Ons Erfdeel. Jaargang 18
(1975)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
editie geworden omdat men in dit fraai album interessante gegevens vinden kan: over de officiëlel gezelschappen (KNS-Antwerpen, KVS-Brussel, NTG-Gent, Reizend Volksteater-Antwerpen, Groot Limburgs Toneel, Koninklijk Jeugdteater-Antwerpen), over de BRT (luisterspelen en televisie), over de kleine teaters en over de kamertoneelensembles. Bovendien worden we terdege ingelicht over de gastvoorstellingen die in ons land werden gegeven en over de opvoeringen van Vlaamse werken.
Het boek besluit met indeksen van de auteursnamen en toneelstukken en van de direkteurs en regisseurs. Daardoor krijgt men een overzichtelijk beeld van de prestaties die in dit seizoen geleverd werden.
Bijzonder aantrekkelijk en van uitzonderlijke dokumentaire waarde zijn de foto's, vooral omdat dit jaar voldoende aandacht besteed werd aan illustraties die ons een denkbeeld geven van de dekorbouw in de Vlaamse toneelwereld. Herhaaldelijk heb ik op het ontbreken van dat soort materiaal gewezen. Het verheugt mij bijgevolg dat de redaktie in die leemte voorzag. Zij ging zelfs verder door als centraal tema voor het boek de teaterruimte te kiezen. Aan een aantal terzake bevoegde specialisten werden enkele vragen gesteld. Jammer genoeg replikeerden slechts een paar van de aangeschrevenen, nl. Johan De Meester (over het Vlaamse Volkstoneel), Marc Cammaert, Werner De Bondt, Fons Goris en Andrei Ivaneanu. Wat zij echter over dit onderwerp schrijven loont de moeite, al zal men nu en dan wel eens van mening verschillen over de teorieën die de voornoemden verdedigen.
Gegevens en foto's over de mime-ensembles (een tekort dat ik evenzeer heb aangeklaagd) zijn er nog niet, doch de redaktie geeft de reden aan waarom er op dat stuk niets werd gepubliceerd, nl. dat de mime nog niet op een behoorlijk professioneel peil staat. Er wordt nochtans beloofd dat deze sektor niet uit het oog wordt verloren. We hebben weliswaar nog geen Marceau in Vlaanderen maar wat er gepresteerd wordt, loont vaak de moeite.
Het boek bevat daarenboven drie ‘In Memoriams’, (Dirk Decleir, Gerard Vermeersch en Ernest Verryck). R. Vanopbroecke wijdt beschouwingen aan marginale uitingen van het teater, zodat het beeld van het professioneel Vlaams toneel in '73-74 vrij volledig is.
Meer dan eens heb ik de lof gezongen van deze uitgave. De aanmerkingen die ik daarbij formuleerde waren steeds konstruktief gericht. Met een en ander werd rekening gehouden. Andere suggesties verliep het minder goed (statistische gegevens, kritisch kommentaar, ed.). Niettemin ben ik erg opgetogen over de ernst waarmede de redaktie (Karel Hemmerechts, Mark Hermans, Rik Larivière, Antoine Moerman, Vincent Peeters, Fons Van Impe en Roland Vanopbroecke) werkt. Ik ben ook blij dat het meteen vaststaat dat de kontinuïteit van deze jaarboeken verzekerd is. De werken zijn als informatiemateriaal ongemeen belangrijk. Het kontrast met vroeger jaren, toen er nagenoeg niets werd vastgelegd in de toneelwereld, is enorm. Bij zo'n bemoedigende vaststelling past dankbaarheid. Dankbaarheid eveneens voor de publikatie van ‘Teaterinformatie’, een bloemlezing van recensies en bijdragen over toneel, evenals het Teaterjaarboek uitgegeven door de zorgen van de Dienst Letteren en Dramatische Kunst van het Ministerie van Nederlandse Kultuur.
Al is er inzake teaterpublikaties in Vlaanderen nog geen reden tot jubelen, toch gaan we erop vooruit. Rik Lanckrock |
|