse of Franse vertaling. 25 jarig bestaan Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren. [Onder redaktie van Bert Decorte, Jozef Deleu, James S. Holmes e.a.]. Brugge, Uitgeverij Orion, 1975. 127 p. (De bladen voor de poëzie: 1975: 6).
Omslagtitel in het Nederlands, Engels en Frans.
Tekst ook in het Nederlands.
Bevat: Gerrit Achterberg, Hans Andreus, Habakuk II de Balker, J. Bernlef, H.C. ten Berge, Albert Bontridder, Cees Budding, Gaston Burssens, Ben Cami, Remco Campert, Hugo Claus, Herman de Coninck, Patrick Conrad, Bert Decorte, Christine D'Haen, Jan G. Elburg, Chr. J. van Geel, Gust Gils, Guillaume van der Graft, Jos de Haes, Walter Haesaert, Jacques Hamelink, Jan Hanlo, Hubert van Herreweghen, Judith Herzberg, Dick Hillenius, Ed. Hoornik, Mark Insingel, Karel Jonckheere, Pierre Kemp, Rutger Kopland, Gerrit Kouwenaar, Patricia Lasoen, Hans Lodeizen, Lucebert, Hanny Michaelis, Adriaan Morriën, Hugues C. Pernath, Sybren Polet, G.J. Resink, Paul Rodenko, Paul Snoek, Hedwig Speliers, M. Vasalis, René Verbeeck, Hans Verhagen, Eddy van Vliet, Leo Vroman, Hans van de Waarsenburg, Anton van Wilderode.
BRUSSEL, GUST VAN.
L'anneau. De ring. Roman. Trad. et postfacé par Jacques Finné. Verviers, Bibliothèque Marabout, 1975. 186 p. (Bibliothèque Marabout: Science fiction: 542).
Ned.: De ring. 1969.
DRIE generaties moderne kunst in West-Vlaanderen / Trois générations d'art moderne en Flandre occidentale / Three generations modern art in West-Flanders / Drei Generationen moderne Kunst in West-Flandern. [Catalogus van de tentoonstelling gehouden te Knokke, Cultureel centrum, 11/7 - 7/9 1075: Hasselt, Provinciaal Begijnhof, 18/10 - 1911/1975; Lille, Musée des Beaux Arts. 28/11 - 11/1/1976; Münster Westfalen, Landesmuseum, jan.-feb. 1976. Samenstelling van de catalogus: W. van den Bussche. Vert. in het Frans: Françoise van den Abeele; in het Engels: F. Priem; in het Duits: Leon Meerschaert. Brugge, Uitgave van de Provincie, 1975]. 284 p. Met ill.
Niet gepagineerd.
EVOLUTION de l'économie agricole et horticole, (1973-1974). Rapport du gouvernement. Bruxelles, Institut Economique agricole, 1975. V, 144 p. (Cahiers de I'l.E.A. 175 R.P.-18).
Ned.: Evolutie van de land- en tuinbouweconomie. 1975.
FENS, KEES.
Vingt ans de littérature néerlandaise. Tendances et figures de proue. [Trad. du ms.]. Rijswijk, Ministère des Affaires culturelies, des Loisirs et de l'Action sociale. 1975. 36 p. Met prtn.
FOUDRAINE, JAN.
La folie qu'on enferme. Le Journal d'un psychiatre. Trad. par Tina Hegeman et Colette Bayard. Paris, Flammarion, 1975. 412 p.
Ned.: Wie is van hout... 1971.
HAAK, BOB.
Rembrandt. Dessins. Trad. de l'allemand par Anne Freyer. Paris, Chêne, 1975. 44, 97 p. Met ill. (Collection Chêne 15-21).
Ned.: Tekeningen van Rembrandt. 1974.
HAAR, JAAP TER.
Le cauchemar de la nuit. Trad. par Robert Petit. Paris, Edition G.P., 1975. 218 p. (Grand angle: 6).
Ned.: Het wereldje van Beer Ligthart. 1974.
KROON, BEN.
Splendeurs d'Amsterdam. Photographies par A. van der Heyden. [Trad. par Pierre Buisseret]. Paris/Bruxelles, Elsevier-Séquoia, 1975. 128 p. (Merveilles de notre monde).
