wijzen (‘We willen, als de slag moet vallen, dat de begrafenis die van een vorst zij’ - J. Sabbe, 5 maart 1901). Het is tevens door toedoen en op kosten van Mevr. Ameye dat J. Sabbe de Brugse beeldhouwer G. Pickery naar Antwerpen zond om het dodenmasker en een afgietsel van de hand van Benoit te maken. Op 23 februari 1901, twee weken voor de dood van Benoit, schrijft Sabbe aan Leontine Ameye ‘... en samen zullen we het waarderende boek maken dat over Peter en zijn kunstwerk moet geschreven worden...’ en op 8 maart, de dag van de dood van Benoit: ‘Bewaar maar alles over deze dood, 't zal te pas komen als we ons boek schrijven’. Wanneer hij dan in 1902 zijn boek Peter Benoit, zijn leven, zijn werken, zijn betekenis publiceert is het ‘De Weledele Mevrouw Ameye-Dobbelaere’ opgedragen. Aan haar had hij overigens een groot deel van het manuskript gedikteerd, aangezien een oogkwaal hem tijdelijk half blind had gemaakt.
Ook Keurvels schreef verschillende brieven aan de dames Ameye, meestal in verband met Benoit-koncerten onder zijn leiding waar zij de harppartijen vertolkten maar ook enkele brieven met belangrijke gegevens over de laatste dagen van Benoit, over verdwenen partituren, over Benoits testament en over het verzamelen en uitgeven van zijn werken door het Benoitfonds. Bij de dood van Sabbe schrijft Keurvels: ‘...Zij zijn nu beiden weg, de twee grote mannen in wier warme en trouwe vriendschap wij beiden ons mochten verblijden...’ (5 maart 1911).
Ernest Brengier was vooral bevriend met Caecilia Ameye. De Grétrykring voerde te Izegem onder haar impuls, op 28 februari 1904, Grietje op, een lyrisch drama op tekst van Ferd. Rodenbach en met muziek van Brengier. Hij schreef werken voor harp voor haar en komponeerde verschillende liederen op gedichten van haar hand (onder andere Harpzang; Iets, Niets!). Mijn Siegfried, eveneens op tekst van Caecilia werd door Brengier ‘hoogachtend en eerbiedig opgedragen aan de familie Ameye-Dobbelaere, schrandere en vaderlandslievende beschermers der eigen kunst in Vlaanderen’. Caecilia wijdde in 1947, zeven jaar na de dood van Brengier verschillende bladzijden van een dagboek aan hem.
Top Naeff, de Noordnederlandse schrijfster die ook een rol speelde in het leven van Johan Daisne, was gedurende veertig jaar lang innig bevriend met Caecilia Ameye. Haar belangrijkste boek Voor de poort (1911-'12) speelt zich voor een groot deel af in en rond het Nitterveld en in haar laatste werk Zo was het ongeveer (1950) wijdt zij enkele passages aan dit landgoed. Uit één van haar brieven aan Caecilia geef ik het volgende citaat: ‘... Wij hebben in ons lange leven niets dan goeds van elkaar ondervonden... en onze vriendschap altijd als een deel gevoeld van die ene grote gedachte: ons taalgebied te handhaven en het te eren in ons werk’ (1950). Anderzijds vertaalde Caecilia het boek Stille getuige van Top Naeff in het Frans en zorgde de familie Ameye ervoor dat op 10 november 1912 de Grétrykring te Izegem van Top Naeff het stuk De schoonzoon van Mijnheer Poirier opvoerde.
Zorgde tussen de jaren 1893-1914 de Grétrykring te Izegem voor het naar buiten treden van de banden tussen de Ameyes en de genoemde kunstenaars, ook in het domein Nitterveld hadden geregeld openluchtopvoeringen en binnenhuiskoncerten plaats. De meest spektakulaire daarvan waren de uitvoering van Oedipus te Colonna, opera van Sacchini, op 31 augustus 1906 ter gelegenheid van het 29e Taal- en Letterkundig kongres, waar ruim honderd schrijvers, dichters, neerlandici aanwezig waren, en de vertoning van Iphigenia in 1910 en van Philoctetes in 1911.
Al speelt het Nitterveld sinds twintig jaar niet meer zo'n grote rol als tijdens de daaraan voorafgaande halve eeuw, toch is het niet helemaal verdwenen uit de kulturele wereld. In 1967 draaide de romancier Astère Michel Dhondt er zijn film Wedijver. Daarover en over zijn belevenissen te Louise-Marie schreef hij in Gezangen en gebeden (1969, p. 68-75, 92-93) het hoofdstuk Enkele dingen over mijn eenzame reis naar Louise-Marie. Bovendien is de huidige bewoner van plan om de luister van vroeger opnieuw te laten uitstralen. Daartoe werd op 30 augustus j.l., in samenwerking met het Festival van Vlaanderen, in het domein een openlucht-huldekoncert Peter Benoit georganiseerd. Ruim 700 aanwezigen beluisterden in het avondschemer Benoits pianosonate, strijkkwartet, enkele liederen, de premiere van Weest gelukkig, dit alles op originele wijze afgerond met jazzvariaties op tema's van Benoit, bewerkt door E. Verscheuren, E. Gistelinck en F. Sunder. De heer Louis Ameye verzekerde ons dat dit initiatief zeker zal worden voortgezet, niet alleen met openluchtkoncerten, maar ook met uitvoeringen in de ruime hall van zijn woning. Aldus zal weer worden aageknoopt met wat Benoit op 7 juli 1900 schreef aan Camiel Ameye: ‘Sticht neven den Muziekberg eene Toonvallei’.