houden op een gevoel dat eraan verwant is - gesust met sociale sentimentaliteit. Die sentimentaliteit is de stimulans geweest voor de zogenaamde volksstukken.
Ook Rooie Sien is zo'n volksstuk geweest, dat zijn tijd te lang heeft overleefd. Voor de inhoud ervan bestaat niet de geringste interesse meer. Je kunt in dat soort gevallen twee dingen doen: de vervalsing van menselijkheid, wat zo'n stuk in wezen steeds is geweest, ironiseren of romantiseren. Frans Weisz heeft het in die laatste richting gezocht. Niet in een echt stevige romantiek, eerder in een soort gematigd romantisch realisme. Dit lijkt een beetje op een contradictio in terminis. Maar die kontradiktie is dan ook typerend voor de film. Sommige gedeelten zijn met de romantische kamera behandeld; andere gedeelten zijn geregisseerd in een peuterig realisme.
Dat peuterige realisme maakt zelfs grote delen van de film volkomen dood. Bijv. het optreden van de ouders Breman, de schoonouders van Rooie Sien, die als prostituee in Amsterdam woont. Nog vernietigender is zelfs het optreden van Kees Brusse als Ko, de man van Rooie Sien, die haar in een z.g. woedevlaag wurgt. Volgens de traditie van het smartstuk moet die man een ‘goeie kerel’ zijn. In het peuterige realisme wordt hij een energieloze sul van een vent, van wie je haast zou zeggen, dat hij door zijn levenslustige vrouw terecht uit haar bed en haar wereld werd gezet.
In zekere zin is de door Ko gepleegde moord op zijn vrouw het kerngegeven van het verhaal, omdat de dochter van Rooie Sien daaruit haar rankune trekt tegenover mens en leven. Maar die rankune kan, omdat de achtergrond zo schlemielig is, nergens houvast vinden. Daardoor komt, in verhaaltechnische zin, het hele geval ‘Rooie Sien’ in de lucht te hangen.
Enige redding is er door de inslag van een nostalgie naar het teater-verleden in de tijd, toen Rooie Sien nog als een sociale werkelijkheid gespeeld werd. Die nostalgie heeft iets mijmerend poëtisch, de richting die voor Frans Weisz eigenlijk de meest aangewezene is.
Is het realisme in Rooie Sien van een peuterig karakter, in de verfilming van Heere Heeresma's Zwaarmoedige verhalen bij de centrale verwarming is het realisme toegepast, dat ook in de Noordnederlandse literatuur dikwijls zeer geslaagde kreaties heeft opgeleverd. Het is een vorm van klein realisme. Ik bedoel het realisme niet van de peuterige, maar van de gevoelig minutieuze beschrijving van dingen die passen in een patroon van beperkt dagelijks leven.
De vier regisseurs, die de ‘zwaarmoedige verhalen’ hebben gefilmd, hebben aan dat kleine realisme telkens een eigen, persoonlijk kachet weten te geven. Als totaliteit is dat realisme typisch Noordnederlands - naar de schijn misschien wat verouderd, maar in wezen een kundig werken met aanwezige vermogens.
Het verschijnsel dat zich in de verfilming van die ‘zwaarmoedige verhalen’ aftekent, is interessant genoeg om er uitvoerig op in te gaan. Dat geldt ook voor de zeer belangwekkende film van René van Nie Kind van de zon, waarin het kleine realisme van de gevoelig minutieuze beschrijving is aangevuld met een echte dramatiek. Een verwijdende dramatiek. Omdat ik echter al (te) veel ruimte heb opgeëist zal dit moeten wachten tot de volgende aflevering.
D. Ouwendijk