Ned.: Kijk op Amsterdam. 1975.
LEIDEN university in the seventeenth century. An exchange of learning. Edited by Th. H. Lunsingh Scheurleer and G.H.M. Posthumus Meyjes, with the assistance of A.G.H. Bachrach, H.J. de Jonge, G.I. Lieftinck, A.M. Luyendijk-Elshout [and] J.J. Woltjer. [Partly tr. by A.G.H. Bachrach, J.C. Grayson, A. Spijker, G. Maréchal, C. Bakker and C. Dikshoorn]. Leiden, Universitaire Pers Leiden / E.J. Brill, 1975, VIII, 496 p. Met ill. en prtn. Bevat o.m. in het Frans en Engels vertaalde artikelen.
MEYER, E.R.
Rijksmuseum: Amsterdam. Paris, Les Editions de la Grange Batelière, 1974. 140 p. Met ill. (Musées du monde).
1e uitg. van de vert. 1966.
Ned.: Het Rijksmuseum. 1965.
PETITE géographie des Pays-Bas. [Composée par le Centre d'Information et de Documentation des Pays-Bas, Utrecht. Réédition révisé. La Haye, Ministère des Affaires Etrangères, 1975. 40 p. Met ill. en krtn.
1e uitg. van de vert. 1970.
Ned.: Kleine geografie van Nederland. 1970.
QUELQUES données sur la construction d'habitation aux Pays-Bas. La Haye, Ministère de l'Habitat et de l'Aménagement du Territoire, Service de l'Information, 1975. 19 p. Met ill.
Ned.: Enige gegevens over de woningbouw. 1975.
TERLOUW, JAN.
Chevalier de l'impossible. Trad. par Robert Petit. Illustrations par J.J. Vayssières. Paris, Editions G.P., 1975. 251 p. (Super-1000).
Ned.: Koning van Katoren. 1971.
TIMMERS, J.
Splendeurs de Rome. Conception et photographies par A. van der Heyden. Paris/Bruxelles, Elsevier-Séquoia, 1975. 120 p. (Merveilles de notre Monde).
Ned.: De glorie van Rome. 1975.
VANDERSTEEN, WILLY.
Le fantôme espagnol. Anvers/Bruxelles, Editions Erasme, 1975. 70 p. Met ill. (Bob et Bobette: 150).
Niet gepagineerd.
Ned.: Het Spaanse spook. 1974. (Suske en Wiske: 150).
VANDERSTEEN, WILLY.
Le prince-dragon. Anvers/Bruxelles, Editions Erasme, 1975. 56 p. Met ill. (Bob et Bobette: 153).
Niet gepagineerd.
Ned.: De nare varaan. 1975. (Suske en Wiske: 153).
| |
| |
| |
Indonesisch
ANCIAUX, PAUL & HERMAN MERTENS.
Tanda-tanda iman. Hubungan antara sakramen dengan iman. Yogjakarta, Penerbitan Yayasan Kanisius, 1974. 60 p. Met ill.
Ned.: Tekens van geloof en zending. 1967.
BOSCH, F.D.K. dan R. NG. POERBATJARAKA.
Çrivyaya, Çailendra dan Sanjayavamça. Diterjemahkan dengan pengawasan dewan redaksi. Dengan kata pengantar oleh Boechardi. Jakarta, Bhratara, 1975. 38 p. (Seri terjemahan karangan-karangan Belanda: 51).
Ned.: Çrivijaya, De Çailendra en de Sañjayavamça. In: B.K.I. 108 (1952), pag. 113-123 en 114 (1956), p. 254-264.
KITAB undang-undang hukum perdata. Diterjemahkan oleh R. Subekti. Guru besar hukum perdata dan R. Tjitrosudibio... Cetakan ke-6. Jakarta, Pradnya Paramita, 1974. 470 p.
1e uitg. van de vert. 1957
Ned.: Burgerlijk wetboek.
KITAB undang-undang hukum dagang dan undang-undang kepailitan. Wetboek van koophandel en Faillissements-verordening. Diterjemahkan oleh R. Subekti dan R. Tjitrosudibio. Cetakan ke enam. Jakarta, Pradnya Paramita, 1975. 292 p.
