sering behoort, geen vat. Dit komt omdat Lucassen een tematiek zonder niveauverschillen (in de zin van: niets is zeker, alles is mogelijk), behandelt.
Op het ogenblik dat de nasleep van Pop-Art aan het uitmonden is in het Hyperrealisme, onderzoekt Lucassen omstreeks het einde van 1970 in hoeverre wij schilderkunstig gekonditioneerd zijn, m.a.w. in hoeverre is het mogelijk te slagen in een ‘Probatie tot het maken van een slecht schilderij’. Wanneer een kunstenaar zoals Lucassen, het utopische van zijn probatie zeer goed begrijpend, iets op het doek brengt, dan is dit gebonden aan kunde en verworvenheden. Hoever kan ik deze ‘wetenschap’ achter mij laten? Ver, maar niet ver genoeg, want de probatie mislukte. Op het ogenblik dat de beeldende motivering van heel wat kunstenaars zoek raakt, of uitdooft in één stijl, komt Lucassen via deze ‘mislukking’ tot een aantal beeldende mogelijkheden, die verruimend werken, en in zijn werk van 1971 bijdragen tot een op het eerste gezicht onmogelijke kompositorische oplossing binnen de samenvatting van het schilderij. Een drie maanden lange zelfdestruktie was het klimaat waarin dit schilderij tot stand kwam. Hiermee bedoel ik geen anti-schilderkunst, want Lucassen heeft nooit uit een anti-houding tot de schilderkunst gewerkt, daar staan zijn twijfels borg voor. Alhoewel het resultaat door middel van een illustratie bij deze uiteenzetting niet gepubliceerd kan worden, toch moet op de voortdurende invloed van dit schilderij op zijn werk na 1970 de nadruk worden gelegd.
Van dan af raakt Lucassen zich meer en meer bewust dat beeldende kunsten niet eksklusief intellektueel kan zijn, maar wel
Lucassen. De vampier (1974, 180 × 200)
degelijk een uitdrukking is van een bepaalde emotie, die eerder door hem in het schilderij gekontroleerd werd maar nooit afgezworen. Kunst is in die zin steeds een mysterie, d.w.z. het omvat een aantal dingen die niet altijd direkt te verklaren zijn.
Is in dit verband het verborgene bij Lucassen steeds aanwezig geweest, dan was er ook altijd een aspekt dat dan toch verklaarbaar was voor de kijker die de dingen niet emotioneel kon ervaren. Gebeurde er in het schilderij voor hem niets dat zeer hevig prikkelde, dan bleef er nog genoeg over om een soort van aanvaardbare half-teoretische beschouwing te geven.
In het recente werk van Lucassen gaat het emotionele meer en meer gepaard met het mysterie, het verborgene, het ongrijpbare, zoals in het schilderij De vampier, 1974. Het benadrukt nog maar eens de diversiteit in de schrijfwijzen en kompositorische konceptie bij Lucassen. Is het