liberalisme binnengebracht in de onafhankelijkheidsbeweging van wat de Verenigde Staten van Amerika worden zou. In de politieke draaikolk was hij een voorbeeld van onverzettelijkheid, maar ook van een wijsheid, die weinig leek te passen bij het wilde avontuur der federatievorming. Anders dan Cromwell en Robespierre was hij een ‘grand old man’.
Een soortgelijke wijsheid woonde ook in ‘onze’ Willem de Zwijger.
Maar dat ‘onze’ moet alvast tussen aanhalingstekens staan, want Oranje was allesbehalve een ‘Hollander’ - al beschouwen Hollanders hem als hun vader des vaderlands. Een Rijnlander van geboorte, opgevoed in Brabant en met name te Brussel, Franstalig in het persoonlijk verkeer - zijn stervenswoorden zijn bekend genoeg wat dat betreft - ‘een vorst des rijks verkoren’ en ‘vrij onvervaerd’ van wege zijn Zuidfrans prinsdom Orange. ‘Hollander’ alleen, omdat hij, vechtend met de rug tegen de muur, wel inziet, dat alleen het Hollandse polderland een laatste, nog houdbare bastion kan vormen. Hij gaat erheen, allerminst uit voorkeur, maar ‘om er zijn graf te vinden’, zoals hij (in het Frans) schrijft.
Maar toch: ‘onze’, want als de beide koninkrijken, die uit de scheuring der Nederlanden zijn ontstaan, een demokratische ondergrond hebben, dan is het omdat de Boergondische aristokraat die de Zwijger was, de idee der veelvormigheid in politieke strukturen uit de Middeleeuwen had overgehouden en nieuw doordacht, zodat ze kon worden gemoderniseerd. Terwijl het Absolutisme in zijn dagen de onmiddellijke toekomst kon hebben - Lodewijk XIV zou er het zinnebeeld en de verpersoonlijking van zijn - redde Oranje de middeleeuwse gedachte, dat het volk er niet is voor de heerser, maar ‘de prince’ om wille van ‘de ondersaeten’. Tegenover de kalvinistische ekstremisten moest hij het wel vaak afleggen: hij kon ze in de strijd niet missen en was ook één der hunnen geworden - maar toch wist hij, tegenover hun drijven, een minimum van tolerantie te redden voor straks.
Die ideeën van historische kontinuïteit in de radikale vernieuwing en van echte koeksistentie-in-vrijheid, zijn tans aktueler dan in enig vroeger tijdperk. De bestudering ervan kan niet alleen intellektuele verrijking brengen, maar ook politieke bezinning. Het (voorlopig) beste boek over dit alles is, in het Frans, dat van Yves Cazaux, Guillaume le Taciturne en, in het Nederlands het levenswerk van Rob. van Roosbroeck, dat tans zijn definitieve vorm gekregen heeft.
Beiden spreken voor zichzelf - al verschillen de politieke achtergronden van die twee auteurs hemelsbreed. Schrijver dezes gaf er een inleiding aan mee, waarin het bovenstaande nader wordt belicht. Politiek misschien een vreemd trio, maar historisch is er veel meer konvergentie dan men denken zou.
Hier leeft geschiedenis. Onze geschiedenis. In al haar spannende aktualiteit.
Prof. Dr. Hendrik Brugmans, Den Haag