1e uitg. van de vert. 1956.
MULTATULI. [Ps. van Eduard Douwes Dekker].
Buah renungan. Diterjemahkan oleh Asrul Sani. Dengan kata pengantar oleh Gerard Termorshuizen. Jakarta, Pustaka Jaya, 1974. 145 p.
Bevat een bloemlezing uit de Verzamelde werken, 1950-1953.
ORGANISASI intern. Suatu tanya jawab. [Oleh J.L. Mey dan M.H. Snel]. Dibahas oleh Winardi. Cetakan ketiga. Bandung, Penerbit Alumni, 1975. 186 p.
1e uitg. van de vert. 1969.
Ned.: Theoretische bedrijfseconomie. 1947.
OSSENBRUGGEN, F.D.E. VAN.
Asal-usul konsep Jawa tentang Mancapat, dalam hubungan dengan sistim-sistim klasifikasi primitif. Diterjehmahkan dengan pengawasan dewan redaksi oleh Winarsih Arifin. Dengan kata pengantar oleh Koentjaraningrat. Jakarta, Bhratara, 1975. 48 p. (Seri terjemahan karangan-karangan Belanda: 49).
Ned.: De oorsprong van het Javaansche begrip montjå-pat, in verband met primitieve classificaties. In: Verhandelingen en med. van de Kon. Ak. van Wet., Afd. Letterk. 53, (1917), p. 6-44.
PEURSEN, C.A. VAN.
Itu Tuhan! Beberapa renungan mengenai arti kata Tuhan! Diindonesiakan oleh Dick Hartoko. Yogjakarta, Penerbitan Yayasan Kanisius, 1974. 63 p. Met ill.
Ned.: Hij is het weer. 1967.
[PRINS, W.F.]
Pengantar hukum tata usaha negara Indonesia. [Penterjemah/penyadur:] R.D.H. Koesoemahatmadja. Bandung, Penerbit Alumni, 1975. 101 p.
Ned.: Inleiding in het administratief recht van Indonesië. 1950.
SCHRIEKE, B.J.O.
Sedikit uraian tentang Pranata Perdikan. Diterjehmahkan dengan pengawasan dewan redaksi. Dengan kata pengantar oleh Suhardjo Hatmosuprobo. Jakarta, Bhratara, 1975. 42 p. (Seri terjemahan karangan-karangan Belanda: 51).
Ned.: Iets over het Perdikan-Instituut. In: T.B.G. LVIII, 61919), p. 391-423.
SCROEFF, H.J. VAN DER.
Biaya dan harga pokok. Disusun oleh R. Soemita Adikoesoemah. Bandung, Penerbit Tarsito, 1973. 2 vol. 217 en 323 p.
Ned.: Kosten en kostprijs. 1947.
[SLOT, R.].
Dasar-dasar ekonomi perusahaan. [Penyadur]: Hasan Sidik. Bandung, Penerbit Alumni, 1975. VI, 164 p.
Ned.: Elementaire bedrijfseconomie. 1965-1966.
TINBERGEN, JAN.
Rencana pembangunan. Diterjemahkan oleh A. Hafid. Diperiksa dan disempurnakan oleh Suhadi Mangkusuwondo. Jakarta, Yayasan Penerbit Universitas Indonesia, 1973. VIII, 239 p. Met ill.
Ned.: Ontwikkelingsplannen. 1967.
| |
Italiaans
MEER [DE WALCHEREN], PIETER VAN DER.
Tutto è amore. Incontri con Léon Bloy, Raïssa Maritain, Christine e Pieterke. Ristampa della 4a edizione. [Trad. dal francese di Carlo M. Richelmy. Torino], Edizioni Paoline, 1975. 129 p. (Pensatori cristiani moderni: 7).
1e uitg. van de vert. 1963.
Ned.: Alles is liefde. 1960.
MEER [DE WALCHEREN], PIETER VAN DER.
Uomini e Dio. Trad. di Carlo M. Richelmy. 7a edizione. [Torino], Edizioni Paoline, 1975. 405 p. (Pensatori cristiani moderni: 4).
1e uitg. van de vert. 1955.
