een elektronische muziekpresentatie, koncerten door radio-ensembles, voorts door het Concertgebouworkest, het Rotterdams Philharmonisch Orkest, kamermuziekensembles uit het Residentie Orkest en het Utrechts Symfonie Orkest, het Gaudeamus Kwartet, Syrinx Quartet, Ensemble Brass Art, het koor ‘San Andreas Fault’, het Nederlands Vocaal Ensemble, enz., enz.
Geen geringe wapenschouw. De enige instellingen die het lieten afweten: de Nederlandse omroepzuilen. Er werden enkele ‘dwarsdoorsnedes’ uitgezonden en dat was dat, ekstra zendtijd werd niet afgestaan.
De jury van de ISCM, samengesteld uit Dr. Jos Wouter (voorzitter), Jean Claude Eloy, Ton de Leeuw, Arne Nordheim en Peter Schat, zag zich voor een waanzinnige taak geplaatst, de beoordeling in slechts drie dagen van: 168 orkestpartituren, 88 komposities voor kamerorkest, een 41-tal werken voor koor en orkest, 30 voor koor alleen, 166 kamermuziekstukken en nog 55 komposities met ondermeer elektronika, gevat onder het hoofd diversen.
Door zichzelf de bepaling op te leggen dat alleen meer recente werken in aanmerking konden komen, raakte men aardig door het probleem heen. Toch niet korrekt tegenover de inzenders! 26 komposities werden geselekteerd (een schifting uit 29 landen), waaraan nog een 7-tal werken ter aanbeveling werden toegevoegd.
Voor het Gaudeamus-kompositiekonkoers kwamen dit jaar, opmerkelijk mager, slechts 17 komposities uit de bus. Dit selektiewerk werd verricht door Ton de Leeuw, Jos Kunst, Jean-Claude Eloy, Helmut Lachenmann en Jan W. Morthenson. Ditmaal een keuze uit 155 komposities, uit 24 landen toegezonden. Een twaalftal kwam aan bod. Mager maar begrijpelijk. In één week 41 komposities beluisteren (en beoordelen), waarvan ruim één-derde nieuw, gaat tot de grens van het opnemingsvermogen.
Doordat bij de ISCM ditmaal was afgezien van de grote namen (geen Boulez, Stockhausen, Kagel, Penderecki, Berio enz.) groeiden ISCM en Gaudeamus sterk naar elkaar toe, overheerste het workshopkarakter ook buiten de workshops zelf.
Een uitzondering kon men maken voor het uitstekend voorbereide koncert door het Rotterdams Philharmonisch Orkest op vrijdag 25 oktober in de Rotterdamse De Doelen. Twee boeiende Nederlandse werken: Reinbert de Leeuws Abschied en Willem Breukers BV Haast, met daarbij als goede kontrasten de uiterst virtuoze krulletrekkerij van Niccolo Casteglioni (Arabischi in de hoogste liggingen, laag schuwt Castiglioni ook niet, maar dat middengebied mijdt hij als de pest) en de ongewoon ascetische, ingetogen puurheid van Morton Feldmans Cello and Orchestra.
Breuker houdt van ondermijnende aktiviteiten; voor het in snel tempo afgeschreven BV Haast waren nodig: symfonie-orkest, koncertmeester en kontrabassistannex-akteur, minimaal één dirigent, twee vechtende suppoosten, een dier (liefst gevaarlijk) met oppasser, vogel in kooi, springtouw, Feyenoord-vlaggetje. Maar gemusiceerd werd er wel degelijk ook, al bij het stemmen klonk Tsjaikofsky's Notenkrakerssuite en ook wat de overige noten betreft werden er een aantal ‘gekraakt’ in de zin van geciteerd.
Wordt de Romantiek door Breuker op losse schroeven gezet, De Leeuw neemt dit tijdperk (én het onze, zelden is zo overduidelijk gebleken dat de neo-Romantiek hoogtij viert) zeer au sérieux, een hoogst intrigerende gewaarwording!
Romantiek manifesteerde zich ook in stukken als Aus aller Welt stammende (gebaseerd op vier niet synchroon vertolkte Poolse volksmelodieën) van Zygmunt Krauze, Lunar Possession Manual 1973 van Burr van Nostrand (zonder gevoel voor maat: magische klanken van de Azteken, idem uit Perzië, Bali, invokaties van vliegende en mensetende goden alsof het niets is) en het juist zeer ingehouden Opus 6 van Wolfgang von Schweinitz, volgens het Ligetiprocédé.
Opmerkelijk was voorts het grote aandeel van de Aziatische komposities. Heel knap geïnstrumenteerd klonk Chronoplastic for orchestra van Joji Yuasa, een komponist die ook in de lichte muze zijn mannetje staat. Het klinkt altijd wel bij de Japanse avantgardisten. Persoonlijkheid is weer een andere zaak. Zoals de cellist Siegfried Palm eens zei: ‘Je krijgt het van een Japans komponist precies zoals je het hebben wil’. Eksakt op maat. Effektvol en dekoratief. Doorgaans meer Frans dan Duits van stijl (veel Messiaen). Maar kwa eksperiment doorgaans aan de veilige kant.
Persoonlijkheid is Tona Scherchen echter niet te ontzeggen. Haar Bien sprong er uit, helaas niet kwa uitvoering. Op datzelfde koncert tekende ik een sympatiek werkstuk van de Iranees Doriansch Dowlatshahi aan: een door Varèse beïnvloede Rotation, ondanks enkele zwakke plekken veelbelovend. Een nieuwtje bracht Curtis O.B. Curtis door in A song of degrees de pianosnaren aan te strijken. Ook deze