nederlandse taal en kultuur in het buitenland
Operatie voorlichting buitenland.
Dit rubriekje wou ik ditmaal beginnen met een groet aan drie dames uit het oosten, die alle drie van onschatbare waarde zijn voor onze internationale kulturele uitstraling (of minder lyrisch gezegd: voorlichting). Ik noem ze in alfabetische volgorde, om zeker niet de indruk te wekken dat een van hen belangrijker zou zijn of meer zou verrichten dan de andere twee. Zofia Klimaszweska, als wetenschappelijk medewerkster verbonden aan het Instituut voor Germanistiek van de universiteit van Warschau en er sedert 1973 lektor Nederlands, staat nog op de drempel van een akademische loopbaan. Haar aktiviteiten zijn zeer verscheiden, maar speciale vermelding verdient wel het feit dat zij een bloemlezing Nederlandstalige verhalen in Poolse vertaling klaar heeft. Wij hopen dat de publikatie ervan in de kortst mogelijke tijd verwezenlijkt mag worden.
Olga Krijtova uit Praag is zozeer bedrijvig als vertaalster dat men er haar werk als docente Nederlands bij zou vergeten. In december 1975 heeft zij de vertaling van maar liefst zés werken van Elsschot voltooid en naar de uitgever gebracht. En alsof dat nog niet genoeg was, is over haar ook te signaleren dat haar vertaling van Couperus' Boeken der kleine zielen begin januari verscheen, op 718 blz. en in een oplage van zomaar 49.600 eksemplaren. Het niet zo goedkope boek was in een minimum van tijd zo goed als uitverkocht. In de wekelijkse ‘top-acht’ van de krant Mladà fronta was het dadelijk het meest verkochte boek van de week. Een anekdote bij die top-acht: de Tsjechische titel op het boek is een letterlijke vertaling van de oorspronkelijke titel: ‘Knihy malych dusi’, maar de krant had daar ‘knihy mladych dusi’ van gemaakt: Boeken der jonge zielen. Zegt de vertaalster: ‘Dat noemen we hier een “drukperskaboutertje”. Het is niet eens zo'n enorme flater: de goede smaak van de lezers heeft immers bewezen dat een klassiek geworden boek eeuwig jong blijft’.
De derde groet gaat naar Claudine Quinet Stojanova, een germaniste van Luikse afkomst, die bedrijvig is aan de Clemens Ochridski-universiteit van Sofia. Haar leergang Nederlands kent er, alle verhoudingen in acht genomen, een grote bijval (wegens plaatsgebrek moeten er gegadigden geweigerd worden). Zij is ook, samen met Nikola Stojanov, naar ik vermoed haar echtgenoot de auteur van een Nederlandse spraakkunst in het Bulgaars, waarvan ik niet veel meer dan de titel kan ontcijferen: Hollandska Gramatika, uitgegeven in 1975 in een oplage van 500 eksemplaren.
Meer in de stilte van de studeer, kamer heeft Josef Kempen even hard gewerkt: hij heeft nu in West-Duitsland een eindwerk voorgelegd voor de ‘Erste Staatsprüfung für das Lehramt am Gymnasium’, waarbij prof. dr. J. Goossens (Münster) zijn promotor was. Al is dit proefschrift niet uitgegeven, zijn unieke karakter brengt me ertoe er toch enkele woorden aan te besteden. De titel ervan luidt: Die Darstellung der Sprachensituation Flämisch-Belgiens in Westdeutschen Schulbüchern. Wie deze rubriek van vroeger kent zal het niet verwonderen dat Josef Kempen hiervoor een echte Augiasstal heeft moeten uitmesten. Hij geeft eerst een situatieschets van de taaltoestand in België (ook al niet overbodig!) en daarna een overzicht van hoe die toestanden in Westduitse schoolboeken voorgesteld worden, in de teksten en op de gebruikte kaarten, resp. voor aardrijkskunde, Duitse taal, geschiedenis en overige vakken. Hij heeft daarvoor 35 handboeken uitgekamd en de rezultaten geinventariseerd.
Een derde deel van het proefschrift geeft een analyse van zijn bevindingen en tenslotte ontleedt Josef Kempen in een vierde deel de gevolgen van de gevonden verkeerde voorstellingen. Het minste wat we daarbij kunnen zeggen: er blijft nog een lange weg af te leggen vooraleer West-Duitsland via de schoolboeken wetenschappelijk korrekt en objektief ingelicht zal zijn over de Belgische taaltoestanden! Het zou jammer zijn als het werk van Josef Kempen zonder verder gevolg zou blijven.
Tot slot nog een bericht uit een geheel andere hoek van de wereld: professor J.R. Verster en de docenten C.W. Malan en A.C. Viviers van het departement Afrikaans en Nederlands der universiteit van de Oranje-Vrijstaat te Bloemfontein, zijn de auteurs van verschillende werken over Nederlandse letterkunde. Ik vermeld: Die kunsbeginsels van die Tagtigers, Lucebert en die eksperimentele poësie en Spektrum van die Nederlandse letterkunde. H.J. Engelbrecht van het departement Kommunikatiekunde van dezelfde universiteit publiceerde van zijn kant Poort na Atlantis, een struktuuranalyse van Lampo's Komst van Joachim Stiller. Al die werken verschenen bij uitgever P.J. de Villiers, Bloemfontein, die ze tijdens een plechtigheid aldaar overhandigde aan R. Tyberghein, Belgisch konsul-generaal. Deze schonk dan op zijn beurt een