Ned.: Mensen en God. 1940-1946.
SCHILLEBEECKX, E.C.F.A.
Cristo sacramento dell'incontro con Dio. Trad. dal tedesco di Ernesto Balducci. Rist. della 7a edizione. Torino, Edizioni Paoline, 1975. 320 p. (Biblioteca di cultura religiosa).
Ned.: De Christusontmoeting als sacrament van de Godsontmoeting. 1958.
SMET, WALTER.
Pentecostalismo cattolico. Editoriale del Leo J. Suenens. Trad. dal francese di Aloisio Albini. Brescia, Queriniana, 1975. 194 p. Giornale di teologia: 87).
Ned.: Ik maak alles nieuw. 1974.
SUENENS, LEO JOZEF.
Lo Spirito Santo nostra speranza. Una nuova Pentecoste? Trad. dal francese di Maria Giovanna Muzi. [Torino], Edizioni Paoline, 1975. 217 p. (Teologia: 5).
Ned.: Een nieuw Pinksteren? 1974.
| |
Spaans
Breve geografia de Holanda. [Composición: Centro de Información y Documentación Geográficas de Holanda, Utrecht. [2a ed. revisada]. La Haya, Ministerio de Asuntos Exteriores, 1975]. 40 p. Met ill.
1e uitg. van de vert. 1970.
Ned.: Kleine geografie van Nederland. 1970.
COPPIETERS, FRANZ.
Problemas de relaciones cominitarias en belgica. 2a ed. Bruxelles, Institut belge d'Information et de Documentation, 1974. 46 p.
1e uitg. van de vert. 1971.
Ned.: De communitaire problemen in België. 1971.
FOUDRAINE, JAN.
Un psiquiatra en busca de su profesión. Trad. por Jem. Cabanes. Barcelona, Edicions 62, 1975. 400 p. (Historia, Ciencia, Sociedad).
Ned.: Wie is van hout... 1971.
PEURSEN, C.A. VAN.
Orientación filosófica. Introduc- | |
| |
ción a su problemática. Trad. por Constantino Ruiz Garrido. Barcelona, Editorial Herder, 1975. 369 p. (Biblioteca de filosofia: 5).
Ned.: Filosofische oriëntatie. 1958.
POLITICA Neerlandesa en pro del desarrollo 1975, [La Haya, Servicio de Información de Cooperación al Desarrollo, Ministerio de Asuntos Exteriores de los Paises Bajos, 1975]. 78 p. Met ill. (Cooperación de Holanda con los paises en desarrollo: 5).
Ned.: Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid 1975. 1975.
VOGEL, CORNELIA J. DE.
A los católicos de Holanda, a todos. Trad. y notas de Antonio Aranda Lomeña. Pamplona, Eunsa, 1975. 147 p. (Temas N.T. 8).
Ned.: Aan de katholieken van Nederland. Aan allen. 1973.
| |
Tsjechisch
GERMONPREZ, FRED.
Zraloci na pobřeži. Přel. Ella Kazdová. Praha, Nakladatelstvi Vyšehrad, 1975. 165 p.
Ned.: Haaien op de kust. 1973.
| |
Zweeds
BOON, LOUIS PAUL.
Lilla kapellets våg. Övers.: Ingrid Wikén Bonde. Stockholm, Forum, 1975. 366 p.
Ned.: De Kapellekensbaan. 1953.
BORN, WINA.
Alla dessa viner. Guide och atlas, Övers. och svensk bearb.: Lennart Thölén. Göteborg, Wezäta, 1975. 158 p. Met ill.
Ned.: Het volkomen wijnboek. 1972.
NOWEE, JAN.
Örnöga går till an fall. 2.uppl. Övers.: Charlotte Löwenhielm. Stockholm, B. Wahlströms Bokforlag, 1975. 156 p. (B. Wahlströms ungdomsböcker: 1838).
Ned.: Arendsoog grijpt in. 1953.
WOLKERS, JAN.
En ros av kött. Övers. av Brita Dahlman. Stockholm, Forum, 1975. 179 p.
Ned.: Een roos van vlees. 1963.
|
-
eind(1)
- Is een klassieke kompositie (interpretatie) naar het schilderij van Garnier
|